Het was de veertiende, zondagochtend.
Er waren er al een paar niet perfect ingeschoten, toen Arsenal-speelster Lina Hurtig van Zweden zich meldde voor de beslissende strafschop in de achtste finale op het WK, tegen de Verenigde Staten.
Ook deze penalty verliep niet feilloos. Keeper Alyssa Naeher stortte zich naar de rechterhoek, zette haar hand tegen de bal, die omhoog ging en een tijdje boven haar bleef zweven, traag en pesterig, als een mug in oktober. Vervolgens sloeg Naeher de bal in de herkansing uit haar doel, in een beweging waarvoor bejaarde voetbaljournalisten graag het werkwoord ‘ranselen’ gebruikten, hoewel het meer op een soort meppen lijkt, vanuit de pols, een squashslag.
De lijnrechter naast het doel schudde het hoofd. Niet over de lijn, doorgaan maar.
Naeher schudde ook haar hoofd. Nee, nee, zei dat schudden, het was duidelijk voor de lijn, ik was er het dichtst bij.
Scheidsrechter Frappart wachtte op het oordeel van de computer.
Sommige penaltyreeksen zijn zo in- en in-bevredigend dat je je afvraagt waar dat hele gedoe met dat 120 minuten de bal naar elkaar schuiven voor nodig is