Toen de god van het voetbal neerdaalde in Groningen en Enschede
© Imago
PRO

Toen de god van het voetbal neerdaalde in Groningen en Enschede

Het moet zoiets zijn geweest als de nieuwe paus die aan zijn gelovigen verschijnt. Witte rook met een gouden gloed. In 1959 speelde de toen achttienjarige Pelé twee wedstrijden in Nederland. Vijftig jaar na dato maakte VI een reconstructie van een megafestatie. Vanwege zijn overlijden is het verhaal gratis te lezen.

‘Ik zal de namen van mijn ploeggenoten bij het nationale elftal en bij mijn club Santos nooit vergeten. Onze tijd was puur, onschuldig, bijna ruw en doeltreffend, de eenvoud was nog niet verdrongen door de invasie der techniek. Niets was modern in die tijd. Ons shirt was van slecht katoen, de broek was te kort en de schoenen zwaar. Die broeken: ik hou ervan om naar oude wedstrijden te kijken waar je veel van de benen en dijen van de spelers ziet. Het is nu allemaal wat eleganter. Het voetbal zelf is ook veranderd, en de regels zijn verbeterd. Maar die regels zouden niets betekenen zonder al die idolen, die die regels op het veld interpreteren, zonder diegenen die het spektakel in het voetbal brengen.’

Pelé, in zijn biografie Mijn leven

De man met de zware schoenen die desondanks gewichtsloos over het veld leek te zweven, landde in 1959 voor het eerst in Nederland. Van Groningen wist-ie niet waar het lag en de naam Enschede heeft hij zonder gesputter nooit kunnen uitspreken, maar toch heeft Edson Arantes do Nascimento er legendarische voetstappen achtergelaten. In Het Oosterpark en het Diekman-stadion voetbalde Pelé twee indrukwekkende wedstrijden met zijn club Santos.

Pelé deed ooit de blasfemische uitspraak: 'Ik heb weleens gehoord dat ik beroemder ben dan Jezus Christus.' Helemaal uit te sluiten valt dat niet

De regerend kampioen van 1958 in Brazilië vormde op dat moment The Harlem Globetrotters van het internationale voetbal. Op een haast genadeloze wijze ventte Santos de wereldtitel uit, die Brazilië in 1958 had veroverd in Zweden. Voor minimaal vijfduizend dollar kwamen de mannen een wedstrijd spelen, ze zorgden voor een vleugje samba en luisterden de avondvullende voorstelling ook nog op met wat kunstig hak- en volleywerk. Botafogo, ook zo’n huurlingenleger, deed dat eveneens. Dat speelde in 1959 wedstrijden tegen Willem II, Fortuna ’54 en Feyenoord. Botafogo had Garrincha, Het Kleine Vogeltje, dat op het WK van Zweden prachtig had gefladderd. Maar Santos was anders, specialer, alles overstijgend. Santos bracht de WK-gangers Pepe en Zito mee. En Santos had Pelé.

Pelé was op dat moment de Shirley Temple van het voetbal. Een kindsterretje nog. Kersvers topscorer van de Braziliaanse competitie met 61 goals. Een jaar eerder had hij op zeventienjarige leeftijd het WK naar zijn hand gezet. In de eerste twee duels met Oostenrijk en Engeland werd Pelé nog door bondscoach Vicente Feola aan de kant gehouden. Daarna was er één en al betovering. Een goal in de kwartfinale tegen Wales, een hattrick in de halve finale tegen Frankrijk, twee doelpunten in de met 5-2 gewonnen eindstrijd tegen gastland Zweden. Zijn openingsgoal in de finale beklijft nog steeds als een poster in zwart en wit. Pelé lobde de bal over een plaatselijke verdediger, liet de man in bevroren toestand achter, om vervolgens met een volley het net achter doelman Sven Karlsson te laten dansen.

