De liefde voor het voetbal verdrong bij Kees Rijvers al het verdriet
PRO

De liefde voor het voetbal verdrong bij Kees Rijvers al het verdriet

Met Kees Rijvers is een van de grootste spelers en trainers uit de geschiedenis van het Nederlandse voetbal heengegaan. Hij mocht 97 jaar worden en was tachtig jaar lang een kritische volger en inspirator van zijn sport. Rijvers legde bij FC Twente en PSV de basis voor de opmars naar de top. Zijn leven ging niet altijd over rozen. ‘Ik ben nooit een makkelijke man geweest, ook niet voor mezelf.’

Een paar jaar voordat zijn lichaam en geest begonnen af te takelen, glipte Kees Rijvers nog regelmatig de deur uit om op straat een balletje te trappen. Hij voelde zich, vlak bij zijn geboortehuis in Princenhage, dan weer het spelende kind dat Rijvers in wezen altijd was geweest. Deze grand old man van het Nederlandse voetbal was liever buiten in de weer met wat kinderen om zich heen dan dat hij voor de televisie naar het voetballen keek. ‘Ik zie zo weinig meer’, zei hij op zijn 92ste, zonder weemoed in zijn stem. ‘Tachtig procent van de toeschouwers komt naar het stadion om feest te vieren. Ze kankeren op hun eigen ploeg tijdens de wedstrijd, maar als er toevallig met 1-0 gewonnen wordt, lopen ze toch de polonaise. Ik snap dat niet.’

'We hebben gelukkig altijd geleefd alsof er niks aan de hand was. De kinderen hebben dat als heel prettig ervaren.’ Hij snikte. 'Ik kan er niet goed over praten. Ik beleef het nog steeds. Sorry, hoor'

De terugkeer naar Princenhage, aan de rand van Breda, voelde aanvankelijk even vertrouwd als ongemakkelijk. Naast de bal was de zee een grote passie van Kees Rijvers. Ruim dertig jaar van hun leven woonden hij en zijn onafscheidelijke vrouw Annie in een klein huis aan het strand van de Atlantische Oceaan. De heimwee naar het Île d’Oléron was altijd voelbaar bij het hoogbejaarde liefdespaar. Ze deden er vier jaar over om hun woning in 2014 te verkopen. ‘Mijn vrouw begon te pruttelen’, bekende Rijvers toen met zijn kenmerkende scherpzinnige blik. Alsof hij wilde zeggen: daar is geen man tegen bestand. ‘Vervolgens hebben we ons hier als idioten geïnstalleerd, alsof we nog twintig jaar meekunnen.’

Het huisje met de naam La Bécote (de zoen) in het vissersdorpje La Cotinière was hun paradijs op aarde. De oceaan was de achtertuin, letterlijk. ‘Het eerste wat mijn vrouw in Frankrijk altijd deed, was met een kop koffie naar het strand lopen. We hebben op ons terras geregeld zand moeten ruimen, zoals je in Nederland sneeuw ruimt.’

De voornaamste reden van de verhuizing was de gezondheid van hun dochters. Drie van de zes lijden of leden aan spierdystrofie. ‘De oudste is zo aan haar einde gekomen’, vertelde hij. ‘Een professor uit Nijmegen ontdekte dat dit probleem generaties teruggaat. Het stamt uit een tijd dat alles met elkaar trouwde. Incest dus, in die zin. Zo bleek dat mijn vrouw en ik uit dezelfde familie stammen en ook nog dezelfde foute genen hebben. In ons huwelijk zijn die oude familiebanden samengekomen. We hebben gelukkig altijd geleefd alsof er niks aan de hand was. De kinderen hebben dat als heel prettig ervaren.’ Hij snikte. ‘Ik kan er niet goed over praten. Ik beleef het nog steeds. Sorry, hoor.’

Het Gouden Binnentrio Faas Wilkes, Abe Lenstra en Kees Rijvers met bondscoach Jesse Carver voorafgaand aan de Olympische Spelen van Londen in 1948.
© Nationaal Archief
Het Gouden Binnentrio Faas Wilkes, Abe Lenstra en Kees Rijvers met bondscoach Jesse Carver voorafgaand aan de Olympische Spelen van Londen in 1948.

