Met rooie koontjes in het spoor van Veendam-verdediger Johan Derksen
PRO

Met rooie koontjes in het spoor van Veendam-verdediger Johan Derksen

Speciaal voor de 70ste verjaardag van Johan Derksen, tussen 2000 en 2013 hoofdredacteur van Voetbal International, zijn we in ons rijke archief gedoken. Daar vonden we een bijzondere reportage uit december 1974: niet een terugblik op de verloren WK-finale of een verhaal over het einde van het gouden Ajax-tijdperk, maar een reportage waar de lezer en ook de fotograaf soms rooie koontjes van kreeg. In het spoor van de toen nog 25-jarige Johan Derksen. Iets minder getalenteerd dan generatiegenoot Willem van Hanegem of die andere Johan, maar zeker niet minder eigenzinnig en kleurrijk.

VI-verslaggever John Linse vertelt: Johan Derksen, journalist, vrijgezel, parttime-voetballer bij Veendam. Onderwerp: het leven van een semi-prof. Met die schamele gegevens en dat rekbare uitgangspunt verscheen ik op 31 oktober in Veendam. Vier dagen later nam ik weer afscheid van Oost-Groningen. Vermoeid, maar opgewekt. En met veel informatie, indrukken en ervaringen.

De seksboerderij is geen succes. De vrouwen zijn van betrekkelijk laag kaliber en wensen niet als achtergrond van een foto te dienen. Blijken overdag keurige huismoeders te zijn

Vier dagen lang bewoog ik me volgzaam in het kielzog van Derksen. De intensieve tocht voerde langs redactielokalen, kleedkamers, een seksboerderij, trainingen, een persconferentie, het Zuidlaarder amusement, een spelersbespreking, de Asser stamkroeg, een wedstrijdvoorbereiding, de etagewoning en het duel tussen Veendam en Volendam. Daar tussendoor gesprekken over de voetballerij en al haar aspecten. Derksen praat eerlijk en openhartig over: trainers, bestuurders, collega’s, zijn ambities, zijn relatie tot vrouwen, een falende clubarts, een publiciteitszieke clubarts, doping en nog meer. Vier dagen Johan Derksen. Of: voetbal vanuit een andere invalshoek.

DEEL 1 - VIER WILDE DAGEN IN EN OM VEENDAM

DONDERDAG 31 OKTOBER

Rond elf uur gearriveerd in Veendam. Kennisgemaakt met Derksen. Spijkerbroek en shirt. Progressieve laarzen. Baard van enkele dagen. Makkelijk in de omgang. Beantwoordt niet aan het beeld van een stugge Groninger. Is dan ook afkomstig uit Gelderland. Werkt aan een verhaal over Johnny Kendall. Praat boeiend over muziek, zijn hobby. Laat me een brief van Veendam zien waarin gewaarschuwd wordt voor de gevolgen van een interview in VI. Zegt zich er niet al te druk over te maken.

Om vier uur naar het stadion De Langeleegte. Jeugdtraining voor een groep van veertien- tot zestienjarigen. Anderhalf uur lang. Hij doet het met opmerkelijk veel plezier. Uitstekende sfeer. Geen dwangbevelen, toch discipline. Vervolgens naar de training van de A-selectie. VI naar trainer Arie Stehouwer, die onmiddellijk zegt liever een ander van zijn groep als onderwerp van een uitgebreide reportage te zien. Stehouwer heeft moeite met de levenswandel van Derksen. Noemt hem de nozem en later de provo van Veendam. Handhaaft hem slechts vanwege zijn prestaties. Verbaast zich daarover tegen de achtergrond van Derksens levenswandel. Dat belooft wat.

Na de training een uitnodiging gekregen voor een informele persbijeenkomst van Veendam. Derksen kwaad. De uitnodiging had zijn krant, de Veendammer, niet bereikt. Stelt op de bewuste bijeenkomst venijnige vragen aan het bestuur en de trainer over het niet aantrekken van een spits en een keeper. Blijkt later begrip voor de situatie te kunnen opbrengen.

In Winschoten een uitstekende bistro bezocht. Naar de krant voor correctie-werkzaamheden. Besluiten een bezoek te brengen aan een seksboerderij in Yde-De Punt. Hij is daar bekend. Vertelt smakelijk over hoe ooit een van de Veendam-spelers er is ‘ontknaapt’. De relaxclub is geen succes. Vrouwen zijn van betrekkelijk laag kaliber en wensen niet als achtergrond van een foto te dienen. Blijken overdag keurige huismoeders te zijn. Jammer, leek ons wel aardig. Fotograaf Piet van der Klooster wordt regelmatig door een al te optimistisch type benaderd. Hij voelt zich niet op zijn gemak. Via de Groningse jazzclub De Koffer weer naar Veendam. Liggen om half vier in bed. Uitgeput.

