Bennie Muller, de Ajax-icoon die de Europese gloriejaren nét misliep
© Pim Ras
PRO

Bennie Muller, de Ajax-icoon die de Europese gloriejaren nét misliep

De fameuze mistwedstrijd van december 1966, toen Ajax grootmacht Liverpool met 5-1 vernederde, was hij erbij. Zoals zijn naam ook op de spelerslijst terug te vinden is bij vier landskampioenschappen voor de Amsterdamse club (1960, 1966, 1967 en 1969) en bij de eerste Nederlandse Europa Cup I-finale ooit (1969). Bennie Muller is dan ook niets minder dan een clubicoon, al voelde de op 85-jarige leeftijd overleden middenvelder dat lang niet altijd zo.

Yoeri van den Busken sprak Bennie en ook zoon Danny Muller in 2012 voor de toenmalige VI-serie Vaders en Zonen. Het leverde een prachtig verhaal op. Ter nagedachtenis aan de 43-voudig Oranje-international, die tot ver in het nieuwe millennium nog immer een gevreesd duo vormde met zijn maatje Sjaak Swart, bieden we dat op deze plek nogmaals aan.


In het smalle trappenhuis op een hoek van de Haarlemmerstraat ruikt het naar tabak. Het is een laatste vleugje van de mythe van de voetballer en zijn sigarenzaak. Twaalf jaar geleden ging Bennie Muller met pensioen. Nu woont de 74-jarige Amsterdammer boven de winkel en is de geur van vroeger in de muren getrokken. Het herinnert hem nog dagelijks aan de tijd waarin Sigarenmagazijn Bennie Muller een begrip was en de eigenaar zes dagen per week van zeven tot zeven publiek bezit.

'Sjaak Swart en mijn vader: twee mopperende mannen die voetbal ademen. Het zijn net die oude muppets op het balkon'

Het kopen van kaarten voor wedstrijden van Ajax kreeg vooral in de jaren zestig en zeventig een extra dimensie wanneer Muller zelf achter de toonbank stond. Zijn vrouw heeft weleens geopperd om naast de keuken een bar, krukken en koffiepot neer te zetten. Konden de klanten er even lekker bij gaan zitten als het weer over voetbal ging.

Maar die zoete inval is voorbij en een verdieping hoger heeft de oud-international zijn rust terug, met dank aan de interventie van twee kinderen met relativeringsvermogen. ‘De deur stond letterlijk altijd open’, zegt Danny Muller (43). ‘Iedereen legde beslag op mijn vader. Elke zaterdag kwamen hele groepen langs, en ze aten allemaal mee. Een eigen leven had hij niet. Mijn moeder wilde ons gezinnetje ook weleens centraal stellen. Toen mijn zus wat groter en mondiger werd, nam zij min of meer het initiatief om die kring wat kleiner te maken. Ja, ik ben beschermd opgevoed, maar voel me daar heerlijk bij. Als ik mijn ouders een dag niet spreek, klopt er iets niet. We doen en delen alles met elkaar. Als ik een mooi oud verhaal over mijn vader lees, schieten de tranen in mijn ogen. Die familieband is zó hecht, dat kun je niet beschrijven. We zitten niet meer te wachten op al die aandacht van buitenaf. Hoeveel echte vrienden hou je over? Twee, drie? Uiteindelijk merk je toch dat veel mensen je tegenvallen.’

Stofzuiger

Bennie Muller zit aan de keukentafel en wrijft over zijn voet. De tijd dat hij met een ferme sprint een stelende junk in de kraag vatte, ligt ver achter hem. Twintig jaar geleden kreeg hij een nieuwe heup. Binnenkort wacht hem een knieoperatie. ‘Want die is ook helemaal naar de verdommenis.’ En dan die enkel; sinds het voorjaar van 1969 voelt hij de pijn. ‘Erfenisje van onze vriend Willem van Hanegem, die goeie voetballer… Hij schopte iedereen in puin. En mij ook. Ik had gewoon zes weken niets moeten doen, maar ik wilde die eerste Europa Cup-finale tegen AC Milan halen en ben te vroeg begonnen. Ik kon in Madrid alleen de tweede helft spelen. Langzaam maar zeker is die voet helemaal naar binnen gaan staan.’