Levenskracht

Zijn levenskracht haalde Rijvers uit zijn vrouw (‘die is echt fantastisch geweest’) en uit de sport. ‘Mijn vrouw had het gezin, ik het voetbal. Zo was het heel mijn leven.’

Hij groeide als voetballer op tijdens de Tweede Wereldoorlog. ‘Ik ben grootgebracht door Rat Verlegh. Op mijn veertiende werd ik lid van NAC en in 1943 heb ik mijn eerste wedstrijd gespeeld. Ik weet niet wat er zonder Verlegh van mij gekomen was. In die tijd was net mijn moeder overleden. Het had alle kanten op kunnen gaan, behalve de goeie.’

Hij noemde zichzelf ‘een beetje mensenvreemd’. Want: ‘Alleen dat voetbal interesseerde me. Van lieverlee is dat wel veranderd.’ Een moeilijke man? ‘Dat weet ik zelf wel. Ik ben niet gemakkelijk, ook niet voor mezelf. Ik heb geluk gehad dat ik mijn vrouw gevonden heb.’

'Hongarije heeft me enorm beïnvloed, want zó had Nederland met Abe Lenstra, Faas Wilkes en mijzelf dus ook moeten spelen. Abe als Puskás, Faas als Kócsis en ik als de werker tussen die twee. Zoals Hidegkuti'

Als kind was Kick Smit zijn grote held. ‘Een prachtige voetballer, die zich altijd vanuit de voorhoede liet terugzakken om van daaruit het spel te verdelen. Zo heb ik het voetbal geleerd, zo heb ik als trainer gewerkt en zo zie ik het nog steeds. Met twee centrale verdedigers, twee offensieve backs, een leunende middenvelder voor de defensie, twee creatieve middenvelders achter je voorhoede en drie aanvallers. Als je binnen dat concept vier toppers hebt, kun je de rest invullen. Die toppers moeten zijn: je doelman, je leunende middenvelder en je creatieve middenvelders.’

‘Ik heb mijn gedachten als voetballer zelf ontwikkeld. Toen ik in het Nederlands elftal kwam, had ik nog nooit een internationale wedstrijd gezien. Nu heb je video’s en alle mogelijke materiaal om jezelf te verbeteren. In Nederland heeft niemand mij zien spelen toen ik op mijn best was. Mijn topjaren waren tussen 1952 en 1957, bij Saint-Étienne en later Stade Français.’

‘Vanuit Frankrijk bezocht ik de grote wedstrijden. Ik kon samen met een vriend kaarten krijgen voor de wedstrijd tussen Engeland en Hongarije op Wembley. 1953, de legendarische 3-6. Ik was fan van Wilf Mannion, de linksbinnen van Middlesbrough. Hij leek wel op mij, qua postuur en zo. Maar we waren ook nieuwsgierig naar die Hongaren. Zo raakte ik in de ban van Nándor Hidegkuti. Zoiets had ik nog nooit gezien. Hij was een midvoor die zich constant liet terugzakken om van daaruit het spel te maken en ruimte te creëren voor Sándor Kocsis en Ferenc Puskás, die als binnenspelers voor het meeste gevaar zorgden. Dat was wat, in die tijd.’

'Als Karel Lotsy het woord nam, zaten wij toch zeker met een man of tien met ons glas op de tafel te tikken, zo van: Man, hou toch je bek! Lotsy zelf ging gewoon door. Die kreeg het in zijn strot van de emotie'

Zijn vrouw vergezelde hem altijd en overal. ‘In 1954 zijn we samen het WK in Zwitserland gaan bezoeken. Daar hebben we alle wedstrijden van de Hongaarse ploeg gezien. Dat heeft me enorm beïnvloed, want zó had Nederland met Abe Lenstra, Faas Wilkes en mijzelf dus ook moeten spelen. Abe als Puskás, Faas als Kócsis en ik als de werker tussen die twee. Zoals Hidegkuti. In Nederland werd zo helemaal niet gedacht. Hier had je een stormram als midvoor.’