VRIJDAG 1 NOVEMBER

Gewekt door een ambitieuze Van der Klooster. Derksen zorgt voor broodjes en grapefruitsap. Zorgt goed voor ons. Hij had me een dag eerder spontaan aangeboden in zijn woning te bivakkeren. In de buitenwijken van Veendam opnamen gemaakt. Van der Klooster vertrekt. Met Derksen weer naar Winschoten voor de samenstelling van een pagina in de Winschoter Courant. Drie uur wachten op zetsel. De problemen van een krant zijn kennelijk overal hetzelfde.

Derksen vraagt me geen ‘positief stukje’ te maken. Hij weet hoe een hekel journalisten aan een dergelijke boodschap hebben

Weer een jeugdtraining gevolgd. Daarna naar het zwembad in de Zorgvliethal. In het restaurant twee onderwerpen behandeld: jeugdtraining en trainers. Na een speelse training van Stehouwer een bezoek aan het spelershome. Het verblijf is juist klaargekomen, de financiële huishouding wordt door spelersraadslid Henk Ebbinge aan de orde gesteld. Wordt soepel opgelost.

Vertrekken naar Derksens stamkroeg waar hij zijn vrienden van de oude popgroep Cuby + Blizzards wil ontmoeten. Eten een hapje als ondergrond voor veel bier (Derksen) en whisky (de volger). De stemming is optimaal vrolijk. Zanger Harry Muskee, Cuby, ontpopt zich als een voetbalfanaat. Derksen begint ineens zijn relatie tot vrouwen te analyseren. Hij zit er een beetje mee. We zakken spontaan door en slapen bij Eelco Gelling, gitarist.

ZATERDAG 2 NOVEMBER

Derksen staat, ongelooflijk fit eigenlijk, om half twaalf op. Ik ook, maar in een totaal andere conditie. Richting Veendam. Derksen begeleidt zijn jeugdploeggie in een duel met Licurgus B1. De prestatie staat hem niet aan. Zegt in de rust dat het ‘kloten’ is en stuurt later nog een van zijn spelers naar de kleedkamer. De jongen heeft nagetrapt, maar werd er niet uitgestuurd. In Groningen bekijken we vervolgens een duel tussen de C-elftallen van Groningen en Veendam. Weer terug naar Veendam. Sport op de Duitse tv.

Vanaf half zeven loopt de band twee uur lang om uitspraken van Derksen over journalistiek, bestuurders, medische begeleiding vast te leggen. We breken er voor een pauze van een uur uit en gaan dan door: collega’s, verdiensten, ambities.

Rond elf uur op weg naar Zuidlaren. Vermaakscentrum voor het platteland. Honderden auto’s op en rond de veemarkt geparkeerd. Povere beatgroepen, onvervalst zweetgeurtje. Hitsige kerels en afwachtende meiden. Ik voel me er niet thuis. Terug naar Veendam. Niets gedronken, toch moe. Praten nog een tijdje en dommelen tegen drieën in. De volgende middag moet Derksen tegen Volendam spelen.

ZONDAG 3 NOVEMBER

Om twaalf uur verzamelen in hotel Veenlust. Er wordt gekegeld, koffie gedronken en wat gebabbeld. In een apart zaaltje houdt Stehouwer een voortreffelijke tactische voorbereiding. Derksen blijft erg nuchter. Ook in de kleedkamer, waar sommige jongens nerveus heen en weer drentelen.

Hij heeft verschillende meisjes van de kamer gehaald. Dat soort werk, hè. Gelul. Dat is een normaal verschijnsel in de voetballerij. Voetballers zijn zo

Derksen speelt als linksachter, maar wordt na enkele minuten al ausputzer, omdat Hemmo Kerkhof uitvalt. Speelt niet goed en niet slecht. Beperkt zich tot het corrigeren van fouten, valt zelden mee aan. Veendam wint zijn tweede wedstrijd van het seizoen: 1-0. Bij die in de slotfase gerealiseerde goal springen de bestuursleden van Veendam als waanzinnigen op het bordes rond. Aanstekers en pakjes sigaretten vliegen het zondagse pak uit. Dolle vreugde.

‘Leuk voor die mensen’, merkt Derksen laconiek op. Een laatste pils gedronken in het spelershome. Terug naar Rotterdam. In de auto worden nog een paar dingetjes op band gezet. Derksen vraagt me geen ‘positief stukje’ te maken. Hij weet hoe een hekel journalisten aan een dergelijke boodschap hebben.

DEEL 2 - DE GESPREKKEN

DE APOTHEKERS-ASSISTENTE

‘Ik ben ruim twee jaar geleden naar Veendam gegaan speciaal voor een meisje. Een apothekers-assistente. Ik ben met haar verloofd geweest, dat deed je vroeger nog. Na vijf dagen slingerde ik die ring al het kanaal in. Verloving verbroken, ruzie met de ouders, maar het bleef toch sluimeren. Alles ging volgens mij op een gegeven moment oké. Althans dat dacht ik.’

