Arnold Bruggink: ‘De beleving bij Heerenveen is soms te vrijblijvend’

In de zomer van 2003 vertrok hij opgelucht naar Real Mallorca, beu van de beeldvorming in Nederland over hem. Na een jaar keerde Arnold Bruggink (27) alweer terug, dit keer bij SC Heerenveen. Hoe weelderig het leven op het Spaanse eiland ook was. ‘Uiteindelijk draait het maar om één ding: voetballen.’

Arnold Bruggink: ‘De beleving bij Heerenveen is soms te vrijblijvend’

Jouw terugkeer in Nederland is vooralsnog geruisloos verlopen. Pas vorige maand in de uitwedstrijd tegen ADO Den Haag maakte je je eerste doelpunt, vanaf de penaltystip.

‘Ik heb ook nog drie keer gescoord in het UEFA Cup-toernooi, onder meer tegen Newcastle United. Maar in de eerste competitiehelft was het inderdaad redelijk anoniem, zeker als je het afzet tegen het hoge verwachtingspatroon dat mensen hadden. Daar zijn wel redenen voor. Ik kwam pas begin september naar Heerenveen en miste daardoor de seizoensopbouw. Hoewel ik door mijn leeftijd nu wel beter zou moeten weten en hoewel mensen weten wat je kunt, wilde ik me te snel en te geforceerd laten zien. Dat heeft me een paar spierblessures opgeleverd. Verder speelde ik in de eerste competitiehelft vooral als linkshalf. Weliswaar met het idee naar vóren te voetballen, maar je denkt toch in eerste instantie aan je verdedigende taken, omdat je weet dat dat je mindere kanten zijn. Het gevolg was dat ik vaak te laat kwam of kracht miste als ik naar voren ging. In de balans en in tactisch opzicht ben ik wel belangrijk voor het elftal geweest, maar voor mezelf was het niet genoeg. Ik kwam te weinig voor de goal van de tegenstander, speelde niet volgens mijn kwaliteiten. Wat er ook nog bij kwam was dat ik me moest aanpassen aan de manier van trainen in Heerenveen.’

In welk opzicht?

‘Toen ik van Real Mallorca naar Heerenveen ging, dacht ik eerlijk gezegd zelf ook: Een stapje terug, dat gaat wel goed. Nu blijkt dat dat absoluut niet het geval is. In Spanje was alles gericht op duurarbeid, je conditionele inhoud moest goed zijn. Van daaruit moest je gaan trainen en je wedstrijden spelen. In Heerenveen wordt juist veel aandacht besteed aan krachttraining, gericht op explosiviteit. De aanpak is ook specifiek en individueel onderbouwd. Iedere speler krijgt een apart programma. Dít is goed voor jou, dát is weer goed voor de ander. Ik had nog nooit op die manier getraind, het was echt wennen.’

Op zich is het wel cynisch. Een belangrijke reden voor de krachttraining bij Heerenveen is het voorkomen van blessures, maar jij hebt dit seizoen al drie spierkwetsuren gehad.

‘Dat is frappant, ja. Enerzijds is er bij mij sprake van pech. Anderzijds bewijst het dat de omschakeling naar deze manier van trainen groot is. Je moet eerst een halfjaar in het programma zitten voordat je er echt profijt van gaat trekken. Ik heb ook nooit over krachttraining nagedacht, ik moest worden overtuigd van het nut ervan. Dat ben ik nu, ik vóél me sterker worden. Dat is een van de redenen dat ik hier speel, ook op 27-jarige leeftijd kan ik hier beter worden als voetballer. Mijn basisvoetbalkwaliteiten zijn goed, juist in het fysieke kan ik winst halen.’

Op die leeftijd behoor je al in de kracht van je leven te zijn. Hoe frustrerend is dan die aaneenschakeling van spierblessures?