Een zilveren sigarettenkoker en drie asbakken met inscriptie zijn de relikwieën van een interlandloopbaan die tien jaar duurde. Bondscoach Elek Schwartz had een zwak voor de technisch begaafde stofzuiger van Ajax, die de professionalisering in het voetbal voorzag maar het zelf niet meer meemaakte. Hij verliet Ajax in 1970, na dertien seizoenen en 426 officiële duels. Rinus Michels voerde een verjonging door, trok Nico Rijnders aan maar beloofde Muller dat hij nog genoeg aan bod zou komen. Het bleef echter bij een paar invalbeurten.

'Tien jaar heb ik Rinus Michels niet aangekeken. Ik was even geen Ajacied meer. Voelde me in de maling genomen, omdat mij van alles was beloofd'

Door het bestuur werd hij steevast ondergewaardeerd. Internazionale en Feyenoord informeerden naar hem, hij kon naar de Verenigde Staten en de voorzitter van Standard Luik stuurde zijn Jaguar zelfs naar de Haarlemmerstraat. Telkens noemde Ajax absurde bedragen en fluisterde voorzitter Jan Melchers op samenzweerderige toon Muller in zijn oor dat hij blij moest zijn met de sigarenwinkel en zijn aangename bestaan als bekende Amsterdammer. ‘Ik had geen zaakwaarnemer of vader die namens mij kon praten’, zegt hij. ‘Dus lulden ze me elke keer weer onder tafel.’

Toen sterspeler Johan Cruijff zich sterk begon te maken voor hogere salarissen, deelde Muller niet meer mee in de winst. ‘In mijn laatste seizoen verdiende ik, inclusief premies, krap tienduizend gulden. Een jaar later kreeg Heinz Stuy een tonnetje. Voor een reservekeeper…’

Sjaak Swart, óók uit 1938, is zijn trouwe metgezel. De vriendschap duurt al ruim zestig jaar. In plaats dat ze tijdens voetbalwedstrijden gewoon naast elkaar op de bank voor de televisie gaan zitten, delen ze hun kennis en kritiek via de telefoon. Zag je dat? Ongelooflijk, hè? Die kan er he-le-maal niks van. ‘Twee mopperende mannen die voetbal ademen’ zegt Danny Muller. ‘Het zijn net die oude muppets op het balkon.’

Bennie Muller en Sjaak Swart werpen een kritische blik.
© Pro Shots
Bennie Muller en Sjaak Swart werpen een kritische blik.

Maar er zijn ook grote verschillen. Swart kreeg zijn plaats in de geschiedenis als Mister Ajax. Na een nederlaag is het chagrijn sterker dan zijn eetlust en hij loopt tegenwoordig met twee petten op over het jeugdcomplex, want de verstokte clubman runt tevens een behoorlijke talentenfabriek. Tussen Muller en Ajax is er wat meer afstand. Hij is een familieman die zich wentelt in het geluk dat vijf kleinkinderen hem geven. De twee dochters van Danny spelen bij hockeyclub Amsterdam. Daarnaast is hij soms zes dagen per week bij AFC, waar de zonen van zijn dochter Petra voetballen. Zwijgend staat hij dan langs de lijn, als positief-kritische observator. ‘De oudste is de beste voetballer, maar niet zo’n knokker. De jongste heeft heel veel karakter. Ziet alles, stelt zich goed op. Hij lijkt op zijn opa. Een geboren voetballertje.’