‘We leefden al een hele tijd met elkaar. Ik dacht te gaan trouwen, alles was bijna klaar, maar ineens was ze pleite. Zomaar. Ze vond me geloof ik een ontzettende nietsnut. Voetballen was voor haar onbelangrijk. Ze kwam nooit kijken. Nou had ik daar maling aan, ik heb het niet zo begrepen op die wijven die op een tribune willen zitten. Vond ik wel jofel eigenlijk, had ik ook geen last van die betweterige uitspraken en kritieken van haar. Ze wilde dat ik me meer op mijn baan gooide. Ze was een beetje materialistisch, ik moest me meer in de journalistiek verdiepen. Daar carrière in maken.’

‘M’n nummertje maak ik nog wel, dat kwakkie raak ik echt wel kwijt. Geen enkel probleem. Maar het is toch niet dát… A lot of body, no soul. Het was met haar heel anders’

‘Desondanks voelde ik veel voor haar. Méér dan uitsluitende lichamelijke liefde. Kijk, ik kan met zat wijven in Veendam naar bed. In bed kun je er wel in bijten, later kun je er wel op schijten. M’n nummertje maak ik nog wel, dat kwakkie raak ik echt wel kwijt. Geen enkel probleem. Maar het is toch niet dát… A lot of body, no soul. Het was met haar heel anders.’

‘Ze is weg. Nou kan ik twee dingen doen: me erbij neerleggen en rustig kapot gaan. Of ontzettend goed terugvechten. Dat doe ik. Ik ga revanche nemen, goed voetballen, weet ik veel. Ze ziet nu wekelijks in de krant dat ik iets presteer. Doet me goed.’

JEUGDTRAINING

‘Ik heb al eens eerder, drie jaar lang, een jeugdploeg getraind. Zijn er drie van doorgedrongen tot het betaalde voetbal. Om die knapen gaat het me. Ik heb er elf nodig voor een elftal, maar ik concentreer me op die jongens met voetbaltoekomst. Die anderen interesseren me geen moer. Zijn bestemd voor het vijfde. Jongens voor het recreatievoetbal. Even goede vrienden, maar daar wil ik me niet te veel mee bezighouden. Ik hou niet van recreatiesport. Er moet gewonnen worden. Ik ga niet aan tekortkomingen werken die toch niet te verbeteren zijn. Als ik die jongens ’s avonds in de kroeg achter een grote pils aantref, zeg ik daar niets van. Laat ze maar aanrommelen. Met die enkele talenten onderhoud ik wel een intensief contact. Praat veel met ze, probeer ze uit het café te houden, tracht ze voor het betaalde voetbal op te leiden. Ik heb zelden of nooit conflicten met spelers, wél met de jeugdcommissie en de ouders.’

Doorzakken met VI-verslaggever John Linse.
Doorzakken met VI-verslaggever John Linse.

‘Die ouders vinden je aanpak niet goed, er wordt te hard getraind, er moet te veel gespeeld worden, of, wat nog erger is, ze vinden hun zoon een enorm talent. Zijn slechts enkele ouders die nuchter over de prestaties van hun zoon kunnen oordelen. De mensen van de jeugdcommissie hebben eveneens veel moeite met mij. Kijken er enorm van op dat die knapen lopen te schelden en te tieren. De doorsnee-leider houdt die jongens kort. Zó kort dat ze het plezier in de voetballerij gaan verliezen. Ze mogen niet voor hun beurt praten, als ze moeten komen moet dat in looppas gebeuren. Kadaver-discipline. Koop je niets voor. Laat die jochies in hun waarde. Ze zijn gek van voetbal, kunnen er soms ’s nachts niet van slapen. Ik zal nooit zeggen: Jij gaat die ballen halen. Ik zeg: Ga jij die ballen even halen? Het klinkt even anders. Soms doen ze het dan niet. Ik kan me er niet driftig om maken. Die ballen komen toch wel.’

‘Geen enkel probleem. Er heerst een lekker sfeertje. We gaan goed met elkaar om. Ik ben gewoon Johan voor ze, ik zit in hun kleedkamer, sta bij ze onder de douche. Discipline in een ploeggie is niet afhankelijk van omgangsvormen. Ik scheld veel op ze. Als ze dóórgaan, krijgen ze ongetwijfeld daarmee te maken. Kan ik ze nu al op voorbereiden. Ik ben er zes dagen per week mee bezig. Pro-deo. Ze hebben me gevraagd dit te doen, ik kan het inpassen in m’n werk en ik doe het graag. ’s Maandags meestal een bespreking met de jeugdcommissie. ’s Zaterdags een wedstrijd. Dinsdag en donderdag zijn ze verplicht te komen, vrijdag kan iedereen komen, woensdag mogen ze komen.’