‘De reden dat ik ben teruggekomen naar Nederland is dat ik wil spelen en altíjd wil spelen. Daaruit haal ik mijn voldoening. Het onbevredigende is dat ik dit seizoen geen reeks wedstrijden heb neergezet waarin alles hosannah is. Ik ben nooit in een lekker ritme gekomen. Heb de trainingsopbouw naar het seizoen gemist, net als de voorbereiding op de twééde competitiehelft. Soms heb ik het idee dat ik achter het elftal aanhobbel.’

Hoewel jouw rendement te laag is, roemt trainer Gertjan Verbeek jouw rol als mens en prof in de groep.

‘Die rol was bij PSV wel hetzelfde, alleen voel ik nu een sterkere verantwoordelijkheid. Ik ben geen type dat gaat schelden en schreeuwen, ik probeer mensen voetballend te sturen. We zijn nog weleens te onstuimig, op zulke momenten zoek je de rust. Of als het niet loopt en sommige jongens willen de bal niet hebben, dan werp jíj je op. Kom, er moet iets gebeuren

Verbeek is van mening dat je daarin nog strijdbaarder en agressiever moet worden. Door de blessures raak je wat in jezelf gekeerd.

‘Het is eerder andersom. Als persoon ben ik eerder geneigd mezelf te vergeten en wat voor een groep te doen. Zo heb ik altijd gedacht, zo ben ik opgevoed. Ik ben een teamspeler, kijk altijd om me heen. Er zijn momenten dat ik me juist wat meer op mezelf zou moeten richten.’

Heb je daardoor de voetballer Bruggink tekortgedaan?

‘Ik denk het wel. In het verleden ben ik te dienstbaar geweest. Als ik bij PSV een paar wedstrijden niet speelde, had ik meer moeten zeggen: Wacht even, ik ben er óók nog. Wat dat betreft is het goed dat ik dat jaar Spanje heb meegemaakt. Spaanse voetballers zijn veel individualistischer ingesteld. Als het hen uitkomt laten ze de groepsdiscipline varen en doen ze waar zíj zin in hebben. Ik legde nog weleens een balletje breed als een ander er beter voor stond. In Spanje zeggen ze: “Sorry, ik had je echt niet gezien”. Niet voor niets zie je spelers daar altijd als een gek wegrennen als ze hebben gescoord. Ze willen het de wereld laten zien: Ík ben degene die heeft gescoord

Toen je te horen kreeg dat je moest vertrekken bij Real Mallorca, heb je uit eigen beweging contact met Heerenveen laten opnemen. Waarom?

‘Ik heb iets met die club. Voorzitter Riemer van der Velde had al vaker tegen mij gezegd: “Kom lekker bij ons, in Heerenveen voel jij je thuis”. Toen ik bij Mallorca speelde kwam er op de club ook eens een leuke kaart van hem en zijn vrouw Annie. Met daarin weer de boodschap: “Kom nog eens een keer bij ons voetballen”. Dat zegt iets over waardering, over hoe graag mensen je willen hebben. Bovendien speelt Heerenveen altijd mee om Europees voetbal, de club heeft de ambitie om door te groeien. Die drive heb ik óók nog steeds. Door dat hele gedoe bij Mallorca had ik ook nog maar één wens: lekker voetballen. Ik ben te veel liefhebber om nog een jaar als een toerist in de zon te zitten en mijn geld op te halen. Op 31 augustus, de dag dat de internationale transfermarkt sloot, kreeg ik ’s ochtends van voorzitter Alemany te horen dat Celta de Vigo een bod op me had gedaan en dat ik naar die club móést gaan. Maar dat is tweede divisie, zei ik. “Maakt niet uit”, vond hij, “ze promoveren dit seizoen wel weer”. Nou, dat gebeurt dan zonder mij, want ik bepaal zélf wel waar ik naartoe ga, zei ik vervolgens. Club boos natuurlijk. Omdat Mallorca gelijktijdig bezig was drie nieuwe spelers aan te trekken, moest het ruimte creëren in de exploitatie. ’s Avonds werd daarom in overleg met mij mijn contract afgekocht en was ik vrij. Toen wilde ik alleen nog maar naar Heerenveen, lekker voetballen. Ik had absoluut geen trek in een volgend, twijfelachtig avontuur waarin je je geld en je toekomst niet zeker bent. Ik had het even helemaal gehad met die Spaanse voetbalmentaliteit.’