Het stond allemaal op zijn netvlies gegrift en de afkeur was voelbaar. ‘Wij hadden te veel spelers die de bal alleen maar naar voren knalden. Andersom vind ik ook niks: slechte voetballers die tóch proberen om mee te doen. Dat zie je nu vaak, ook in de top. Rauwdauwers die met hard lopen heel veel geld verdienen. Sorry hoor, maar daar wilden wij vroeger niet mee voetballen. En dat lieten we duidelijk merken ook. Ik probeerde zulke mensen eruit te werken. Dat ging automatisch: je zocht de ene speler wel op in het veld en de andere niet. Daar had ik liever een andere voor.’

Er ontstond een Gouden Binnentrio, met Wilkes en Lenstra als zijn compagnons. ‘Faas was echt van superklasse, Abe kon een ploeg op sleeptouw nemen. Hij was een topper als spelmaker, als man van de beslissende pass en als afmaker. Maar in het Nederlands elftal werd hij linksbuiten gezet. Nou, daar hoorde hij absoluut niet thuis. Ik kon me heel goed voorstellen dat hij daar niet wilde spelen. Zou ik zelf ook niet gedaan hebben. Maar Karel Lotsy was de baas. Als Lotsy het woord nam, zaten wij toch zeker met een man of tien met ons glas op de tafel te tikken, zo van: Man, hou toch je bek! Lotsy zelf ging gewoon door. Die kreeg het in zijn strot van de emotie.’

Kees Rijvers scoort namens Oranje tegen de Zwitsers in oktober 1950. Daarna ging hij een profavontuur aan in Frankrijk.
© Nationaal Archief
Kees Rijvers scoort namens Oranje tegen de Zwitsers in oktober 1950. Daarna ging hij een profavontuur aan in Frankrijk.

Pionier

De Olympische Spelen van 1948 vormden een eerste hoogtepunt in het voetballeven van de nieuwe generatie sterspelers. ‘Toen Faas na de Spelen is weggegaan uit Nederland, wilde ik ook wel. Mijn vrouw wist nergens van. Ik zei: We gaan naar Frankrijk. Daar is niet over gediscussieerd. Ik wilde op een hoger niveau voetballen en je werd in Frankrijk goed betaald. Van Saint-Étienne had ik nog nooit gehoord. Ik heb er mijn contract zelf geregeld: elke transferperiode ging ik meer verdienen en werd ik duurder. Binnen een maand lag er een contract van Lazio klaar. Daar kon ik vier keer zoveel verdienen en Lazio zou ook vier keer zoveel aan transferbedrag betalen. Maar meneer Geoffroy Guichard, de grote man achter de Casino-winkelketen, liet me niet gaan. Later kon ik ook nog naar Valencia. Daar is Faas toen heen gegaan.’

'Faas Wilkes ging het liefst lopen dribbelen. Ik heb vaak genoeg gedacht: Ik geef jou nou die bal nog niet, want dan probeer jij het halve veld over te steken'

Het Gouden Binnentrio kwam zodoende eigenlijk nooit tot wasdom. ‘Abe, Faas en ik hebben niet veel samengespeeld, maar tegen Zwitserland – die 6-2 – liep het als een trein. Het probleem wat ik met die twee had, was dat het eigenlijk heel egoïstische voetballers waren. Als het bij Abe niet lukte, dan deed-ie gewoon niet mee. En Faas ging het liefst lopen dribbelen. Ik heb vaak genoeg gedacht: Ik geef jou nou die bal nog niet, want dan probeer jij het halve veld over te steken. Maar hij maakte ook veel goals, daar kon niemand problemen mee hebben. Gelukkig heb ik daar jaren geleden heel fijn over kunnen praten met Faas, dat was écht een fijne dag.’

In Frankrijk leerde hij wat topvoetbal inhoudt. ‘Bij Saint-Étienne was Jean Snella mijn leermeester. Die trainde heel intensief op de juiste manier van passen. Inspelen op het goede been en scherp letten op de maatvoering. Later kreeg ik te maken met Albert Batteux, die als trainer Stade Reims groot had gemaakt. Batteux had een enorme feeling voor het spel. Hij maakte ingewikkelde voetbalzaken allemaal heel simpel en begrijpelijk. Ik heb nooit meer iemand ontmoet die dat zo goed kon. Vanuit die gedachten ben ik als trainer gaan werken.’