‘Ik heb er elf nodig voor een elftal, maar ik concentreer me op die jongens met voetbaltoekomst. Die anderen interesseren me geen moer’

‘Het is niet al te zwaar. Het gaat voornamelijk om de techniek, weinig lichamelijke arbeid. Ik houd wel rekening met hun studie, maar vind het prettig als ze vier keer per week komen trainen. Zo gaat het tenslotte in het betaalde voetbal óók. Voordat je bij een club tekent, schermt men met studiebegeleiding en zo. Als je bij die club bent, telt slechts één ding: die bal moet erin. Aan de rest heeft men ronduit schijt.’

‘Let wel: ik doe het niet alleen voor die jongens, ook voor mezelf. Ik heb er gein in. Ik heb zelf nooit een goeie jeugdtrainer gehad, misschien wel vandaar. Ik weet hoeveel hekel ik had in het gareel te lopen. Als er bij mij twee ruzie krijgen, laat ik ze een half uur aanrommelen. Wordt het te erg, dan grijp ik in. Als ze risico’s op de training willen nemen, oké. Als Pietje lef wil tonen, moet hij het niet nalaten. Als hij een bal op zijn kloten krijgt, jammer, hij vraagt erom. In de wedstrijd loop je die risico’s ook. Dat zijn van die dingen waar jeugdleiders erg vreemd tegen aankijken.’

TRAINERS

‘Trainers zijn belangrijk in de jeugdjaren. Daarna kunnen ze je technisch/tactisch nauwelijks meer iets leren. Ik heb veel opgestoken van Joop Brand, toen ik terechtkwam op de voetbalschool in Deventer. Ik heb veel van hem afgekeken, al doe ik het zelf anders. Brand blijft te allen tijde een heer. Hij zal nooit vloeken. Ik doe dat wel, maar niet te veel, hoop ik. Barry Hughes doet niets anders dan vloeken, heb ik gehoord, dan heeft het geen enkel effect.’

‘Maar op het juiste moment mag je best achteruit bidden. Brand heeft me bij Go Ahead door een enorm moeilijke periode heen gesleept. Ik volg nog altijd wat hij doet. Ben het vaak niet met zijn uitspraken eens. Hij heeft nooit verdiend verloren, scheidsrechters hebben het nooit goed gedaan. Die klaagzang, hè, daar houd ik niet van. Maar als trainer bewonder ik hem enorm.’

‘Van Joop Brand bij Go Ahead naar Jan Bens bij Cambuur. Prachtige man, goede, maar ouderwetse trainer. Veel rondjes lopen. Beginnen met tien rondjes en eindigen met tien rondjes. Conditie, conditie. Tactisch trouwens ook wel sterk, het was een oud-voetballer. Ik was toen net twintig, de leeftijd om je mond te openen. Daardoor had ik weleens problemen met Bens. Hij riep eens wat in de wedstrijd, ik reageerde niet zo prettig voor hem. Na die wedstrijd gaf hij iedereen een hand. Wilde ik ook doen, maar hij sloeg me onmiddellijk knock-out. Typisch Bens. Hij ging weleens buiten zijn boekje, dan sloeg hij iemand op zijn bek. Voor de rest nooit problemen met hem gehad.’

‘Eigenlijk wel jammer dat hij uit Leeuwarden vertrok. Ik sloeg nooit terug, was ook niet verstandig. Bens was tevens ex-bokser, hij was veel te sterk. Er is weleens met de hele groep en Bens over gepraat. Hij zei dan: “Ik heb een motortje, dat loopt het hele jaar, maar soms is dat motortje over zijn toeren, en ja, dan heb ik weleens zoiets”. Nou ja, kan gebeuren. Een dag later was je het vergeten. Na Bens kwam Arie Otten. Had veel verstand van sport behalve van voetbal.’

‘Typisch Jan Bens. Hij ging weleens buiten zijn boekje, dan sloeg hij iemand op zijn bek. Voor de rest nooit problemen met hem gehad’

‘Na een nederlaag tegen Heerenveen zei hij hele vreemde dingen tegen de pers. We konden er niets van, beheersten de meest elementaire begrippen van de voetballerij niet, er zat geen toekomst in de ploeg. En tegen ons vertelde hij altijd dat we alles konden. Dat was niet te accepteren. Hele rel geweest. Otten op non-actief. Ik trainer. 22 jaar oud. Twee maanden lang. Jongens deden het goed, maar het duurde te lang. Ineens bemoeide Vondeling, lid van de Tweede Kamer, zich met de affaire Otten. Hij kwam tot de conclusie dat er niet meer te werken viel met Otten. Na veel gesprekken met spelers, manager en bestuursleden. Otten nam er geen genoegen mee, schakelde de VVON in, er kwam een civiele procedure op gang. Uitspraak: Otten niet terug, maar Cambuur moest, geloof ik, tien mille betalen.’