In tegenstelling tot Swart, die een afscheidswedstrijd kreeg aangeboden en geridderd werd door de koningin, hield Muller zich een tijdlang afzijdig. ‘Tien jaar heb ik Michels niet aangekeken. Ik was even geen Ajacied meer. Voelde me in de maling genomen, omdat mij van alles was beloofd. Nooit heeft iemand erkend dat ik slecht behandeld ben. Doordat ik veel vrienden en kennissen daar had zitten, is dat clubgevoel langzaam maar zeker toch weer teruggekomen. Ik ben nu 62 jaar lid… Het heeft me wel pijn gedaan. Veel mensen dachten dat Ajax goed is geweest door een sigarenwinkel voor me te kopen. Maar ze leenden me alleen het geld: dertig mille. Ik heb het tot de laatste cent terugbetaald. Met rente.’

Terwijl Sjaak Swart laatst met zijn kenmerkende eerzucht het shirt van Lucky Ajax weer aantrok, onderging Bennie Muller een kleine hartoperatie. ‘Ik had me te druk gemaakt. Boem, daar zit je dan. Sjakie traint en voetbalt nog, doet elke dag zijn oefeningen. Heeft nog nooit in een ziekenhuis gelegen. Zo wil iedereen graag oud worden. Ik vind het maar niks, die kwaaltjes. Het is die nervositeit. Als ik hier voor de deur in mijn auto stap, heb ik al twee keer bonje gehad voordat ik bij de eerste brug ben.’

'Tientallen familieleden van mijn moeders kant zijn vergast. Elke keer als ik die oude buurt zie, ben ik helemaal van de kaart'

Maar dan gaat ’s avonds om half negen de telefoon en is het zijn jongste kleinzoon die alleen maar even zegt: ‘Opa, welterusten.’ Die twee woorden doen hem elke dag weer beseffen hoe rijk hij is.

Ze mijmeren vaak over een verhuizing naar Vinkeveen. Het is er nog steeds niet van gekomen. Een oude eik moet je niet verplaatsen, vindt zijn zoon. Diep in zijn hart wil Bennie Muller dat waarschijnlijk ook niet. Hij ergert zich soms aan Amsterdam, maar kan er ook intens van houden. Met het klimmen der jaren is hij weemoediger geworden. Hij rijdt regelmatig door de Watergraafsmeer, waar het oude Ajax-stadion heeft gestaan.

‘En op weg naar De Toekomst ga ik vaak binnendoor. Over de Prins Hendrikkade. Langs Artis en de Plantage Doklaan, waar mijn grootouders in de oorlog zijn weggehaald. Tientallen familieleden van mijn moeders kant zijn vergast. Elke keer als ik die oude buurt zie, ben ik helemaal van de kaart. Heel gek is dat. Ik weet alles nog. Als ik erover praat, moet ik oppassen dat ik niet ga janken. Daardoor heb ik soms ook die hartritmestoornissen. Ik ben snel emotioneel. Mijn oudere broer is tien jaar dood. Man, alsof het gisteren is gebeurd… De tijd lijkt alleen maar sneller te gaan. Een week is een dag en een dag is een uur. Daarom moet je met volle teugen van het leven genieten.’

Namens Ajax in duel met Johan Plageman van DOS.
© VI
Namens Ajax in duel met Johan Plageman van DOS.

Meedogenloos

Danny Muller behoort tot de categorie zonen van beroemde vaders voor wie zijn achternaam eerder een last is geweest. Daar kwam in zijn tienerjaren nog een tweede hindernis bij. Hij had enige tijd verkering met Chantal Cruijff. ‘Ik stond met 2-0 achter’, zegt Muller. ‘Als ik goed speelde, was het normaal. Als ik slecht speelde, had ik de techniek van mijn moeder.’

Johan Cruijff brak in 1988 met Ajax en werd trainer van Barcelona. Danny Muller volgde zijn spoor. Hij was al door de Spaanse club gescout tijdens het Euro-voetbaltoernooi in Groningen. ‘Ik tekende mijn contract pas na het trainingskamp op Papendal, want ze wilden me wel eerst zien. Het was dus niet zo dat Johan het even vlug heeft geregeld. Sommige mensen adviseerden me lekker bij Ajax te blijven. Maar ik kon naar een prachtige club en ging daar twintig keer meer verdienen. Nou, wat moet je dan? Dan ga je.’

