Ze groeiden op, braken door en raakten bevriend bij Ajax. Waarna hun wegen in Londen weer samenkwamen. Deze week strijden Christian Eriksen (27), Jan Vertonghen (32) en Toby Alderweireld (30) met Tottenham Hotspur tegen hun oude club om een plek in de finale van de Champions League. Dat roept herinneringen op.
Het is een zonnige januarimiddag in 2010 en op het Portugese Pine Cliffs Resort telt een zeventienjarige jongen uit Denemarken zijn zegeningen. Twee trainingen heeft hij eerder die dag afgewerkt met de hoofdmacht van Ajax. Aan de rand van het zwembad rekt Christian Eriksen zich gapend uit, wrijft daarna over zijn bovenbenen en zegt in onberispelijk Nederlands: ‘Dit vermoeide gevoel vind ik zó lekker. Elke avond lig ik compleet uitgeteld in bed hier.’ Zijn lichaam is aan het omschakelen naar voetbal op het hoogste niveau. Mentaal heeft Eriksen die switch eerder al gemaakt. ‘Christian is fysiek nog jong, maar hij heeft een oude ziel’, constateert Ajax-trainer Martin Jol in de Algarve. ‘Hij lijkt eerder een speler van een jaar of 23. Binnen twee jaar is Christian óf goed óf heel goed óf een hele grote.’
Wat tijdens zijn eerste trainingskamp in Portugal vooral opvalt, is de onbeschroomde houding van Eriksen. Iedere bal wil de middenvelder hebben tijdens partijspelen, telkens heeft hij de voortzetting al in zijn hoofd, nooit kiest hij voor de veilige oplossing. En dat terwijl Eriksen een half jaar eerder nog B-junior was. Zijn zelfbewuste karakter is op dat moment al geen geheim meer binnen Ajax. Eind 2008 had technisch manager Danny Blind het zelf ondervonden, toen hij op advies van Scandinavië-scout John Steen Olsen naar Denemarken reisde. De insteek was het aanbieden van een stage in Amsterdam. Zoals dat gebruikelijk was bij jeugdspelers. Maar dat stadium was het toptalent al voorbij, vond hijzelf, na eerdere proefperioden bij Chelsea, Barcelona en AC Milan. Eriksen wilde een contract bij Ajax, anders niet. En zo geschiedde. ‘Vanwege zijn uitzonderlijke talent hebben we voor Christian een uitzondering gemaakt’, zou Blind later vertellen. ‘Met zijn tweebenigheid en spelinzicht deed hij me meteen aan Wesley Sneijder denken.’