Dat Wunderkind kwam dus naar Nederland. Als topattractie van circus Santos. Komt dat zien, komt dat zien! En ze kwamen, in grote drommen, omdát ze hadden gezien. Het WK in Zweden was het eerste grote voetbaltoernooi dat rechtstreeks op tv was uitgezonden. Helden waren tot leven gekomen in een decor van ongekende werkelijkheid. Tegenwoordig spatten voetballers vanuit Bangkok tot aan Paaseiland in breedbeeld de huiskamer in, internet levert ongevraagd de meest vreemde trivia over spelers en de verbeelding is allang uitgeschakeld.

In de jaren vijftig waren de legendes van voetballers echter nog het product van de fantasie. Brazilië leek oceanisch ver weg, voetbalbeelden kwamen in flarden, je was vooral overgeleverd aan het mannetje van de radio. Ad van Emmenes vertelde met een hoorspelstem iets over een intrigerende spelsituatie en de hunkerende geest creëerde er vanzelf beelden bij. Hoorde je dat Pelé óók in staat was de 100 meter binnen de elf seconden te lopen, dan duurde het maar even of achter de gesloten ogen kwam een zwarte schim à la Jesse Owens voorbij geijld. Hoorde je dat Pelé óók wel 1 meter 80 hoog kon springen, of in de illusie koos al snel een atleet als Charles Dumas het luchtruim. En zo werd de mythe al snel sterker dan de werkelijkheid.

Pelé ondervond het aan den lijve. Hoewel nog niet in het bezit van een rijbewijs kreeg hij in 1958 na terugkeer uit Zweden een auto (Romisetta) cadeau. De heerschappij over een nieuw wereldrijk zat er bij inbegrepen. ‘Het WK van 1958 vormde mijn grote doorbraak’, zo liet Pelé optekenen in zijn biografie. ‘Ik stond over de hele wereld op de voorpagina van alle kranten en tijdschriften en direct na onze eindzege kwam Paris Match met een omslagverhaal waarin stond dat er een nieuwe koning was opgestaan. Die benaming bleef hangen en al gauw werd ik Koning Pelé genoemd. Of simpelweg O Rei, De Koning. Mijn vrienden zeiden dat ik een echte koning was omdat ik door het volk was gekozen.’

Welgeteld 22 wedstrijden in 45 dagen en zeventien verplaatsingen naar een ander land. De spelersvakbond bestond nog niet. Als sprinkhanen hopten de sterren van Santos de wereld over

En het volk kreeg zijn koning te zien, oh zeker. Santos trok in 1959 de wereld over als de schitterende geleider van het nieuwe geluk. ‘Brazilië stond in het buitenland bekend om zijn aansprekende speelstijl en Santos werd daarvan als de vertegenwoordiger bij uitstek gezien’, vervolgt Pelé. ‘Er was veel vraag naar ons, en de clubleiding wilde die belangstelling maar wat graag omzetten in klinkende munt. Met als gevolg dat we voortaan regelmatig tripjes gingen maken, meestal eentje per half jaar; begin van het jaar in de rest van Amerika en in het midden van het jaar naar Europa.’

Op 20 mei 1959 hees het voorname gezelschap zich in een vliegtuig dat speciaal ter beschikking was gesteld door de Braziliaanse regering. Ambassadeurs van het land dienden comfortabel te reizen. Zeker omdat het een trip zou worden met een mensonterend ritme. Welgeteld 22 wedstrijden in 45 dagen en zeventien verplaatsingen naar een ander land. De spelersvakbond bestond nog niet. Als sprinkhanen hopten de sterren van Santos de wereld over. En dat met een selectie die uit slechts zeventien spelers bestond, onder wie twee tere jochies van nog maar zestien jaar. Een van hen was Coutinho, die na Pelé zou uitgroeien tot de grootste speler van Santos.