‘Ik heb daaraan meegewerkt door als woordvoerder van de spelers op te treden. Ook voor de rechtbank. Heb ik ontzettend veel spijt van. Had me nooit voor dat karretje moeten laten spannen. Door dat geintje is er nooit meer iets van Otten in de voetballerij terechtgekomen. Dat incident was eigenlijk het hele drama niet waard. Dat gezin van Otten, die kinderen, hij moest verhuizen, pure ellende. Had ik nooit aan mee moeten werken.’

Johan Derksen versus Dick Advocaat tijdens een ontmoeting tussen Roda JC en Haarlem.
Johan Derksen versus Dick Advocaat tijdens een ontmoeting tussen Roda JC en Haarlem.

‘Na Cambuur kwam ik bij Veendam. Bij Cor van der Gijp. Unieke ervaring. Twee jaar lang goed met hem kunnen opschieten. Hij ziet het goed. Was hij gebleven, dan had hij echt wat van Veendam gemaakt. Bij een topclub maakt hij het helemaal. Hij ging hier een beetje uit van het niveau van Feyenoord. Hij had vaak van die opmerkingen van: Als je dat niet kunt…’

‘Nou ja, god, dat konden ze niet. Later is hij dat gaan inzien. Hij wilde een beetje te geforceerd nar de top. Zijn instelling sprak me enorm aan. Ik was het roerend met hem eens. “Leg nooit je armen om de schouders van een zwakke. Die vallen toch af, zonde van de tijd”. Mijn idee. Van der Gijp had een hekel aan zeikerdjes. Hij hield niet van beschermelingen. Als Jantje Korte, een lekker voetballertje, UEFA-international, een schop kreeg, regelde ik dat even. Gaf ik even daarna die vent een opneuker. Mocht niet van Van der Gijp. Als Korte het wil maken, moest hij dat ook maar leren, was zijn mening. Báng? Knalhard ertegenaan. Dwars door de muur als het moet. Goeie bluf. Vind ik belangrijk. Hij kon zeggen: “Iedere keer dat je een wijf kan snappen en je doet het niet, ben je een lul”.’

‘Spreekt mij aan. In het noorden heeft men daar moeite mee. Van der Gijp had voor veel mensen een te rappe babbel. En een humor die als arrogant werd uitgelegd. Nou ja, hij ging ook niet gebukt onder een minderwaardigheidscomplex. Maar je kunt hem ook een sterke persoonlijkheid noemen. Veendam beschouwde hij als een springplank. Dat moest het voor ons ook zijn, volgens hem. Hij heeft veel goeds gedaan. Hard gewerkt. De grondbeginselen gelegd voor de reorganisatie van Veendam.’

‘Ik vind neuken geen ongezond verschijnsel, jij wel? Cor van der Gijp had er niks van gezegd. Ben je gek’

‘Stehouwer heeft hem opgevolgd. Een man die respect heeft voor mijn kwaliteiten als voetballer, maar daar houdt het ook wel mee op, geloof ik. Als ik zeg dat het een lul is, heb ik problemen. Als ik zeg dat het een goeie is, voel ik me een ontzettende slijmbal. Buiten het veld is het contact duidelijk minder. Ik houd niet van sprookjes, dat klopt. Stehouwer vertelt dingen die mij niet kunnen pakken. Op anderen heeft het waarschijnlijk wél effect, misschien zijn zij er wel kapot van.’

‘Maar ik denk dan: Nee hoor, wat je nu aan het vertellen bent, dat… Eh… Van der Gijp was een voetballer, dat voel ik bij Stehouwer niet zo aan. Van der Gijp denkt alleen aan die bal die in de goal moet, Stehouwer kan het hebben over het poetsen van voetbalschoenen. We hebben weleens conflicten, ja.’

‘Ik denk dan terug aan een vijfdaags tripje met Veendam naar Engeland. We mochten na een wedstrijd nog even de stad, Bristol, in. Niet lang, maar lang genoeg om wat vrouwen op te pikken. Wij met die vrouwen naar onze kamers. Stehouwer krijgt dat in de gaten. Begint op deuren te bonzen. Hij liep als een schildwacht over de gangen van het hotel. Bij getrouwde jongens ging hij vertellen: “Dat kun je niet maken, dat hoort niet”. Hij heeft verschillende meisjes van de kamer gehaald. Dat soort werk, hè. Gelul. Dat is een normaal verschijnsel in de voetballerij. Voetballers zijn zo. Dan zijn het misschien schoften, maar als hij daar niet mee wil omgaan, dan moet hij niet in dit vak werken. Ik heb nog nooit bij een club gezeten waar zulke dingen niet gebeurden.’