Wat heeft dat jaar Spanje met je gedaan?

‘Het heeft me als mens zoveel wijzer gemaakt. Echt, als ik de kans krijg zou ik zó weer naar het buitenland gaan. Het mooiste vond ik dat in Spanje alles draait om die overwinning. Wij speelden op Mallorca weleens oefenwedstrijden tegen amateurs, niveau eerste klasse. Wonnen we ternauwernood met 1-0 en dacht ik: Nou, nou, nou... Maar om me heen hoorde ik alleen maar: “Prima resultaat, we hebben gewonnen”. Dan moesten we een week later naar Real Madrid en het gekke was dan dat iedere speler absoluut ervan overtuigd was dat we daar zouden gaan winnen. In Nederland neem je zo’n slecht resultaat tegen de amateurs mee naar de volgende wedstrijd en denk je: Oh jee, als dat maar goed gaat. Nu besef ik dat je elke wedstrijd ook kúnt winnen, als je daarin heilig gelooft. Dat mis ik weleens bij Heerenveen, daar is de beleving af en toe te vrijblijvend. De druk van het móéten presteren ontbreekt. Verloren? Tja, dat kan Heerenveen heeft de ambitie om te groeien, de clubleiding zou daar best eens wat harder en veeleisender in mogen zijn. Want verliezen mag helemáál niet. Wij móéten presteren, wij móéten Europees voetbal halen. We hebben dit seizoen topwedstrijden gespeeld tegen Benfica, VfB Stuttgart en Newcastle United. Daarin wordt van jou als speler net iets méér gevraagd. Wil je als elftal en club de volgende stap maken, dan moet je er volgend seizoen wéér bij zijn. Dat mag je best van deze spelersgroep eisen. De competitie komt nu in de beslissende fase. De komende weken zal blijken hoe sterk we vooral mentaal zijn.’

Je ging ook naar Spanje met de Roy Makaay-variant voor ogen: een kleine club als opstap naar een grote. Dat is mislukt.

‘Het sportieve beleid bij Real Mallorca is een ramp. Ik heb daar geleerd dat je in het voetbal niets kunt voorspellen. In mei zei de club in een gesprek nog zeer tevreden over me te zijn. Ik had ook geen slecht seizoen gedraaid. Verhoudingsgewijs had ik veel speelminuten gekregen en ik had tien doelpunten gemaakt. Kort daarop werd Benito Floro aangesteld als trainer. “Ik vind je een hartstikke goede voetballer”, zei-ie, “alleen pas je niet in mijn systeem”. Tja... Je bent afhankelijk van geluk, het moment en de trainer. Mallorca had ook geen beleid of visie waar de club naartoe moest. Ik heb in één jaar vier trainers meegemaakt. De Portugees Jaime Pacheco werd na vijf wedstrijden ontslagen, omdat hij wat onaardigs in de krant zei. Daarna hadden we drie wedstrijden een interim-trainer, vervolgens kwam Luis Aragonés en nadat hij in mei bondscoach van Spanje werd, kregen we Floro. En inmiddels is ook hij al lang en breed weer ontslagen en opgevolgd door Héctor Cúper. En elke trainer brengt zijn eigen spelers mee, gemiddeld vijf. Zó bizar. Na elke trainerswissel was er weer het gedoe van zittende spelers die plotseling moesten worden verhuurd. We hadden een grote selectie, er was voortdurend onrust. En bij die grillen en voorkeuren van zo’n trainer moet jíj maar precies passen. Floro was bijvoorbeeld een echte schoolmeester. Hij begon elke morgen op het bord uit te leggen hoe de mens in elkaar steekt. Dat we afstammen van de apen, hoe dat ons gedrag heeft beïnvloed, hoe onze hersenen werken, wat daarin bepalend is voor ons karakter en functioneren... Het was goed voor mijn Spaans, maar na tien minuten dacht ik: Het zal allemaal wel

Je wilde vorig jaar ook naar een plek waar niemand je kende. Je was het gezeur van eeuwig talent en net-niet-voetballer zat.