'Als Danny Jansen of Van Klaveren had geheten, was hij veel verder gekomen', stelt zijn vader

De aanvallende middenvelder hield het een jaar vol. Hij trainde met de A-selectie en speelde in Barcelona B, samen met Tito Vilanova en Jordi Roura, sinds dit seizoen respectievelijk hoofdcoach en assistent van het eerste elftal. Cruijff stelde Muller een paar keer op in beker- en oefenduels, maar de deur bleef dicht, mede vanwege de regel dat er maar drie buitenlanders tegelijk mochten spelen. ‘Hoewel de familie Cruijff ontzettend goed voor me is geweest, was ik toch voor het eerst weg uit mijn vertrouwde omgeving. Tegenwoordig gaan er tien vluchten per dag. In die tijd kon je niet zomaar heen en weer vliegen. Daar had ik het best moeilijk mee.’

Het was op een vrijdag dat Bennie Muller door de sigarenwinkel scharrelde. Hij keek naar buiten en daar stond zijn zoon, in de etage te staren. ‘Was Danny stiekem even overgekomen. Zelfs Johan wist nergens van.’

Heimwee en een nieuwe lokroep van Ajax voerden de negentienjarige voetballer terug naar Amsterdam. Sinds zijn achtste was hij opgegroeid bij de club die door insiders zo vaak als warm wordt omschreven, maar ook meedogenloos kan zijn voor het eigen bloed. ‘Als hij Jansen of Van Klaveren had geheten, was hij veel verder gekomen’, stelt zijn vader.

Bennie Muller is niet vergeten hoe Jordi Cruijff werd behandeld nadat zijn vader, die in 1987 nog de Europa Cup II had gewonnen, met pek en veren uit De Meer was verjaagd. ‘Ze wilden hem óók afvoeren. Ik heb me nog sterk gemaakt voor Jordi, want hij had iets bijzonders. Hij dribbelde met twee voeten en dat kunnen weinig spelers. Maar bij Ajax vonden ze hem dus niet goed genoeg. De mensen waren een beetje jaloers, denk ik. Het leven hangt van kinnesinne aan elkaar.’

Bennie Muller en Johan Cruijff samen op de bank bij het Nederlands elftal in 1968.
© Nationaal Archief
Bennie Muller en Johan Cruijff samen op de bank bij het Nederlands elftal in 1968.

Vooroordelen

In de jaren tachtig stond Danny Muller model voor de perfect geschoolde Ajax-voetballer. Knappe kop, blonde lokken, hagelwitte tanden, brutale oogopslag. En een puntgave techniek. Op straten en grachten viel er voor hem geen eer meer te behalen. ‘Het is misschien stom om te zeggen, maar ik speelde altijd in mijn eentje. Ik had geen tegenstand op dat pleintje. Zei ik tegen de buurtjongens: Jullie met z’n allen tegen mij. Voor een ijsje. Anders wilden ze niet me met voetballen.’

De idylle van zijn jeugd werd vrij snel doorgeprikt. ‘Ik zal een jaar of tien geweest zijn dat ik me er voor het eerst bewust van werd dat alle ogen op mij gericht waren. Dat er trainers waren die mijn vader niet pruimden en het over mijn rug uitspeelden. Dat iedereen vooroordelen heeft als het om bekende kinderen gaat. Voor Jordi is dat nog tien keer zwaarder geweest. En zodra je dat in de gaten krijgt, wordt het irritant.’