Als trainer van FC Twente feliciteert Kees Rijvers zijn collega Rinus Michels met een zege van Ajax.
© Nationaal Archief
Als trainer van FC Twente feliciteert Kees Rijvers zijn collega Rinus Michels met een zege van Ajax.

Trainer

Rijvers speelde in Nederland nog voor Feyenoord, keerde terug bij NAC en begon als trainer bij TSC in Oosterhout. Hij werkte een jaartje als assistent bij Willem II, waar Jaap van der Leck zijn mentor was. In 1966 tekende hij als hoofdtrainer voor de nieuwe fusieclub FC Twente. ‘Daar had ik als technische man te maken met het bestuurslid Henk Olijve. Hij had een goed oog voor talent, kwam vaak met bijzondere spelers.’

‘Olijve riep me in de begintijd ’s zondags bij me. Om te vragen hoe we gingen spelen. Ik was een beginnend trainertje, maar ik wist wel: Zo wil ik niet werken. Bestuursleden zijn bestuursleden. Daar maak ik geen opstelling mee. Ze mogen gerust van alles zeggen, maar voetballend maak ik het zelf uit. Voorzitter Cor Hilbrink was daar niet over te spreken. Die heeft ons bij zich geroepen en zei: “Als het zo moet, kunnen we beter uit elkaar gaan”. Ik zei: Dat denk ik ook. Uiteindelijk is Olijve teruggestapt. Voor de spelers was toen meteen duidelijk wie het elftal samenstelde. Dat was hard nodig. Voetballers waren in de jaren zestig nog gewend dat er een elftalcommissie aan te pas kwam.’

'Ik weet nog dat mijn vader daar heel trots op was. Die liep in Princenhage tegen iedereen te vertellen: "Onze Kees is technisch directeur bij Philips geworden". Vergeet ik nooit'

Onder Rijvers beleefde FC Twente fantastische jaren. De club nestelde zich ogenschijnlijk vanuit het niets tussen de topclubs Ajax en Feyenoord. Een derde plaats in 1969 was het eerste hoogtepunt, vooral ook doordat Ajax in eigen huis met 5-1 werd verslagen. De glorieperiode duurde tot ver na het vertrek van Rijvers (in 1972 naar PSV), omdat zijn opvolger en voormalige assistent Spitz Kohn kon bouwen op een sterk fundament. Zo werd FC Twente nipt tweede in 1974 en bereikte het een jaar later de UEFA Cup-finale, die tegen Borussia Mönchengladbach verloren ging.

Bij het kapitaalkrachtige PSV kreeg Rijvers te maken met de almachtige manager en secretaris Ben van Gelder. ‘Met Van Gelder had ik direct goede afspraken. In mijn contract stond dat ik bij PSV technisch directeur zou worden. Die term had Van Gelder bedacht. Als eerste in Nederland kreeg ik die functie. Ik weet nog dat mijn vader daar heel trots op was. Die liep in Princenhage tegen iedereen te vertellen: “Onze Kees is technisch directeur bij Philips geworden”. Vergeet ik nooit.’

Rijvers paste bij PSV dezelfde strategie toe als in Enschede, alleen ging het dit keer met korte klappen. ‘We hebben snel en veel gewisseld. Sommige jongens waren niet meer te vormen. Daar moest je afscheid van nemen. In een jaar tijd hebben we de nodige mensen gevonden die PSV sterker maakten. Ralf Edström natuurlijk, de broertjes Van de Kerkhof en Gerrie Deijkers. Zij brachten de ploeg snelheid en we gingen direct veel en veel meer scoren. Björn Nordqvist was een gelouterde, keiharde voorstopper. Hij is nooit goed gewaardeerd in Eindhoven, maar was wel recordinternational voor Zweden en een stopper waar je altijd op kon bouwen. Edström was een topspits, zowel in de lucht als met zijn beide voeten.’