De Lage Landen maakten op 2 juni voor het eerst kennis met deze afgezanten van een hogere voetbalbeschaving. Santos arriveerde in Groningen per trein. Wat uitstapte was een elftal dat het komende decennium een heuse dictatuur over het Braziliaanse voetbal zou leggen. In de jaren zestig zou het elftal van Pelé liefst zeven keer landskampioen worden. ‘Het toenmalige Santos was een klasse apart’, stelt Pelé dan ook in zijn biografie.

Je betaalde veel, maar dan kreeg je ook wat. Namelijk: Pelé, nóg een wonderkind en een berg bagage zoals een Groninger krant het in 1959 omschreef. Pelé: ‘In de voorhoede van Santos stonden Pepe, die samen met mij in het nationale elftal had gespeeld, Pagão en Coutinho. Pepe was razendsnel en kon ontzettend hard schieten. Internationaal is hij amper bekend, maar hij heeft na mij wel de meeste doelpunten voor Santos gemaakt. Pagão was een technisch zeer begaafde speler, al was Coutinho volgens mij de betere midvoor. Hij was een belangrijke steun en toeverlaat voor mij. We stonden bekend om onze één-tweetjes of tabelinhas, snelle, korte passes over en weer om de tegenstanders die ons dekten, in de luren te leggen. We trainden er vaak op en waren er echt ontzettend goed in.

De rol van Garrincha werd vervuld door Dorval die ik vaak onze George Best van de rechtervleugel noemde. Op het middenveld speelde de soevereine Zito, een uiterst intelligente speler die altijd het overzicht behield. Bovendien stond centraal achterin Mauro, die in 1962 aanvoerder van het Braziliaanse elftal zou worden, met daarachter op doel WK-veteraan Gilmar. Santos was een echte doelpuntenmachine; in die jaren sloten we zo’n 85 procent van onze wedstrijden winnend af.’

De wereldkampioen van 1958. Achteraan vanaf links: bondscoach Vicente Feola, Djalma Santos, Zito, Bellini, Nílton Santos, Orlando en Gilmar. Vooraan: Garrincha, Didi, Pelé, Vavá, Mário Zagallo en fysiektrainer Amaral.
© VI
De wereldkampioen van 1958. Achteraan vanaf links: bondscoach Vicente Feola, Djalma Santos, Zito, Bellini, Nílton Santos, Orlando en Gilmar. Vooraan: Garrincha, Didi, Pelé, Vavá, Mário Zagallo en fysiektrainer Amaral.

Omdat de Braziliaanse grootmacht veel te sterk werd geacht voor het in 1956 naar de Eredivisie gepromoveerde GVAV, was Feyenoord als tegenstander aangezocht voor de wedstrijd in Groningen. Het kon niet verhinderen dat een stad op stelten stond bij het koninklijke bezoek uit Brazilië. Gerard Helsma kan zich de dagen dat hij dezelfde lucht ademde als Pelé, nog haarfijn voor de geest halen. Hij was in 1959 tien jaar en verwerkte zijn indrukken van toen in een boekje genaamd De Zwarte Parel in het Groninger Oosterpark. Helsma kan de bijzonderheden nog zo oplepelen.

Voor Hotel Hofman, waar Santos resideerde, was het drie dagen lang een drukte van jewelste, de Brazilianen trainden met keiharde muziek en Pelé verbaasde de kinderen die om zijn handtekening vroegen door ze stuk voor stuk een muntje in de uitgestoken hand te drukken. In de Braziliaanse beleving van Pelé waren alle kinderen bedelaars. Helsma vertelt ook nog dat hij de nacht vóór de wedstrijd van opwinding niet had kunnen slapen en ’s middags speciaal voor de gelegenheid nog snel een knipbeurt onderging. ‘Voor vijftig cent bij kapper Schaap aan de Kerklaan.’ Want je zou maar Pelé tegen het toen al dure lijf zijn gelopen.

