Jaap Stam: ‘Ik kom naar Ajax om kampioen te worden’

Hij wilde al enkele jaren terug naar Nederland, maar het gaat er nu van komen. De komende twee seizoenen speelt Jaap Stam (33) voor Ajax, een club die voor hem nog steeds iets magisch heeft. ‘Ik was vroeger een grote fan van Robbie de Wit. Een wereldvoetballer vond ik dat.’

Jaap Stam: ‘Ik kom naar Ajax om kampioen te worden’

Een grapje, gelezen op internet: Jaap Stam heeft al vier kinderen, wat heeft hij dan nog bij Ajax te zoeken?

‘Haha, ik hou nu eenmaal van een grote familie. Zo’n geintje geeft natuurlijk wel de kern van mijn overgang aan. De jonge Ajax-groep heeft ervaring en een sturende hand nodig.’

Wat is precies de rol die jou is geschetst?

‘De rechter centrale verdediger in een 4-3-3-systeem. Verder wordt van mij verwacht dat ik mijn ervaring aanwend, praat met spelers, ze stimuleer en probeer te helpen.’

Er is al de parallel getrokken met Frank Rijkaard en Phillip Cocu. Na hun terugkeer uit het buitenland stuwden zij respectievelijk Ajax en PSV naar grote hoogte.

‘Je kunt mij niet met hen vergelijken, al is het alleen maar omdat ik op een andere positie speel. Je moet mij ook niet zien als een praatpaal die van begin tot eind op vol volume staat. Ik probeer vooral te helpen door te dóén op het veld, het voortouw te nemen. Ik ga in eerste instantie naar Ajax om te presteren. Ik heb geen zin de komende twee jaar mee te helpen een goed elftal op te bouwen dat in het seizoen daaróp leuk kampioen wordt. In de twee jaar dat ik bij Ajax onder contract sta wil ik een keer een kampioenschap binnenhalen.’

In de kleedkamer van Ajax ontbreekt al een tijd de hiërarchie. Heb jij het in je een harde leider te zijn?

‘Ik heb er geen problemen mee iemand te corrigeren. Je staat op het veld om te winnen, dus moet je elkaar scherp houden. Vanaf het moment dat ik in 1996 bij PSV in het topvoetbal terechtkwam, is dat een soort tweede natuur geworden. Ik weet nog dat we met PSV een voorbereidingswedstrijd speelden. Ik gooide de bal in, richting Jan Wouters. Er zat echter een stuit in waardoor Jan hem niet in één keer kon aannemen. Hij schold me helemaal verrot. Elke bal moest goed zijn. Bij Manchester United voerde je soms hele discussies in het veld met Roy Keane, dan kon het tien minuten lang doorgaan over één situatie. Je was in staat elkaar een klap voor de kop te geven. Maar na afloop lachte je erom. Dáár gaat het om: je moet het zakelijke en persoonlijke scheiden. Ik denk dat Nederlandse spelers daar wel goed mee om kunnen gaan, die zijn opgegroeid in een cultuur van mondigheid. Ik maak hier in Italië mee dat spelers van 28 jaar nog steeds van de kaart zijn als je op hen scheldt. Die denken dan direct dat je hen persoonlijk aanvalt.’

Technisch directeur Martin van Geel gaf ook aan dat hij op zoek is naar een bepaald karakter voor het nieuwe Ajax. Versterkingen als Klaas-Jan Huntelaar, Kenneth Perez en jij zijn volgens hem wars van filmsterrengedrag.

‘Ik vind dat een modewoord worden dat in Nederland te pas en te onpas wordt gebruikt als een elftal even niet presteert. Bij Oranje werd dat beeld vaak ook geschetst. Dan ging het bij een tegenvallend resultaat direct over petjes, snelle auto’s en verwende spelers. Als je zelf in zo’n groep zit, merk je dat dat helemaal niet het geval is. Is ook iets typisch Nederlands, vind. Mensen met een beetje status worden direct naar beneden gehaald. In het buitenland is het juist andersom. Toen ik bij Manchester United voor het eerst voorreed in mijn huurautootje, spraken de fans er juist schande van dat ik geen grote auto van de club had gekregen. Los daarvan kan ik me niet voorstellen dat die jonge jongens bij Ajax last hebben van filmsterrengedrag. En als ze wél uit hun bol gaan, zal een goede groep ze corrigeren.’