'Misschien had Bobby Haarms last gekregen van zijn geweten, want in het openbaar ging hij zich verontschuldigen voor het feit dat Danny het slachtoffer was geworden van zijn rancune'

Bennie Muller zag wat er gebeurde, maar stond machteloos. Wat rest, is de verwondering. ‘Danny kwam terug uit Barcelona en ging weer bij Ajax spelen. Bobby Haarms was trainer van het tweede. Ik had hem ooit uit het eerste elftal verdreven; dat heeft hij me altijd kwalijk genomen. Vrijwel iedereen kreeg dat seizoen een kans in het eerste, behalve Danny. Terwijl hij aan de lopende band scoorde. Een paar jaar voor zijn dood, tijdens een bijeenkomst in het Olympisch Stadion, pakte Bobby opeens de microfoon en riep hij mij naar voren. Misschien had hij last gekregen van zijn geweten, want in het openbaar ging hij zich verontschuldigen voor het feit dat Danny het slachtoffer was geworden van zijn rancune. Ik heb die excuses nooit volledig geaccepteerd, want hij had er wel erg lang mee gewacht.’

‘Ik realiseerde me dat mensen mij niet objectief vonden als het om mijn zoon ging. Daarom hield ik me ook zo veel mogelijk in. Maar wat sommige trainers flikten… Danny is een innemende jongen. Hij heeft de uitstraling van zijn moeder. Maar dan ben je populair en daar hebben mensen moeite mee. Ze gunden hem die transfer naar Barcelona niet. Daar kon ik me wel aan ergeren. Ik lees nog steeds dat hij het allemaal aan Johan te danken had. Nou, dat hebben ze er dan mee bereikt. Als Danny nou niet kon voetballen… Maar hij behoorde tot de grootste talenten van Ajax. Hij heeft altijd moeten vechten tegen die naam. Eigenlijk is het een ongelijke strijd geweest.’

Overleven

Bennie Muller zegt het, 43 interlands ten spijt, zonder aarzeling. ‘Danny was beter dan ik. In alles. Maar ik heb er veel meer voor gedaan. Dat heeft ook te maken met je afkomst. Na de oorlog gingen mijn ouders scheiden. Een tijdje ben ik met mijn vader alleen geweest. Hij verkocht fruit aan de deur. Mijn broertjes en zusje zaten in een tehuis, omdat hij niet voor iedereen kon zorgen. In ben in 1938 geboren. Wat had ik? Alleen de bal. En oude kicksen met twee gaten. Op straat ging ik door tot elf uur ’s avonds. De littekens staan nog in mijn hoofd, want ik kwam regelmatig onder een fiets. Ik ben nog wel diamantslijper geworden, maar in het voetbal blonk ik uit en dan ga je ervoor. Tegenwoordig haken veel talenten af. Ze hoeven maar te kikken en ze hebben dit of dat. Juist kinderen die het zwaar hebben gehad in hun jeugd, groeien vaak uit tot topsporters.’

De transfer die Ajax hem door de neus boorde, kreeg zijn zoon uiteindelijk wél. Standard Luik ontdekte Danny Muller in de beloftencompetitie. Maar in België brak hij drie keer een middenvoetsbeentje. Later stond hij op het punt een contract te tekenen bij Southampton en verdraaide hij zijn knie. Bij SC Cambuur, zijn laatste club, raakte hij zeven maanden kwijt door een enkelkwetsuur. Daardoor eindigt zijn cv bij 173 competitieduels in twaalf seizoenen. ‘Ik sta positief in het leven. Je bent op aarde om te genieten, dus ik ben blij met wat ik heb meegemaakt’, klinkt het berustend.

Los van de fysieke ongemakken oppert zijn vader dat hij niet serieus genoeg is geweest. ‘Danny kon zich vrij aardig redden, maar heeft er niet alles voor gelaten. Bij hem was het altijd lang leve de lol. Tijdens serieuze wedstrijdbesprekingen maakte hij medespelers aan het lachen. Hij was een gangmaker.’

'Mijn vader is te eerlijk, hè. Dan ben je een bedreiging voor een hoop mensen. En de hielenlikkertjes, die halen ze er allemaal bij'

Danny Muller: ‘Mijn vader had meer karakter dan ik. Vanwege een pijntje sloeg ik weleens een training over. Hij niet. Ik ben ook minder voetbalminded. Veel jongens die in het buitenland spelen, liggen op hun hotelkamer te wachten tot de training begint. Daarna eten, slapen en de volgende morgen begint het weer opnieuw. Dat vond ik tijdverspilling. Dus ik ging vaak andere dingetjes doen. De buurt verkennen. Ik hield gewoon van gezelligheid en een geintje. Maar op het veld stond ik er. Alleen was dat bij Ajax niet genoeg.’