In vergelijking met andere wereldsteden als Madrid, Milaan en Wenen was de statuur van Santos in Groningen anders. Overal waar Pelé en de zijnen opdoken, vormden zij de hoofdact, in Groningen was dat echter Klaas Schipper. Boekhouder en scheidsrechter en desondanks zeer populair. Schipper had gefloten op de Olympische Spelen van 1948 in Londen en daarna in het internationale voetbal jarenlang gefungeerd als grensrechter van Leo Horn. Samen hadden ze in 1953 op Wembley de legendarische wedstrijd Engeland-Hongarije (3-6) tot een goed einde gebracht. Toen Schipper in het voorjaar van 1959 op 32-jarige leeftijd zijn afscheid aankondigde, besloten de Groninger notabelen Smid en Kuil Santos te strikken voor een heuse afscheidswedstrijd. Op de middag voor de aftrap kreeg Schipper een receptie in Hotel Hofman, te midden van de verbouwereerde Brazilianen. Een paar jaar geleden is er in het wijkje Van Starkenborch een straat naar hem vernoemd.

Ook Pelé ondervond op 3 juni 1959 dat er die dag in Groningen niets boven het sterrendom van Klaas Schipper ging

Ook Pelé ondervond op 3 juni 1959 dat er die dag niets boven het sterrendom van Klaas Schipper ging. Achttienduizend mensen op de gevaarlijk volgepakte tribunes van Het Oosterpark zagen hoe de nieuwe vedette van het wereldvoetbal op zijn nummer werd gezet door de stoïcijnse scheidsrechter uit Groningen. ‘Op een gegeven moment wilde Pelé zich laten wisselen, hij had het wel gehad met al die wedstrijden kort achter elkaar’, herinnert Helsma zich nog. ‘Schipper, een persoonlijkheid van hier tot gunder, ging echter op zijn strepen staan. Die blafte tegen Pelé iets in de geest van: Jij bent voor het eerst in Nederland, er zitten duizenden mensen speciaal voor jou op de tribune, jij blijft gewoon. En Pelé bleef, heel opmerkelijk!’

En dat was maar goed ook, want Pelé deed in Het Oosterpark de adem stokken, zo valt uit de vele krantenverslagen van de volgende dag te lezen. ‘Met passes en schoten waarvoor Pieters Graafland al zijn talenten nodig had’, zo luidt een frase. De Feyenoord-doelman had uiteindelijk geen weerwoord op een verraderlijke schuiver van Pelé en intikkertjes van Coutinho en invaller Pagão. De Rotterdammers verloren met 3-0 van Braziliaanse voetbalvolmaaktheid zoals het spel van Santos in de kranten werd omschreven. ‘Pelé en zijn ploeggenoten waren uitermate snel op de sprint, waardoor geen enkele Feyenoorder ertegen opgewassen was, dirigeerden met hun voeten de bal precies daarheen, waarheen ze hem wilden hebben, bleken bij machte om topsnelheid in een onderdeel van een seconde om te zetten in een volkomen stilstand, zonder ook maar een ogenblik de controle over de bal te verliezen. Perfect.’

De reactie van Cor van der Gijp op de 3-0 nederlaag is een tikje droger. Potverdikkie, roept de dertienvoudig international als we hem vijftig jaar later naar zijn herinneringen van Feyenoord-Santos vragen. Toeval bestaat, zegt hij dan. ‘Geloof het of niet, maar ik had het vanochtend nog met mijn kleinkinderen over Santos’, aldus Van der Gijp. ‘Die kinderen zijn helemaal idolaat van de Braziliaanse voetballers van nu. Maar ik heb nog steeds het idee dat de Brazilianen van tóén veel beter waren. Die hadden een niveau dat wij nooit konden bereiken. Het was hemels! En ik kan het weten, want ik heb tegen ze gespeeld.’