‘Terugkomend op trainers: ze zijn wel aardig, maar erg eenzijdig. Ze kunnen lullen over voetbal, voetbal en voetbal. Erg arm, vind ik’

‘Ik vind neuken bovendien geen ongezond verschijnsel, jij wel? Van der Gijp had er niks van gezegd. Ben je gek. Maar ik laat me niet door een trainer van mijn stuk brengen. Slechts Brand en Van der Gijp hebben invloed op mij kunnen uitoefenen. Ik motiveer mezelf. Ik ben hard. Voor mezelf en voor een ander. Ze hebben me de beul van Veendam genoemd. Onzin. Elke ploeg heeft er een hardere jongen tussen lopen. Een ploeg kan niet zonder.’

‘Het is alleen vervelend dat die knapen steeds de dupe worden van arbitrale beslissingen. Goed, ik ben bereid de palen uit de grond te lopen. Zijn vervelende verhalen door in de wereld gekomen. Lullig, maar het bestuur trok zich dat aan. Die gozer, zeiden ze, moet maar oprotten. Slecht voor het imago, weet je. Terugkomend op trainers: ze zijn wel aardig, maar erg eenzijdig. Ze kunnen lullen over voetbal, voetbal en voetbal. Erg arm, vind ik.’

DE JOURNALISTIEK

‘Als journalist ben ik niet zozeer een nieuwsjager, al die zenuwtoestanden. Het hoort erbij, maar ik doe liever een gewone reportage. Ben vrij om te doen en laten wat ik wil. Tot op zekere hoogte. Als het niet goed zou gaan, trekken ze in Winschoten aan de bel, logisch. Ik kan mijn ei aardig kwijt, al moet je hier niet nog eens vijf jaar zitten. Dan ben je wel uitgekakt. Denk ik.’

Als talent van Cambuur.
Als talent van Cambuur.

‘In ’t begin ben ik hard van stapel gelopen, nu doe ik het wat voorzichtiger aan. Verstandelijker. Nee, ik provoceer niet zo graag. Ik zit niet te springen om een andere krant op te zoeken. Heb geen haast. Ik zou graag muziek-journalistiek gaan doen, maar welke krant zit daarop te wachten? Ik ben bewust niet de sportjournalistiek ingestapt. Ik zit nu al soms in een dualistische positie. Met, bijvoorbeeld, raadsverslagen, waar Veendam ook ter sprake komt. Veendam heeft er nogal moeite mee. Ze verdenken mij altijd van zekere berichten over de club. Dat gebeurt soms ook wel. Ik zit dicht bij het vuur, hoor vrijwel alles, hè. Als je iets interessants hoort en je zet het niet in de krant, ben je een slechte journalist, niet waar. Als je het wél doet, ben je een slechte jongen voor de club. Regelmatig probleempjes.’

‘Het is ook wel leuk. Zoals van de week. Het ene moment ben je werknemer van Veendam, vijf minuten later zit je in een persconferentie, stel je vragen, beoordeel je bepaalde situaties en ontwikkelingen en veroordeel je misschien zelfs. De sportjournalistiek? Er worden dingen verkondigd waarvan ik denk: Je snapt er geen hol van. De betrokkenheid met voetballers is bovendien te gering. Je kunt wel zeggen: je speelt betaald voetbal, je moet niet lullen over een zieke vrouw, maar als je voor die zieke vrouw een nacht lang in touw bent geweest, heeft dat uiteraard invloed op de prestatie.’

‘Er wordt steeds gevraagd wanneer dit stuk nu in VI komt. Is helemaal te gek’

‘Ik ben zelf tamelijk immuun voor beoordelingen in kranten. Ik kan je dingen laten lezen over mij, ontzettend gore dingen, dat zegt me geen reet. Interesseert me werkelijk geen pest. Anderen denken dan dat ik er kapot aan ga, ik sta er niet eens bij stil. De meeste mensen in de voetballerij trekken zich die publiciteit voor mij of voor zichzelf wél aan. Er wordt steeds gevraagd wanneer dit stuk nu in VI komt. Is helemaal te gek. Een vent komt vier dagen lang een speler van Veendam volgen. Andere jongens zouden daar misschien wel drie weken niet van kunnen slapen. Ik draag me normaal, dacht ik.’

BESTUURDERS

‘Over de bestuurders van Go Ahead kan ik nauwelijks oordelen. Ik was te jong. Stond te ver van ze af. De hoge heren, weet je, je keek er enorm tegen op. Bij Cambuur trof ik een meer normaal bestuur. De voorzitter was een ontzettend populaire vogel. Meekaarten en zo. Als we met de trein uit het westen kwamen, had-ie in Zwolle geen poen meer. Moest hij 25 gulden van een speler lenen om door te kunnen kaarten. Aardige vent. Heeft ooit de eerste spelersraad in Nederland geïntroduceerd. Het bestuur kwam nooit in de kleedkamer. Noch bij winst, noch bij verlies.’