‘Het irriteerde me hoe er in Nederland tegen de voetballer Arnold Bruggink werd aangekeken. Ik heb de absurde situatie meegemaakt dat de VVCS mij op 23-jarige leeftijd nog nomineerde voor Talent van het Jaar! Als ik bij PSV een hele reeks wedstrijden speelde was alles oké en hoorde je niemand. Stond ik er echter een keer naast, dan ging het direct van: Bruggink speelt niet, zie je wel... Ik had het idee dat in de manier waarop ik werd benaderd, het glas altijd half leeg was. En ik had ook voortdurend het gevoel dat ik me moest bewijzen. Niet ten opzichte van mezelf, wel ten opzichte van anderen. Trainers hebben me ook weleens met opzet een paar wedstrijden aan de kant gehouden, wilden me prikkelen en kwaad maken. Maar ik gedij het best als ik het vertrouwen krijg. Mijn beste seizoen bij PSV was 1999/2000, toen Ruud van Nistelrooy geblesseerd was. Als diepe spits was ik onomstreden en maakte ik negentien goals. Ik heb me lang laten meeslepen in dat hele verhaal, vond zelf ook dat ik het móést laten zien. Nu denk ik: Wat moet ik nog bewijzen? Ik heb 295 competitiewedstrijden gespeeld, 101 goals gemaakt en ik ben nog maar 27 jaar. Ik denk dat veel spelers met mij willen ruilen.’

Misschien ben je wel te gemakkelijk.

‘Niet té. De wil en de ambitie zijn er absoluut. Maar er zit inderdaad wel iets makkelijks in me. Als we bij PSV met 2-0 voor kwamen, wilde ik nog weleens terugvallen op mijn basiskwaliteiten, omdat de volgende wedstrijd alweer naderde. Zo wérkt het ook wel een beetje bij een topclub. In het pure egoïsme schiet ik tekort. Althans, voorzover je van een tekortkoming kunt spreken. Als mens geldt dat niet, als topsporter misschien wel.’

Je hebt weleens gezegd dat je een paar procent van de gedrevenheid van Van Nistelrooy zou willen hebben.

‘In de zin van: ten koste van alles willen winnen, door muren gaan. Ik zag laatst een dvd van Tiger Woods, de golfer. Zijn hele leven staat in het teken van dat ene: winnen, records breken, in alles de beste willen zijn. Recent hoorde ik Joop Alberda praten over de gouden volleybalploeg van 1996. Vanaf het vertrek naar Atlanta hadden die jongens maar één focus: olympisch goud. Toen hun vliegtuig vertraging had, gingen alle passagiers op het vliegveld slenteren. De volleyballers niet. Ze bleven zitten, lezen of muziek luisteren. Rust, rust, rust. Want dat was een wapen op weg naar goud. Fantastisch als je dat kunt, maar je praat wel over uitzonderlijke sporters. Dat extreme moet in je zitten. Heb je het niet en ga je het toch geforceerd nastreven, dan ontkracht je jezelf. Ik kan het niet, dat leven in een tunnel. Ik loop bijvoorbeeld graag een rondje golf. Verbeek zegt ook: “Welke topsporters golfen? Alleen voetballers doen dat. Een atleet haalt het echt niet in zijn hoofd en wacht wel tot zijn carrière erop zit. Want een rondje golf duurt een paar uur en vergt tóch wat van je”. Maar ik wil ook een beetje leuk leven.’