'Als Pelé in Santos 1 speelde, waren wij op zijn minst Santos 2. Dachten we. Nou, die illusie was snel weg. Het begon al met de warming-up'

Rollende ogen, klakkende tong. Nog steeds. ‘Jongen, ik weet niet wat het is met die Brazilianen. In 1958 zaten wij met Feyenoord al in het stadion van Stockholm te kijken naar de WK-finale tussen Brazilië en Zweden. Toen al was Pelé ongelooflijk goed. Brazilië had die wedstrijd ook met dubbele cijfers kunnen winnen. Later speelden wij met Feyenoord nog eens in de halve finale om de Europa Cup I tegen Benfica. Ook een ploeg met allemaal Braziliaanse invloeden. Wij dachten vooraf dat we nog wel kans maakten, maar op het veld hebben ze ons alle hoeken laten zien. Wat zeg ik: alle straten van Lissabon! Die bal bleef maar rondgaan. Ze hebben ons zeker een half uur voor lul laten lopen.’

‘Maar goed, Santos, 1959. Feyenoord had met spelers als Pieters Graafland, Kerkum, Schouten, Veldhoen, Rijvers en Moulijn best een goed ploeggie. Om de Europa Cup deden we het niet onaardig. En we waren ook nog eens uitgenodigd in Groningen te komen voetballen. We kwamen daar dus met best wat valse kapsones aan. Als Pelé in Santos 1 speelde, waren wij op zijn minst Santos 2. Dachten we. Nou, die illusie was snel weg. Het begon al met de warming-up. Die jongens hielden samen de bal hoog en die is – en nou moet ik schatten – vervolgens zeker dertig minuten niet op de grond geweest. Dertig minuten! Ongelooflijk, het leek wel intimidatie. Alsof ze ons een minderwaardigheidscomplex wilden bezorgen. Nou, dat is gelukt hoor. In de wedstrijd was het niet anders. Steeds als we dachten dat we parallel met de Brazilianen liepen, schakelde Santos heel gemakkelijk een tempo hoger. Zij konden doen wat ze wilden en wij konden alleen maar spartelen.’

Tussen Groningen en Enschede ligt hemelsbreed zo’n 130 kilometer. Echter niet voor de reislustigen van Santos. Die deden over de trip naar Overijssel tien dagen en legden onderwijl aan in Milaan, Düsseldorf, Nürnberg, Genève, Hamburg en Hannover. In de middag van 14 juni arriveerde de Pelé-express dan toch in Enschede, per trein. Dat het zover kwam is een heidens karwei geweest, zo blijkt uit een interview uit die tijd met penningmeester Henny Walhof van SC Enschede. ‘Toen de prijs om Santos te halen werd genoemd, werd het stil aan de telefoon. Ik ben in het betaalde voetbal wel aan bedragen gewend geraakt, doch dit had ik voor één wedstrijd voor onmogelijk gehouden’, aldus de verbouwereerde Walhof. Alleen al aan telefoon-, telegram- en portokosten was SC Enschede voor de onderhandelingen met de belangenbehartigers van Santos vijfhonderd gulden kwijt.

Santos bleek in die dagen zaken te doen met managers in Spanje en Zwitserland. Via via kwam Walhof begin 1959 in contact met Roberto I. Fauszlegier, de officiële gevolmachtigde voor Europa van Santos, die in Hamburg woonde. Correspondentie uit het archief van Sportclub Enschede geeft een prachtig inkijkje in het spel van loven en bieden dat destijds nodig was om een wedstrijdje tegen de virtuozen van Santos te regelen. Want die hadden voor hun Europese trip liefst zestig uitnodigingen van tegenstanders ontvangen. Uiteindelijk werd afgesproken dat Santos voor de komst naar Enschede een ‘schadeloosstelling’ zou krijgen van zesduizend dollar, hetgeen in 1959 stond voor 22.500 gulden. Daarnaast bedongen de Brazilianen 84 hotelovernachtingen mét volpension. Walhof liet in het contract opnemen dat Santos in Enschede met zijn sterkste elftal zou aantreden en liet daarbij één naam expliciet op papier vastleggen. ‘Inclusief Pelé.’ Geheel onverstandig bleek dat later niet.

