Alje Schut: ‘FC Utrecht is heel goed in afbraakvoetbal’

De komende maanden worden beslissend voor de carrière van Alje Schut (24). De verdediger kan bij FC Utrecht een langdurig contract tekenen, maar het onbekende lonkt. Als Gast in Gouda praat Schut over dat dilemma, maar ook over verdedigen, voetbalhumor, looptraining, snooker en de lijf-aan-lijf gevechten met de spitsen uit de Holland Casino Eredivisie. ‘Ik lééf voor die duels.’

Alje Schut: ‘FC Utrecht is heel goed in afbraakvoetbal’

Waar speel jij volgend seizoen?

‘Geen idee, dat ga ik de komende maanden beslissen. Op dit moment is er nog niets concreet.’

Maar je bent bezig aan je laatste seizoen bij FC Utrecht?

‘Die kans bestaat. Mijn contract loopt in 2006 af. FC Utrecht wil graag met me verder, maar er is ook veel interesse van andere clubs, gróte clubs. Als die me echt willen hebben, zullen ze toch met een bod moeten komen. Het wordt voor mij de moeilijkste beslissing in mijn carrière tot nu toe. FC Utrecht is veruit de leukste club van Nederland, maar ik heb ook sportieve ambities. Aan de andere kant: ik ben vorig jaar vanwege een bacteriële infectie zeven maanden geblesseerd geweest aan mijn knie en in die periode heeft FC Utrecht mij tóch een nieuw contract aangeboden. Dat zal ik niet snel vergeten, want ik lag toen echt op apegapen. Nadat ik was hersteld, meldden zich ineens ook andere clubs, maar daarmee heb ik niet eens gesproken. Er sprak zo veel respect uit het feit dat FC Utrecht mij tijdens mijn blessure zo heeft geholpen, dat ik me moreel verplicht voelde te blijven. We zijn inmiddels een jaar verder en nu wil FC Utrecht mijn contract weer met vierenhalf jaar verlengen. In de zomer praten we verder, dan weet ik welke clubs concreet zijn, hoe ik me dan zelf voel en op welke manier het huidige FC Utrecht zich heeft ontwikkeld. Maar het is in elk geval een mooi gebaar dat de club mij voor het lopende seizoen een bonus heeft gegeven voor mijn goede prestaties.’

Ben je niet gewoon toe aan een nieuwe uitdaging?

‘Jawel, maar waar moet ik naar toe? In Nederland zijn er maar twee clubs waarvoor ik zou willen én kunnen spelen. Daar zit Ajax niet bij. Als speler van FC Utrecht kán je gewoon niet naar Amsterdam, dat ligt te gevoelig en bovendien heb ik ook he-le-maal niets met die club. Ik zit zes jaar in de A-selectie van FC Utrecht en heb thuis nooit van ze verloren. Daarom vind ik het jammer dat ik onlangs niet tegen ze kon spelen vanwege een blessure. Ik kan FC Utrecht daarom alleen maar verruilen voor het buitenland, of voor PSV en Feyenoord. Alleen denk ik dat die laatste club nu wel wat moeilijker wordt, omdat ze net Cory Gibbs hebben gehaald.’

Feyenoord heeft in de winterstop bij FC Utrecht ook naar jou geïnformeerd, waarom is dat niet doorgegaan?

‘Misschien willen ze wachten tot ik transfervrij ben en me nog verder ontwikkel. Ik ben niet zo aan Feyenoord gebonden dat ik daar per se wil spelen. Uiteindelijk haalden ze Cory Gibbs van Dallas Burn uit Amerika. Ik heb wel een idee waarom ze dat doen. Zo’n speler komt blanco binnen, niemand weet wie hij is en wat zijn kwaliteiten zijn. Dat is veiliger dan Schut halen, want ik speel al een tijdje in Nederland en iedereen heeft wel een mening over me. Als het met Gibbs niks wordt, kunnen de beleidsbepalers altijd nog de scouting de schuld geven. Ik wacht wel af wat het wordt, maar het speelt nog steeds door mijn hoofd wat FC Utrecht voor mij heeft gedaan in de moeilijkste tijd van mijn carrière.’

Bekijk je op die manier de periode dat je kampte met een bacteriële infectie aan je knie?

‘Absoluut. Ik ging voor een simpele kijkoperatie naar het ziekenhuis en ik heb uiteindelijk zeven maanden langs de kant staan toekijken. Je kunt normaal gesproken na drie weken weer voetballen, maar bij mij bleef die knie maar dik en warm aanvoelen. Ik voelde me steeds slechter, raakte onwel en werd zó misselijk, dat ik direct naar het ziekenhuis ben gereden. Ik lag gewoon te ijlen. Nog dezelfde nacht lag ik op de operatietafel. De bacteriën hadden mijn knie zodanig aangetast, dat de dokters bolletjes antibiotica in het gewricht moesten stopten, de zwaarste vorm van bestrijding. Ik had de signalen niet begrepen. Je weet hoe het gaat. Die knie is dik en warm, maar je bent voetballer en denkt: het zal wel. Ik heb twee maanden niets kunnen doen, voordat ik voorzichtig weer wat mocht gaan trainen. Die antibiotica moest ik blijven slikken, dat spul sloopt je lichaam. Alle conditie die je hebt opgebouwd, helpt dat medicijn naar de klote. In het begin was zelfs elk bezoek aan het toilet een krachtproef. Toen ik eenmaal mocht gaan revalideren, ging het snel. Ik heb de laatste wedstrijden van de competitie kunnen spelen, inclusief de finale van de Amstel Cup. Dat was een fantastische afsluiting van een vervelende tijd.’