De geestelijke onafhankelijkheid kreeg Muller pas toen hij in België voetbalde, weg van die vermaledijde vergelijking. ‘Daar vonden ze het alleen maar leuk dat ik een beroemde vader had. Maar het is zo typisch Nederlands om iemand even lekker af te kraken. Vroeger werd ik daar nerveus van, voelde ik die druk in dat stadion. Toen ik een jaar of 25 was, liet ik het los. Laat ze lekker, dacht ik. Ik ben er trots op dat mijn vader bij Ajax en in het Nederlands elftal heeft gevoetbald. Van zo’n carrière kunnen heel veel mensen alleen maar dromen. Tot vervelens toe bleven de Nederlandse media mijn vertrek naar Barcelona met Johan associëren. Ik kan me er niet meer aan storen. Het gaat erom waar je nu staat, of je gezond en gelukkig bent.’

Het is geen toeval dat zijn beste periode aanbrak nadat hij voor de tweede keer was teruggekeerd in Nederland en zich bevrijd voelde. Bij RKC kwam hij in drie seizoenen tot tachtig competitieduels en veertien doelpunten. Memorabel was een optreden in De Kuip, waar hij ongrijpbaar was voor de spelers van Feyenoord en vogelvrij werd verklaard. ‘Ze schopten me alle kanten op. Bosz, Fräser, Heus en nog een paar. Larsson gaf me een schop in mijn ribben toen ik op de grond lag. Van Gláucio kreeg ik een knietje in mijn buik. Toen had ik er genoeg van en reageerde ik met een klap. Kreeg ik rood… Ik bewaar goede herinneringen aan RKC. “Ik ga jou niet coachen”, zei Leo van Veen. “Ga je gang maar, jij moet zwerven”. Hij was een trainer die mij perfect aanvoelde.’

Samen met Sjaak Swart, Henk Groot en Co Prins op pad.
© Nationaal Archief
Samen met Sjaak Swart, Henk Groot en Co Prins op pad.

Bedreiging

Op instigatie van voormalig voorzitter Uri Coronel is Danny Muller na zijn actieve loopbaan toch weer lid geworden van Ajax. Sporadisch speelt hij nog op feesten en partijen samen met de sterren van weleer. Het bracht hem zelfs voor het eerst van zijn leven op een ledenvergadering, om te stemmen op de clubicoon die hem als peuter optilde en knuffelde. ‘Johan was gek op kinderen. Ik herinner me vaag dat mijn vader mij, nadat hij was gestopt, regelmatig meenam naar de kleedkamer. Dan gaf Johan mij een zoen. Hij is altijd zichzelf gebleven. Lekker eigenwijs, soms zelfs betweterig, maar warm en vriendelijk voor mensen die het goed menen. Mijn vader is ook zo’n type. Hij komt voor zijn mening uit en dat werd hem niet door iedereen bij Ajax in dank afgenomen. Daardoor vroegen ze hem ook niet voor een functie. Te eerlijk, hè. Dan ben je een bedreiging voor een hoop mensen. En de hielenlikkertjes, die halen ze er allemaal bij.’

‘Wij zijn geen ras-Ajacieden. Wij zijn nuchter. Natuurlijk hebben mijn vader en ik een groot deel van ons leven daar liggen. Ik vind het leuk als ze goed spelen, maar winst of verlies bepaalt niet mijn humeur. Ik hoef niet bij een clubje te horen. Ik zie bij Ajax nog steeds dezelfde zielige mensen lopen die het geweldig vinden zo’n dikke regenjas met dat clubembleem te dragen. Vroeger keek ik tegen die mannen op. Nu weet ik: het zijn alleen maar meelopers.’

Gerelateerde artikelen