Ook in Enschede gierde de decemberneurose van: hij komt, hij komt al in mei van dat jaar door de straten. Vier weken vóór het duel tussen SC Enschede en Santos op 14 juni waren er al zestienduizend kaarten verkocht. Daarvan waren er liefst 1.700 afgezet rond de Duitse grensplaats Nordhorn. Rob Wilmink, tegenwoordig trots eigenaar van een privé-museum met bijzondere voetbalitems, kan zich de opwinding nog levendig voor de geest halen. ‘Als kleine jongen heb ik die dag uren voor het Parkhotel in Enschede staan wachten tot Santos zou arriveren’, vertelt de inwoner van Losser. ‘Ik móést hem zien. Ik had al wat Polygoon-beelden van Pelé gezien, maar was pas echt betoverd door een verhaal over hem in Revu. Vanaf het moment dat bekend was dat Pelé naar Enschede kwam, was je alleen nog maar met die wedstrijd bezig. Elke dag reed je even langs sigarenmagazijn Nagels aan de Hengelosestraat, want die had zijn hele etalage ingericht met foto’s van Santos. Elke dag zag je het aanplakbiljet dat Pelé naar Enschede kwam. Prachtig toch?’

De penningmeester zwaaide met het contract waarin hij de inclusief Pelé-bepaling had laten opnemen en sprak er vier woorden bij met onvermoede kracht. 'Geen Pelé, geen geld'

Dagblad Tubantia slaagde er in die dagen zelfs in een heus interview te plaatsen met Pelé. Daarbij trad pater Deodato ten Kate op als tolk. Die was toevallig in zijn geboorteplaats Enschede om geld in te zamelen voor zijn Braziliaanse missie. De eerwaarde ontlokte de aanstaande heilige in het Parkhotel zowaar nog een primeur. Pelé had geen trek om naar Real Madrid te vertrekken dat hem voor anderhalf miljoen dollar wilde kopen, zo vertelde hij de geestelijke. ‘Ik heb het prima naar mijn zin in Brazilië. Ik heb met 7.200 gulden per jaar een goed basissalaris en voetbal ook nog eens in een voor mij vertrouwde omgeving’, aldus Pelé, die ook nog onthulde welk beroep hij zou uitoefenen indien hij niet was gaan voetballen. ‘Ik geloof piloot, in ieder geval iets met vliegtuigen.’ De verslaggever van Tubantia was ook nog opgevallen dat Pelé, een erkende melkdrinker, continue een kop koffie voor de neus had staan maar er nog niet eens aan nipte. ‘De beste voetballer van de wereld heeft de koppen koffie vermoedelijk alleen besteld uit commerciële overwegingen ten behoeve van de koffieplanters in zijn vaderland’, zo concludeerde de krant.

Dat zou zomaar kunnen, want voetbal en commercie hadden elkaar ook toen al de hand gereikt. ’s Lands kruidenier die op de kleintjes let, had in de dagbladen groots uitgepakt met een ronkende advertentie. Onder de kop ‘Braziliaans koffie-elftal in Nederland’ werd er hulde gebracht aan de hardnekkigheid van SC Enschede om de baltovenaars van Santos naar Nederland te halen. ‘Geniet van die formidabele wedstrijd, geniet van dat perfect uitgekiende spel. Geniet ook – net als duizenden andere Nederlanders – van uw kopje AH-koffie. Perfect uitgekiende melanges…., met échte Santos-bonen!’

Overigens heeft Pelé het Diekman-stadion in Enschede bijna niet gehaald. Ploeggenoot Pepe ook niet trouwens, want die was per abuis door een bestuurslid van Santos opgesloten in zijn hotelkamer. Pelé wilde de wedstrijd tegen SC Enschede laten schieten vanwege vermoeidheid. Wie zijn biografie leest begrijpt dat de toen achttienjarige voetballer soms niet eens wist in welke stad hij nu weer ontwaakte.