Door vanuit Spanje al na een jaar terug te keren in Nederland, onderstreep je nu juist het beeld van de net-niet-voetballer.

‘Het interesseert me niet meer hoe de buitenwacht tegen me aankijkt. Dan maar een stigma. Ik weet wat ik kan en wat ik wil. Heerenveen was sportief een bewuste keuze. Hier kan ik fysiek groeien en daardoor ook weer beter worden als voetballer. Ik zie een transfer ook niet als een bevestiging van een carrière, maar als onderdeel ván die carrière. Ik kijk naar het grote geheel. Eerst drie jaar FC Twente, vervolgens in zes jaar PSV drie keer kampioen, vorig seizoen Mallorca, nu Heerenveen. Elke keer weer moet je zorgen dat je het hoogst haalbare niveau bereikt. Voor jezelf en met je team. Dit seizoen is dat voor mij plaatsing voor Europees voetbal. Daarna zien we wel wat er allemaal weer gaat gebeuren. Europees voetbal is in elk geval mogelijk. We hebben een goede ploeg en een goede bank. Het enige probleem is dat onze speelwijze nu bekend is bij tegenstanders. Ze weten hoe Klaas Jan Huntelaar wegdraait, hoe Ugur Yildirim zijn voorzetten geeft, hoe Mika Väyrynen zijn loopacties vanuit het middenveld maakt... Zeker in onze thuiswedstrijden stellen ze zich daarop in en zakken terug. Om dat blok te slechten moeten we creatiever worden. Dat is ook de reden dat ik na de winterstop als een hangende linksbuiten speel, met veel vrijheid om naar binnen te trekken. Dat maakt het wat minder voorspelbaar.’

Jouw contract in Friesland loopt nog één seizoen door. Wat wil je nog?

‘Veel! Ik ben 27 jaar en voor mijn gevoel nog lang niet klaar. Ik heb twee interlands gespeeld, maar daarmee neem ik niet op voorhand genoegen. En ik zou nog weleens bij een echte topclub willen spelen, dat blijft toch een droom. In een heel goed voetballende ploeg ga je vanzelf mee. Ik merkte het toen ik bij het Nederlands elftal kwam. Ik ging mee in het hogere niveau, voelde dat ik er de basiskwaliteiten voor had. Of het voor de voetballer Arnold Bruggink reëel is, is een tweede. Maar de ambitie is er. En als je een goede reeks wedstrijden neerzet en achter elkaar een paar ballen binnenschiet, kan het zómaar gebeuren. Zo werkt het tegenwoordig ook wel weer.’

Ben je eigenlijk al gewend aan de ballen in Nederland?

‘Nee. En ik blijf het een ramp vinden. In Spanje spelen alle clubs met één en hetzelfde merk bal, zoals dat volgens mij in elke zichzelf respecterende competitie gebeurt. Waarom kan dat in Nederland niet? Volgens mij is het heel gemakkelijk. Je sluit een collectief contract met een leverancier en geeft elke club een net met vijftig ballen; 25 voor de eerste en 25 voor de tweede competitiehelft. En wees er een beetje zuinig op! Maar in Nederland speel je dán weer met een bal van Umbro, dán weer met één van Adidas, Nike, Puma, Lotto of Jako. Elke wedstrijd is het weer anders. Je hebt lichte en zware ballen, grote en kleinere. En je hebt ook nog zwabberballen. Als je gericht trapt kun je een bal bewust laten zwabberen, maar soms lijken het echt ongecontroleerde projectielen. Ik snap dat niet. Iedereen is toch gebaat bij voetballers die met goed materiaal kunnen werken? Niemand komt naar een stadion om een keeper te zien blunderen, alleen omdat de bal niet goed is. Soms gaat een schot in dezelfde baan omhoog én omlaag, het is gewoon lachwekkend.’

Bekijk hier al onze video's