Rijvers kon gaan kneden. ‘Voorwaarde nummer één is dat je een absolute topkeeper hebt. Die hadden we: Jan van Beveren. En we hadden met Willy van der Kuijlen een geweldenaar in de voorste dertig meter van het veld. De rest heb ik daaromheen gebouwd. Toen ik bij PSV kwam, heb ik de spelers direct gezegd: Jullie moeten blij zijn dat je met zo’n voetballer mag samenspelen. Bij dat elftal deed iedereen waar hij goed in was. Het was een ploeg die heel snel kon handelen. Ook omdat de spelers alles voor elkaar over hadden.’

Trainer Kees Rijvers en sterspeler Willy van der Kuijlen worden op Eindhovense handen gedragen na het behalen van de landstitel in 1975.
© VI
Trainer Kees Rijvers en sterspeler Willy van der Kuijlen worden op Eindhovense handen gedragen na het behalen van de landstitel in 1975.

Hegemonie

‘Met een Brabants elftal hebben we de hegemonie van Ajax en Feyenoord doorbroken, maar voor mij heeft de strijd van het zuiden tegen het westen nooit gespeeld. Het ging eigenlijk vanzelf dat wij een topploeg werden, ik heb dat heel normaal gevonden. We speelden gewoon heel goed voetbal en dan maakte je wel mee, ook eerder bij FC Twente, dat Johan Cruijff of Piet Keizer voor de dug-out ging staan en tegen de trainer schreeuwde: “Doe er eens wat aan!” In die tijd hebben we Ajax, zowel met Twente als PSV, vaak alle hoeken van het veld laten zien.’

Rijvers beschouwde het als ‘een perfecte periode’, zoals hij het uitdrukte. ‘Ik heb het alleen vreemd gevonden dat Philips heel terughoudend was. Ik ben achter spelers aan geweest, die voor PSV echt een enorme versterking hadden kunnen betekenen. Dragan Dzajic van Rode Ster wilde graag komen. Ik heb geprobeerd Oleg Blochin weg te halen uit Kiev. Daniel Passarella stond op mijn lijstje en Mario Kempes ook. Dat waren duurdere jongens. Daarvoor moest wat meer geld betaald worden. Ik wilde liever één goeie hebben dan drie halve. Was onbespreekbaar, zei Ben van Gelder dan.’

'Net als Van Hanegem had ik Johan Cruijff ook wel willen hebben. Ik dacht altijd: Met zo’n concern erachter moet dat toch kunnen? Was niet bespreekbaar voor PSV'

‘Willem van Hanegem had ik er ook graag bij gehad. Willem en ik hebben bij mij thuis in Knegsel een uur bij elkaar gezeten, maar voetballend waren we binnen vijf minuten akkoord. Ik zag het helemaal zitten. Van Hanegem was voor mij de verbindingsman tussen verdediging en middenveld, hangend vanuit zijn eigen zone. Van der Kuijlen zou daar voor moeten spelen. Maar het mocht niet van het bestuur. Net zomin als Cruijff. Die had ik ook wel willen hebben. Ik dacht altijd: Met zo’n concern erachter moet dat toch kunnen? Was niet bespreekbaar voor PSV. Ben van Gelder zei in de kranten altijd: “Ik wil die kroonjuwelen uit het westen niet”.’

Europese top

Rijvers leidde PSV naar drie landstitels, twee KNVB-bekers en uiteindelijk de UEFA Cup, maar er ontbrak naar zijn gevoel toch iets op de erelijst. ‘In 1976 hadden we de Europa Cup I kunnen winnen. We verloren bij Saint-Étienne met de gedachte: 1-0, dat maken we thuis wel goed. Dat was het beste elftal waarmee ik gewerkt heb. Vooral omdat we Edström er toen nog bij hadden. In de eerste twintig minuten kregen we acht corners. We hadden ze helemaal in de tang. Maar Edström raakte geblesseerd en zij begonnen te schoppen. Doodzonde, want in die vorm zag ik het helemaal zitten om in de finale tegen Bayern München te spelen. Die hadden we best aangekund.’

‘We waren Europese top en speelden Totaalvoetbal, maar op onze eigen manier. Ik vond dat Totaalvoetbal altijd… zo’n apart begrip. Het is een journalistiek begrip, geen voetbalbegrip.’