In de wedstrijd tegen SC Enschede stuit Pelé dit keer op doelman Jan van de Wint.
© VI
In de wedstrijd tegen SC Enschede stuit Pelé dit keer op doelman Jan van de Wint.

‘Het jaar waarin dit reizen en trekken begon, 1959, was een compleet gekkenhuis’, aldus Pelé. ‘Met al mijn verplichtingen bij de club, voor het nationale elftal en als militair, speelde ik in dat jaar in totaal 103 wedstrijden voor vijf teams: Santos, Brazilië, een all-starteam van spelers uit São Paulo, het elftal van mijn legerbasis en het militaire elftal. Negen keer speelde ik twee wedstrijden binnen 24 uur en één keer drie wedstrijden binnen 48 uur. Geen enkele beroepsvoetballer zou tegenwoordig nog zo’n speelschema accepteren. Op onze eerste Europese trip speelden we in nog geen zes weken tijd 22 wedstrijden. Het was echt gekkenwerk, er was amper tijd om te herstellen en vaak niet eens genoeg tijd om van het ene stadion naar het andere te reizen.’

‘Toch wonnen we op deze trip dertien wedstrijden, tegen vijf keer een gelijkspel en vier keer verlies. Een van onze nederlagen leden we tegen Europa Cup I-winnaar Real Madrid, dat destijds als het beste elftal van Europa gold. Het heette dat in de wedstrijd tegen Santos beslist zou worden wie zich officieus het beste elftal ter wereld mocht noemen, maar het was een ongelijke strijd. Het was voor ons de veertiende wedstrijd op rij tijdens deze tournee (in bijna evenveel landen) en we zaten er helemaal doorheen.’

Henny Walhof heeft Enschede daarop behoed voor een Pelé-loze zondag. De penningmeester zwaaide met het contract waarin hij de inclusief Pelé-bepaling had laten opnemen en sprak er vier woorden bij met onvermoede kracht. ‘Geen Pelé, geen geld.’ Dat laatste hielp, want om geld was het Santos te doen en Pelé kwam dartelen in Het Diekman. De bevrijde Pepe ook en ze maakten er met hun ploeggenoten weer een wervelende show van. Ze dribbelden, hakten en scoorden er lustig op los. Pelé zelfs drie keer, terwijl Coutinho en Dorval de andere treffers achter doelman Jan van de Wint schoten.

Bij Pelé’s inslaande kopbal zetten de duizenden op de tribune spontaan de Abe-Abe-yell in. Lenstra, toen twintig jaar ouder dan Pelé, kon het echter niet

Bij de eerste goal van Pelé gebeurde er nog iets bijzonders, zo meldde de Twentsche Courant. Bij Pelé’s inslaande kopbal zetten de duizenden op de tribune spontaan de Abe-Abe-yell in. Lenstra, toen twintig jaar ouder dan Pelé, kon het echter niet, de ingehuurde versterkingen Dick Tol (Volendam) en Tonny van der Linden (DOS) evenmin. Ze stuitten met Santos op de overtreffende trap van voetbal. Dagblad Tubantia had het over superieure kwaliteiten. De Twentsche Courant schreef over een baltempo dat zo hoog lag dat de Enschedeërs naar adem snakten. Over één aspect verschilden de kranten van mening. Volgens de TC waren er 21.800 toeschouwers in het Diekman-stadion, terwijl de teller van Tubantia naar 24.000 mensen ging die op 14 juni een ongedachte reis langs sterren en planeten beleefden.