Als je bij Manchester United en AC Milan hebt gespeeld, roept Ajax dan nog iets speciaals bij je op?

‘Jawel. Ajax is Ajax. Waar je ook komt op de wereld, iedereen krijgt een blik van herkenning bij het horen van die naam. Ik vind het wel iets hebben met je naam opgenomen te worden in zo’n grote geschiedenis. Net als alle jongens uit de buurt in Kampen was ik vroeger voor Ajax. Het was de tijd van Marco van Basten, Gerald Vanenburg, de terugkeer van Johan Cruijff... Ikzelf was een grote fan van Robbie de Wit. Ik speelde in die tijd op het middenveld van DOS Kampen, wat hij deed wilde ik óók. Op snelheid en het liefst met een mooie actie je man voorbij. Ik vond De Wit een wereldvoetballer.’

Ajax is Ajax juist niet meer. Er zit geen herkenbaarheid in het voetbal, de vleugelspitsen zijn verdwenen en de ploeg wisselt veelvuldig van systeem.

‘Veel meer dan dat de resultaten niet goed zijn, krijg ik hier niet mee. Ik begrijp dat Ajax een beetje dezelfde problemen heeft als wij bij Milan. Ook wij hebben moeite een wedstrijd nog naar ons toe te trekken als we eenmaal op achterstand staan. En wij hebben een ervaren groep, dus dat heeft niet alleen met leeftijd te maken. Bij ons probeert trainer Carlo Ancelotti ook door veranderingen weer tot de juiste formatie te komen. Als het maar niet wil lopen, gaat een trainer toch zoeken. Wat mij wel verbaast is dat ik hoor dat spelers van Ajax onzeker zijn. Brutaal zijn, lef tonen; dát is voor mij juist Ajax. Voor je eigen strafschopgebied moet je niet gaan kappen en draaien, maar bij dat van de tegenstander moet je acties dúrven maken. En als het mislukt de volgende keer wéér die actie maken. Balverlies hoort nu eenmaal bij voetbal, daardoor moet je je niet laten blokkeren. Misschien kan mijn komst daartoe bijdragen; dat spelers het gevoel krijgen dat ze iets mógen met een bal. Ik vind toch dat in het voetbal in het algemeen te veel de nadruk ligt op de tegenstander. Je wordt doodgegooid met analyses over kwaliteiten zus en zo, de tegenstander wordt daardoor vaak groter gemaakt dan-ie in werkelijkheid is. Je moet meer uitgaan van eigen kracht, gewoon lekker voetballen. Laat de ander zich maar zorgen maken om óns.’

Jij hebt wél met technisch directeur Martin van Geel gesproken, maar níét met trainer Danny Blind. Is dat niet vreemd?

‘Nee. Ik heb nog met Blind samengespeeld in het Nederlands elftal. Hij weet wat hij aan mij heeft. En ik weet wat ik bij Ajax kan verwachten.’

Het kan er ook op duiden dat Blind volgend seizoen geen hoofdtrainer meer is van Ajax.

‘Dat weet je nooit in de voetballerij.’

Vrijwel iedereen dacht dat jij je carrière zou afsluiten bij je oude club PSV.

‘Het is niet altijd vanzelfsprekend dat je terugkeert bij de club waar je het ooit goed hebt gehad. Toen ik aangaf dat ik terug wilde naar Nederland is mijn zaakwaarnemer Henk van Ginkel gaan informeren. Er kwamen slechts drie clubs in aanmerking die de transfersom konden betalen die Milan nog vroeg. Feyenoord heeft zich nooit gemeld en Ajax heeft het snelst en meest slagvaardig gehandeld. Een overgang naar Amsterdam past ook wel bij mijn karakter, weer een nieuwe start. Bij PSV, Manchester United, Lazio Roma en AC Milan kwam ik steeds in een gevestigde groep terecht. Je wordt als het ware vanzelf meegezogen. Bij PSV zou ik volgend seizoen ook weer in een vaststaande situatie komen. Bij Ajax gaan echter minimaal tien spelers weg, er moet een nieuw elftal worden opgebouwd. Dat geeft ook mij een prikkel. Er wordt straks op me gelet, ik moet nóg scherper zijn, beter presteren dan ik al deed.’

Het niveau zal in vele opzichten minder zijn dan je gewend bent. Vrees je mentale aanpassingsproblemen?