‘Het staat voor mij onomstotelijk vast dat er geslikt wordt. Ik heb ook weleens wat gebruikt waar je eigenlijk niet van wist wat het was’

‘Bij Veendam ligt dat heel anders. Als er wordt gewonnen, stormt het hele bestuur de kleedkamer in. Knipoogjes, knikjes, allemaal vriendelijk gedoe. Bij verlies zie je er een of twee. Voelen zich verplicht tot het verlenen van enige morele steun. Cor van der Gijp heeft daar vroeger al eens wat van gezegd, Stehouwer ook. Die belangstelling is ook wat minder geworden. Het was ook geen gezicht. De hele kerkraad rukte op na een wedstrijd. Waren mensen bij die ik helemaal niet kende.’

‘De meeste bestuurders werken zich rot voor hun cluppie. Echte clubliefde. Maar dan heb je ook een categorie die het doet voor de eer. Met de reet op een bestuurszetel zitten, vinden ze mooi. Voor en na de wedstrijd in de bestuurskamer, even een jonge klare en daar beperkt het zich toe. Heb je weinig aan. Je leert de maatjes wel kennen als je zoals ik in de spelersraad hebt gezeten. Echt contact is nauwelijks mogelijk met bestuurders. Het contact loopt meestal via de trainer, komt aldus gekleurd over. Echt goede gesprekken komen zelden voor. Men kan van spelers moeilijk kritiek verdragen. Het is hier niet zo, maar ik ken ze, de bestuurders die zich verheven voelen boven de spelers. Laag volkje, weet je, arbeiders.’

DOPING

‘Het staat voor mij onomstotelijk vast dat er geslikt wordt. Ik heb ook weleens wat gebruikt waar je eigenlijk niet van wist wat het was. Ik kan me herinneren dat Joop van Maurik eens tegen mij zei: “Je zit onder de dope, joh. Je gaat als een gek tekeer”. Nou ja, ik had toen inderdaad wat ingenomen. Ik heb Rozijn ook weleens wat gevraagd. Voor de lucht, hè. Dan vraag ik om een luchtpil. Die krijg ik en ik neem aan dat dat ding werkt. Ik vertrouw op Rozijn. Ik ken de samenstelling niet, hij wel. Er zijn trouwens meer jongens die die luchtpillen gebruiken. Als Rozijn dat wil, kan hij je zo volstoppen met pep.’

COLLEGA’S

‘Echte vrienden maak je maar een enkele keer in de voetballerij. Je hebt wel collega’s, maar die blijken niet collegiaal te zijn als het erop aankomt. Men laat je snel zakken. Er is altijd wel één vent die op de bres wil springen. Bij Cambuur was dat Hans Sigmond. Wim van der Heide van nu FC Groningen is ook zo’n figuur. Hier ben ik ’t dan. Vorig seizoen kregen Eltjo Edens en Bert Wierenga geen contract meer aangeboden. Waarom was me niet duidelijk, die jongens hadden een goed seizoen gedraaid. Toen ben ik met Jan Bont, onze administrateur, naar Stehouwer gestapt. Die was bij onze laatste wedstrijd van de vorige competitie aanwezig. Met Stehouwer weer naar het betuur. Daar heb ik ontzettend voor gevochten. Ten slotte kregen die jongens weer een contract. Dat bedoel ik nou met voor iemand, een collega, inspringen. Andersom gebeurt het maar zelden. Teleurstellend. Ik ben uit de spelersraad gestapt, omdat er steeds werd opgemerkt: “Derksen bemoeit zich er weer mee”. Stehouwer ook trouwens. Ja, waar zit ik dan voor in die spelersraad? Dan moet ik toch voor belangen opkomen. Maar ze namen me het kwalijk.’

‘Nou moeten ze het zelf maar uitzoeken. Nou moet ik de pot op van trainers die lullen dat ze zo’n gezellig elftalletje hebben, een echte vriendenploeg. Dat bestaat niet. Elke ploeg valt uiteen in groepjes. Er loopt altijd wel een jongen tussen waar je een ontzettende hekel aan hebt. Er wordt heel wat afgepraat achter je rug om. Ik ben dan een dankbaar object. Ik flap er spontaan wat uit en dan hebben ze weer wat om over te ouwehoeren. Via via bereikt me dat dan weer.’

‘Ik ken de typetjes, ook de mannetjes die slijmen met de trainer. Ik ken ze heel goed eigenlijk. Kan ik niet hebben. Heb ik laatst nog eens tegen de hele ploeg gezegd. Als er dingen langs een omweg mij ter ore komen, treffen die je nog harder dan recht voor z’n raap. Daar geef ik de voorkeur aan. Ik heb een open karakter.’

‘Er is mij weleens geld geboden om een jongen in elkaar te rammen zodat er een plaatsje vrij kwam’

‘Ik kies voor de underdog. Ook in het veld. Als zo’n Jantje Korte, zeventien jaar , een trap krijgt, voel ik de pijn. Concurrentie, ook al een ongezond verschijnsel in de voetballerij. Je zet er mensen door tegen elkaar op, je kweekt haatgevoelens. Die jongens op de bank kan het weinig schelen of iemand uit het veld wordt geschopt. Concurrenten kennen geen medelijden. Zijn blij om op het plaatsje van een ander te spelen.’

