In een sport als wielrennen is er dankzij de oortjes sprake van permanente coaching, maar in het voetbal is de rol van de trainer uitgespeeld na het praatje in de rust. Zijn enige bruikbare materiaal in de gereedschapskist zijn de wisselspelers. Welke trainers wisselen dit seizoen het beste?
'Een van de opvallendste zaken was het grote aantal doelpunten dat viel in de slotfase en dat kwam weer door de trefzekere invallers. In de poulefase werd twintig procent van de goals gemaakt door een speler die werd ingebracht en in de knock-outfase sloegen nog eens vijf invallers toe.' Dit was een van de constateringen van de UEFA in het zogeheten technische rapport dat kort na EURO 2016 verscheen. In de vele gelijkopgaande duels konden coaches het verschil maken met hun wisselbeleid. Het beste voorbeeld is natuurlijk de heldenrol van Eder, die Portugal in de verlenging van de finale langs Frankrijk en naar de Europese titel schoot. Twee jaar daarvoor had Duitsland wereldgoud veroverd door een gouden combinatie tussen André Schürrle en Mario Götze, die beiden op de bank begonnen tegen Argentinië. Andere iconische invalbeurten op landentoernooien zijn die van Oliver Bierhoff en David Trezeguet, in de finales van het EK 1996 en 2000.
Met een nieuw eindtoernooi voor de deur leek het ons aardig om uit te zoeken welke trainers dit seizoen het succesvolst wisselen. Daarbij hebben we gekeken naar de Eredivisie en de vier toonaangevende Europese competities: La Liga, de Premier League, de Bundesliga en de Serie A. Ook nu EURO 2020 met een jaar is uitgesteld, gaan we in dit artikel een wisselkoning kronen. Gekeken is naar de doelpunten én assists die voor rekening kwamen van ingebrachte spelers. We trappen af met de Eredivisie.