‘Ook dat vind ik vreemd: de denigrerende manier waarop Nederlanders naar hun eigen competitie kijken. Zal er wel mee te maken hebben dat wij een heel kritisch volk zijn. Het is niet snel goed. Als het nationale team zich ongeslagen kwalificeert voor een WK zoals Oranje heeft gedaan, zou in elk ander land de fanfare uitrukken. In Nederland wordt echter gemekkerd dat de ploeg niet zo dominant heeft gespeeld. De Eredivisie is ook niet zo slecht als wij denken. Ook in de Serie A zijn genoeg wedstrijden niet om aan te zien. Nederlandse middenmoters als FC Utrecht en Heerenveen doen qua technisch vermogen en tactisch vernuft echt niet onder voor clubs als Empoli, Treviso en Ascoli. En in de top zijn de verschillen ook niet zo groot. Wij hebben met Milan vier keer tegen PSV gespeeld. Eén wedstrijd hadden we moeten winnen, maar in de andere drie hadden we het verschrikkelijk moeilijk, die kwamen we slechts met het nodige geluk door. Het probleem is dat in Nederland het geld ontbreekt om de grote spelers aan te trekken die op topniveau het verschil kunnen maken. Zoals jonge Brazilianen tegenwoordig direct de overstap naar de grote competities maken, in tegenstelling tot Ronaldo en Romario vroeger. Maar in technisch en tactisch opzicht is het basisniveau in Nederland nog steeds goed.’

Jij speelde al geruime tijd met het idee terug te keren naar Nederland. Wanneer kreeg dat concreet vorm?

‘Aan het begin van dit seizoen ben ik naar de clubleiding gestapt met de mededeling dat ik het mooi genoeg vond geweest. Milan wilde eerst van niets weten, ze wilden me absoluut niet kwijt. Toen de club daarna doorkreeg dat ik niet meer happy was, hebben ze meegeholpen met het zoeken naar een oplossing. Daar heb ik grote waardering voor. Ik heb wel eens gemopperd dat je als speler niet méér bent dan een pion op een groot schaakbord. Het geld bepaalt vaak welke kant je carrière op gaat. Ik heb het zelf ondervonden. Toen Manchester United een bod van zestien miljoen pond (circa 25 miljoen euro, red.) voor mij kreeg van Lazio was het: Gáán, of anders niet meer spelen. Door mee te werken aan een transfer heeft Milan zich ook in menselijk opzicht een grote club getoond.’

Toch blijft het vreemd. Een halfjaar eerder had je je contract willens en wetens nog met een extra jaar verlengd tot de zomer van 2007.

‘Al vrij snel na mijn overgang van Lazio in 2004 liep een achillespeesblessure op. Ik moest geopereerd worden en lag er een paar maanden uit. In dat eerste jaar Milan heb ik nog niet de helft van de wedstrijden gespeeld. Uit een schuldgevoel als sportman ben ik toen akkoord gegaan met een extra jaar. Ik wil waar leveren voor mijn geld. Maar op een gegeven moment misten mijn gezin en ik Nederland gewoon te veel. Na een vakantie wilden de kinderen al niet eens meer terug naar Italië. Hier is geen cultuur van kinderen die buiten met elkaar spelen. Ze zijn aan huis gekluisterd. Voor mijn vrouw en ik geldt min of meer hetzelfde. Wij hebben altijd een nomadenbestaan geleid. Twee jaar hier, drie jaar daar. Dan bouw je geen uitgebreide kennissenkring op. Ik vind Italianen ook gesloten en op zichzelf gericht, Nederlanders vormen een opener en vrolijker volk. Als je hier iets vraagt, krijg je al snel een reactie van: Flikker op. Je wordt alleen geholpen omdat je een bekende kop hebt.’

Eigenlijk ben jij een geweldige heikneuter.

‘Klopt. Ik ben een familieman, ben gehecht aan de omgeving waar ik vandaan kom, aan familie en vrienden. Het lijkt me heerlijk straks weer ergens spontaan naar binnen te kunnen lopen voor een kop koffie en een potje ouwehoeren in het Nederlands. En ik ben blij dat ik straks verlost ben van de trainingskampen. Die vind ik echt frustrerend. De zin ervan ontgaat me ook. Bij Manchester United hoefden we ons pas drie uur voor de aftrap van een kwartfinaleduel in de Champions League te melden in het stadion. Als we met Milan op zondagavond om half negen een thuiswedstrijd hebben, verzamelen we zaterdagmiddag al op Milanello. Eerst trainen en daarna je hok in. Daardoor ben je de hele dag alleen maar over die wedstrijd aan het ouwehoeren. Je hebt er ook jongens bij die op zaterdagavond op tv nog eens naar een duel uit de Serie B gaan kijken. Als je dat vijf jaar hebt meegemaakt, kijk je verlangend uit naar een busreis naar Kerkrade.’