‘Er is mij weleens geld geboden om een jongen in elkaar te rammen zodat er een plaatsje vrij kwam. Er werd me tweehonderd gulden aangeboden. In Deventer, bij Go Ahead. De jongen die ik in elkaar moest schoppen, was Oeki Hoekema. Dat was toevallig een erg goede vriend van mij. Dan doe je het helemaal niet. Sterker nog, je gaat de man die dat geld heeft aangeboden zoeken. Gewacht totdat ik een partijtje tegen die vogel moest spelen en toen heb ik ’t hem laten voelen. Misselijk, hè.’

OP STAP GAAN

‘Ik leid geen ideaal leven voor een sportman. Dat is inherent aan mijn vak, journalistiek. Het wordt vaak twee, drie uur voordat ik kan gaan slapen. Dan wil je wel uitslapen, maar om negen uur rinkelt de telefoon soms weer. De krant, je kent het. Ik kom slaap tekort. En ik kom weleens in de kroeg. Daar wordt snel de conclusie uit getrokken dat ik bezopen ben. Dat gebeurt maar incidenteel. Maar ik zak weleens lekker helemaal door. Dat kan best weleens goed zijn, denk ik. Op zaterdag is het niet aan te raden, maar als je er behoefte aan hebt, moet je het niet laten.’

‘Ik leid geen ideaal leven voor een sportman. Dat is inherent aan mijn vak, journalistiek. Het wordt vaak twee, drie uur voordat ik kan gaan slapen’

‘Ik ben de hele week in de weer. Soms heb ik een uitje nodig. In Veendam kom ik weleens ergens, maar doorgaan doe ik er nooit. Het uitgaansleven is bepaald niet opwindend, het swingt zeer zeker niet. Ik heb in Assen een stamkroeg. Erg gezellig. Het is 25 kilometer van Veendam en ik kan er altijd wel ergens slapen. Geen enkel probleem. Daar moet ik ook niet over voetbal praten of over een stuk in de krant waar ze het niet mee eens zijn. In Assen wordt er wel over voetbal gesproken, maar in een heel andere sfeer. Ontspannend. Die jongens ken ik al jaren. Muskee, Gelling, fijn contact.’

AMBITIES

‘Als je zeventien bent, voetbal je voor je naam in de krant, voor de eer. Geld interesseert je niet. Later krijg je je zakken vol van de eer en speel je louter voor de poen. Voor in de twintig train je nog met de gedachte: Ik kan er nog komen, bij een topclub. Als die topclubs niet komen, dan vind je het wel goed, dan ga je verschillende dingen nalaten. Dan word je een echte Eerste Divisie-speler. Je loopt het gevaar uit te sudderen naar je dertigste. Dan is het afgelopen. Dat gevaar loop ik. Ik heb nog wel ambities, maar ik weet dat ze niet staan te dringen voor mij. Het zou net een club moeten zijn die mijn type speler nodig heeft.’

Het leven van Johan Derksen bijna 45 jaar later: analyticus namens RTL.
Het leven van Johan Derksen bijna 45 jaar later: analyticus namens RTL.

‘Ik ben een vaste kracht bij Veendam, dat wel. Maar ik lig niet meer wakker van een wedstrijd, ik ben er emotioneel nog maar nauwelijks bij betrokken. Zenuwen kan ik me niet herinneren. Je maakt je fantastische illusies als je wordt uitgenodigd voor die voetbalschool van Go Ahead. Je zag die eerste-elftal-spelers. Mooie auto, veel publiciteit, lekkere wijven. Zo kijk je ertegenaan. Je komt er vanzelf achter dat dat niet voor jou is weggelegd. Daar hebben veel jongens moeite mee. Bij Go Ahead zag ik geen toekomst. Uitstekend middenveld. Veel internationals. Cambuur was een promotie. De top van de Eerste Divisie was aantrekkelijker dan het B-elftal van Go Ahead. Om ten slotte weer amateur te worden, lijkt me niets.’

VERDIENSTEN

‘Wat verdien ik bij Veendam? Een basissalaris van zesduizend gulden. Aan premies komt daar nog zo’n tweeduizend gulden bij, als we redelijk draaien. Tien trainingsuren per week. De hele zondag voor de wedstrijd zo’n beetje. Zeg maar inclusief besprekingen een dikke twintig uur per week. En dat 46 weken per jaar. Dat komt alles bij elkaar op zo’n acht gulden per uur neer. Vuil. Als de belasting eraf is, blijft er vijf gulden per uur over. Dat krijgt een werkster ook.’

‘Wat verdien ik bij Veendam? Als de belasting eraf is, blijft er vijf gulden per uur over. Dat krijgt een werkster ook’

Gerelateerde artikelen