Twee jaar later won PSV de UEFA Cup, onder meer door in de halve finale met 3-0 van Barcelona te winnen. ‘Dat was mooi, maar niet vanwege Cruijff. Ik heb altijd bijzonder veel waardering gehad voor Johan. Hij was een van de weinige mensen met wie ik altijd heerlijk over voetbal kon praten.’

De bondscoach in 1983 met Jurrie Koolhof, Gerald Vanenburg, Ben Wijnstekers en Edo Ophof.
© Nationaal Archief
De bondscoach in 1983 met Jurrie Koolhof, Gerald Vanenburg, Ben Wijnstekers en Edo Ophof.

Er is veel gepraat over de manier waarop de spelers van PSV terugkwamen van het WK in ‘78. Rijvers: ‘Dat elftal had nog jaren aan de top kunnen staan. Maar sommigen hadden een beetje last van hoogmoedswaan. Nog belangrijker was de manier waarop spelers beloond werden. Ik vond dat Van Beveren en Van der Kuijlen veel beter betaald moesten worden. In plaats daarvan werd Piet Wildschut gehaald voor één miljoen gulden, met het bijbehorende salaris. Die transfer zette de verhoudingen binnen PSV op zijn kop. Het was een totaal verkeerd signaal naar de groep die er al zat. Dát heb ik Van Gelder kwalijk genomen. Gedoe over geld ondermijnt altijd de eenheid.’

Zijn vertrek in 1980 bezorgde hem een litteken. ‘Ik heb lang problemen gehad met de manier waarop ik bij PSV ben weggegaan’, zei Rijvers bijna veertig jaar later. ‘Het seizoen na het winnen van de UEFA Cup kreeg ik een verzoek van Girondins Bordeaux om daar te komen werken. Van Gelder vroeg een transfersom voor me, dat was nog nooit gebeurd voor een trainer. Dan is het wel heel erg bitter als je een half jaar later te horen krijgt dat je contract niet wordt verlengd. Toen heb ik meteen ontslag genomen. Ik was zo vreselijk kwaad dat ik Van Gelder achter zijn bureau bij zijn vestje heb gepakt. Het was goed dat Kees Ploegsma (de nieuwe manager, red.) ertussen sprong, want ik zou hem in elkaar geramd hebben. Ik was tot alles in staat en wilde onder geen enkele voorwaarde meer bij PSV blijven. Ik voelde me verraden en was gruwelijk in mijn eer aangetast.’

Terugkijkend overheerste een dubbel gevoel. ‘Het was heel jammer, want ik heb met Van Gelder prachtige tijden meegemaakt. Tranen met tuiten hebben we vaak gelachen. Maar ik denk nog steeds dat Van Gelder ook beïnvloed is. Men vond mij te machtig worden. En een moeilijke man. Dat weet ik zelf wel. Ik ben niet gemakkelijk.’

'Als wij toen naar het EK in Frankrijk zouden zijn gegaan, had die groep jonge talenten met Gullit, Koeman, Van Basten en Rijkaard al veel eerder goede ervaringen opgedaan. Het was een verstoring in de opbouw'

Een jaar later, in de zomer van 1981, werd Rijvers bondscoach en bouwde hij aan een team met een prachtige toekomst. Op weg naar het EK van 1984 vulde Rijvers het grote Oranje aan met steeds weer jonge talenten. Plaatsing leek een vanzelfsprekendheid, alleen de wedstrijd Spanje-Malta moest nog gespeeld worden. Maar zelfs een doelsaldo van +11 stelde Rijvers niet gerust. ‘Ik werd gewaarschuwd door een Franse journalist van L’Équipe, want die had Malta-Spanje gezien. Hij zei: “Ik weet zeker dat die wedstrijd verkocht is en dat Spanje-Malta óók verkocht is”. Na onze 5-0 overwinning op Malta zei die keeper van hun tegen mij: “Geen sprake van dat jullie je kwalificeren. Geen schijn van kans”. Toen dacht ik: Daar kun je weleens gelijk in hebben.’

GEEN HEIBEL

‘Ik kreeg van de KNVB opdracht om mee te gaan naar Spanje om die wedstrijd in Sevilla te bezoeken. Ik zei: Dat is goed. Op één voorwaarde. Als wij constateren dat zich tijdens die wedstrijd verdachte zaken afspelen, eis ik dat jullie daarover bij de UEFA reclameren. Dat deden ze niet. Maar wat bleek achteraf: Jo van Marle, de voorzitter van de KNVB, had steun nodig om penningmeester van de UEFA te worden en die wilde geen heibel.’