Hoe kijk je straks terug op vijf jaar Italië?

‘Toch wel goed. Ik zei vroeger altijd dat ik hier nooit wilde spelen. Ik vond het Italiaanse voetbal een soort schaken. Langdurige perioden waarin de bal werd rondgeschoven, slechts af en toe gebeurde er iets. Dat stond in schril contract met het open, levendige voetbal in Engeland. Maar als je er zelf middenin zit, ga je het Italiaanse voetbal wel meer waarderen. De pure winnaarsmentaliteit bijvoorbeeld. Het resultaat is hier boven alles verheven. Dat past wel bij mijn karakter. Iets extra’s brengen, tot het uiterste willen gaan. Daardoor heb ik dit alles bereikt.’

Milan staat in de competitie een straatlengte achter op koploper Juventus en is uitgeschakeld voor de nationale beker. De kans is reëel dat je Italië straks verlaat met alleen een Coppa Italia met Lazio Roma op zak.

‘Ik heb vorig seizoen met Milan ook nog de Italiaanse Super Cup gewonnen. Maar inderdaad, al met al is dat heel mager. Sportief is het teleurstellend geweest. In de competitie hebben we wederom te maken met Juventus dat ook niet groots speelt, maar wél het vermogen heeft op de juiste momenten toe te slaan. Wij kunnen dat niet. Milan heeft alleen nog de Champions League om iets van dit seizoen te maken, er komt nu heel veel druk op de wedstrijden tegen Bayern München te liggen. Het gekke is dat we juist dan op ons best zijn. Deze groep kan zich heel goed focussen, als we móéten presteren dan stáán we er ook. Tegen Juventus thuis bijvoorbeeld, we wonnen met 3-1. Tegen mindere ploegen ontbreken die paar procent. Dat mentale probleem zie je vaak bij een groep die veel gewonnen heeft. Op de een of andere manier is dan de echte honger er niet meer.’

In het laatste kampioensjaar, 2003/2004, kreeg Milan slechts 24 goals tegen. Nu staat de teller al op 23. Dus gaat de beschuldigende vinger vooral in de richting van de verdediging. Die is met Paolo Maldini (37), Cafu (35), Alessandro Nesta (29), jijzelf (33) en de zelfs veertigjarige Alessandro Costacurta zwaar op leeftijd.

‘Ik vind de pers hier heel kortzichtig. Het is net of die geen verstand van voetbal heeft. Niet reëel, niet objectief. Als een spits hier de hele wedstrijd niets uitvoert maar toch een goal maakt, is hij de beste van allemaal. En als een elftal doelpunten tegen krijgt, schrijft de pers dat per definitie toe aan de verdediging. Of aan de keeper, Dida, tegen wie de media nu flink tekeergaan. Verdedigen begint echter al voorin, is ook afhankelijk van de balans op het middenveld. Milan heeft momenteel een collectief probleem. Dan kun je er wel een individu uitlichten en zeggen dat Stam niet super speelt, maar je moet wel naar de feiten kijken. Sinds ik hier ben, heb ik 75 procent van de wedstrijden als rechtsback gespeeld. Ik doe het voor het elftal en omdat de trainer het wil. Ze weten dat mijn mentaliteit zo is. Als ik mee naar voren ben gegaan, loop ik net zo hard weer terug. En als er ergens iets verkeerd gaat, loop ik voor anderen de gaten wel dicht. Prima. Maar je kunt van mij dan geen wonderen verwachten in de zin dat ik in een wedstrijd ook nog tien voorzetten vanaf de achterlijn geef waaruit we scoren.’

Heb je dan twee lekkere jaren met Milan gehad?

‘Nee. Ik ben professional, topvoetbal is jezelf schikken, maar de meeste wedstrijden waren voor mezelf middelmatig.’

Heb je bij Ajax de eis op tafel gelegd dat je alleen in het centrum van de defensie hoeft te spelen?

‘Nee. Als het nodig is kunnen ze voor een andere positie incidenteel best een beroep op me doen. Maar ik ga niet weer een heel jaar rechtsback spelen.’

Bekijk hier al onze video's