Tegen Heracles Almelo veroverde Feyenoord het eerste kampioenschap in achttien jaar. Dat was op 14 mei. Volgende maand moet de ploeg van trainer Giovanni van Bronckhorst in het bekerduel met uitgerekend dezelfde opponent proberen het seizoen te redden, nu de titelhouder in verval is.
Waar is het allemaal gebleven? De vanzelfsprekendheid waarmee Feyenoord zijn wedstrijden won? Die onoverwinnelijke uitstraling? Het aureool van de foutloze doelman Brad Jones? De kracht van Tonny Vilhena? Het scorende vermogen van Jens Toornstra? Alles lijkt verdwenen sinds Feyenoord op 14 mei landskampioen werd, maar toch wandelde de nieuwe algemeen directeur Jan de Jong afgelopen zaterdagavond monter door het stadion. Sinds hij Eric Gudde opvolgde, speelde Feyenoord twee keer gelijk. Uiteraard staat dat los van zijn aanstelling, maar de manier waarop de even sympathieke als ontspannen directeur de 2-2 bij ADO Den Haag wegwuifde (‘een punt om te koesteren’) en zaterdag de 1-1 tegen VVV-Venlo analyseerde (‘niet slecht gespeeld, pas als je geen kansen meer creëert, heb je echt een probleem’) duidt niet op de grote zorgen die er nu inmiddels toch wel zouden moeten zijn. Bovendien rechtvaardigt het de vraag hoe hoog de lat momenteel eigenlijk ligt in De Kuip.