Want dat was het, zo beaamt Arend van der Wel. ‘Je moet het zo zien’, graaft de oud-speler van SC Enschede in het verleden. ‘Toen wij in 1958 met Sportclub in De Goffert de beslissingswedstrijd om het kampioenschap verloren van DOS, werd in Zweden het WK gespeeld. We hadden thuis net televisie, een Loewe, gekocht voor 1.020 gulden. Ineens zagen we daar dat mannetje door de huiskamer dribbelen. Pelé, zeventien jaar nog maar. Op die leeftijd viel hij al op door zijn enorme sprongkracht en een ongelooflijk hard schot. Hij maakte dat toernooi geloof ik zes goals, terwijl hij de eerste twee wedstrijden nog niet eens meespeelde. Zweden had destijds al een grote ploeg, met Gunnar Gren en Nils Liedholm die bij AC Milan voetbalden. Tegen het Brazilië van Pelé hadden ze in de finale geen schijn van kans. Ik herinner me een kopbal van hem, waarbij hij zó hoog sprong en zijn hoofd met zó’n kracht tegen de bal sloeg; dat hadden wij nog nooit gezien!’

Pelé versus Feyenoorder Cor Veldhoen in Groningen.
© VI
Pelé versus Feyenoorder Cor Veldhoen in Groningen.

‘En die Pelé kwam dus een jaar later naar Enschede. Het was een mega-happening, onvoorstelbaar zo groot. Wij, de spelers, waren in de wolken. Later, toen de wedstrijd tegen Santos naderde, verdween de goede stemming bij mij. Ik was aanvoerder van SC Enschede maar moest tegen Santos op de bank beginnen. Omdat de organisatoren bang waren voor een slachtpartij tegen Santos, waren Dick Tol en Tonny van der Linden uitgenodigd als gastspelers. Ondanks die zogenaamde versterkingen verloren we nóg met 5-0, kun je nagaan.’

‘Met Jan van de Wint, Joop Odenthal, Joke Weustink, Abe Lenstra, Joop Janssen, Rinus Schaap en Richard Brousek had SC Enschede in die jaren een heel goed elftal, we hadden twee of drie keer kampioen van Nederland moeten worden. Desondanks waren we kansloos tegen Santos. Hotseknotsen kan iedereen, ik ben helemaal freak van technisch voetbal. Nou, dat laatste liet Santos zien. Die mannen trapten niet tegen de bal, ze aaiden hem. Allemaal virtuozen. Pelé scoorde tegen ons drie keer, maar wat me het meest is bijgebleven is het spel van Zito. Wat een ge-wel-di-ge middenvelder. Hij trapte uit stand zo een lob van veertig meter over onze keeper.’

Gastspeler Tonny van der Linden kan zich dat niet meer herinneren. De spits van DOS weet sowieso niet veel meer van de kastijding die hij die avond tegen Pelé onderging. Of toch wel. ‘Op de terugweg van Enschede naar Utrecht heb ik een kat dood gereden. Hij stak ineens de weg over. Ik heb nog uit alle macht geremd, maar dat mocht niet baten.’

De zelfbenoemde koning van het wereldvoetbal overleefde de Europese expeditie van Santos wel. Vier jaar later keerde Pelé nog een keer terug om zijn derde en laatste wedstrijd in Nederland te voetballen. In Amsterdam won het Nederlands elftal op 2 mei 1963 een vriendschappelijke interland tegen Brazilië met 1-0. Wat hem in Groningen en Enschede niet lukte, kreeg Pelé in Amsterdam wel voor elkaar. Al na een half uur verliet hij het veld. Volgens zijn directe tegenstander Rinus Bennaars was dat omdat de Braziliaan het met hem als opponent helemaal niet meer zag zitten. Volgens Pelé geschiedde zijn vroege wissel omdat hij Pelé is. Want als je Pelé bent kun je veel maken, in ieder geval het veld uitlopen wanneer de lust tot voetballen verdwenen is.

Niet voor niets deed Pelé ooit een blasfemische uitspraak. ‘Ik heb weleens gehoord dat ik beroemder ben dan Jezus Christus.’ Helemaal uit te sluiten valt dat niet. In 1959 heeft hij Enschede en Groningen in ieder geval bekeerd.

Gerelateerde artikelen