‘Ik had voorafgaand aan Spanje-Malta dus al gruwelijk de ziekte in. Daardoor kreeg je de verhalen: Rijvers interesseert het niet, die zit te kaarten bij de buren. Nou, mijn buurman was absoluut geen kaarter. Het enige wat ik van die wedstrijd weet, is dat zijn zoon vertelde dat het met de rust 3-1 stond. Maar als het 14-1 had moeten worden, was dat waarschijnlijk ook gelukt.’

Rijvers erkende dat hijzelf ook fouten heeft gemaakt bij het Nederlands elftal. ‘Ik had spijt dat ik Ruud Krol te lang heb laten staan. Die deed de stomste dingen. Ook Ben Wijnstekers had ik moeten vervangen. Dat was geen top meer. Als wij toen naar Frankrijk zouden zijn gegaan, had die groep jonge talenten met Gullit, Koeman, Van Basten en Rijkaard al veel eerder goede ervaringen opgedaan. Het was een verstoring in de opbouw, maar ik kreeg geen enkele steun van de KNVB. Ik heb geen vruchten geplukt, maar ja: dat kwam ook wel door Johan.’

CRUIJFF

Rijvers doelde op Cruijff, maar werd geen moment zuur. ‘Ik heb in die periode drie keer geprobeerd om Cruijff terug te halen bij het Nederlands elftal. Dat heeft hij drie keer toegezegd. Ons eerste contact was fantastisch. Ik kwam bij hem thuis in Vinkeveen. Johan en ik hadden een geweldig gesprek. Zo had ik eigenlijk in geen jaren over voetbal kunnen praten. Datzelfde had ik vroeger bij NAC met Verlegh, in Frankrijk met Snella en Batteux en later ook met Ernst Happel. Dat was het niveau van gesprekken waar ik zelf graag in meedraaide. Dus ik kwam thuis van Johan en dacht: Fluitje van een cent. Mijn vrouw heeft toen meteen de shirtjes van Adidas aangepast, zodat er maar twee strepen zichtbaar waren, want dat was natuurlijk een probleem voor Johan.’

‘Johan ging daar trouwens heel nonchalant mee om. Hij zei: “Ik trek gewoon een trainingsjack aan en vlak voor de wedstrijd begint, trek ik dat weer uit. Dan is er niemand meer, die zijn mond opendoet”. Zó dicht waren we dus bij een rentree van Cruijff. Totdat ik een dag voor de wedstrijd een telefoontje kreeg, waarin hij zei: “Ik kom toch maar niet”. Dat was de eerste tik die ik kreeg.’

'Het is nou eenmaal een algemeen bekend gegeven dat Johan toch precies doet waar hij zin in heeft. Daar kan ik niet echt mee zitten, want zo heb ik ook geleefd'

‘Daarna heb ik het weer geprobeerd. Toen is er een vergadering geweest, waarin afspraken zijn gemaakt. Maar het is nou eenmaal een algemeen bekend gegeven dat Johan toch precies doet waar hij zin in heeft. Daar kan ik niet echt mee zitten, want zo heb ik ook geleefd. Hij zal er zijn redenen wel voor hebben gehad. Toen wij uit elkaar gingen, was ik er toch weer voor 98 procent van overtuigd dat hij ja zou zeggen. Maar het was weer nee. Net als de derde keer. Naar mijn smaak wilde Cruijff op die manier het trainersdiploma afdwingen, zonder dat hij een cursus hoefde te doen. Daar kon ik niet achter gaan staan.’

‘Later kreeg hij dat diploma alsnog van Van Marle. Wéér Van Marle. Cruijff kwam altijd over als volslagen onafhankelijk, maar hij liet zich toch heel erg leiden door zijn adviseurs, onder wie Cor Coster en ook zijn vrouw had volgens mij een grote invloed. Jammer, want ik heb een enorme bewondering voor Cruijff en de contacten zijn later ook heel erg aangenaam geweest.’