Die zeven maanden haal je nooit meer in. Wie is er schuldig?

‘Het ziekenhuis zal de schuld nooit op zich nemen. De artsen daar hebben alleen gezegd dat het een bacteriële infectie was, niet wat de oorzaak ervan was. Eigenlijk interesseert de schuldvraag me niet meer. Het enige wat ik wel weet, is dat ik me de volgende keer ergens anders laat opereren. Maar zeven maanden Zeker voor mij is dat een lange tijd, vooral omdat het zo lang heeft geduurd voordat ik kon doorbreken bij FC Utrecht.’

Wáárom duurde dat zo lang?

‘Omdat ik altijd te maken had met concurrenten die het op mijn positie goed deden. Mitchell van der Gaag was belangrijk voor het elftal. Later kwam Patrick Zwaanswijk daar te spelen. Hij deed het in het begin ook heel goed en pas na drie jaar wist ik hem uit het elftal te spelen. Wat mij betreft had dat ook eerder gekund, want ik vond mezelf zeker niet minder. Ik heb wel vijf keer gevraagd of ik mocht worden verhuurd, maar FC Utrecht wilde niet meewerken. Ik was wel een handige speler om erbij te hebben; ik deed mijn werk naar behoren, was jong en kostte niet veel. Ik heb echt geduld moeten hebben, maar nadat ik Zwaanswijk uit het elftal had gespeeld, ben ik er ook nooit meer uit geweest. Er zit daarom nog veel rek in mij, want in principe ben ik pas tweeënhalf jaar echt bezig.’

In welk opzicht moet jij je verbeteren?

‘Ik kan nog veel sterker worden. Ik ga graag naar het krachthonk, maar ook onze looptrainer Rob Druppers kan me daar bij helpen. Je moet zijn inbreng niet onderschatten. Druppers zorgt ervoor dat FC Utrecht zo’n fitte ploeg is.’

Jullie lopen in de voorbereiding bijna meer dan dat er met de bal wordt gespeeld. Wat heeft dat met voetbal te maken?

‘Vijftig procent van het voetbal bestaat uit lopen zonder bal. Kijk naar onze tegengoals, ik geloof dat wij van alle subtoppers de minste doelpunten incasseren. FC Utrecht is heel goed in afbraakvoetbal. Wij weten het spel van onze tegenstander te ontregelen, zodat zij een slechte wedstrijd spelen. En dan slaan wij toe. Toen wij in De Kuip van Feyenoord wonnen, vond iedereen dat zij zo slecht speelden, maar zal dat niet aan FC Utrecht hebben gelegen? Je hoort van meer clubs dat wij een kloteploeg zijn om tegen te spelen. Dat beschouwen wij maar als een compliment. Ik ben er zelfs op de training mee bezig. Ik ben geobsedeerd door het houden van de nul, daar haal ik mijn voldoening uit. Ik wil mijn directe tegenstander kapot spelen. Als hij niet heeft gescoord, stap ik fluitend onder de douche.’

Vind je dat die eigenschap in Nederland wordt ondergewaardeerd?

‘Nederland is het land van aanvallers, die krijgen alle publiciteit. Salomon Kalou van Feyenoord hoeft per wedstrijd maar vier wereldacties te hebben en hij domineert de samenvatting van Studio Sport. Als verdediger moet je negentig minuten geconcentreerd zijn, een moment van verslapping kan fataal aflopen. Die constante druk wordt in Nederland nogal eens onderschat, ja. Concentratie is het geheim van een goede verdediger. Aan het begin van dit seizoen speelden we met FC Utrecht in korte tijd twee keer tegen Ajax en dan weet je als verdediger: dat is twee keer Zlatan. Die jongen kun je geen moment met rust laten. Ik ben er trots op dat ik hem in bedwang heb kunnen houden, want Zlatan Ibrahimovic is de beste spits tegen wie ik ooit heb gespeeld. Hij is slim en sterk, met een arm is hij in staat je van de bal weg te houden. We speelden in de Arena op een echt hobbelveld, bij veel spelers schoten de ballen alle kanten op. Dat is mooi, dacht ik nog, ik geef die Zlatan een metertje en dan klets ik erop. Maar hoe ze hem ook aanspeelden, hoog, laag, hard, zacht met of zonder stuit: alle ballen lagen meteen dood op z’n voet. Alles aan een touwtje. Dan sta ik ook te genieten. Mooie speler, Zlatan. En nooit zeuren, hè. Ik dacht vooraf dat hij een vervelende gozer was die meteen begon te zeiken, maar ik gaf hem een schop en hij zei niets. Een paar minuten later pakte hij me terug en kreeg ik zo’n gemeen glimlachje. Kijk, dáár hou ik nou van. Blaise N’Kufo van FC Twente vind ik ook mooi om tegen te spelen, net zoals Arouna Koné van Roda JC. Hij is sterk, snel en wendbaar. En Dirk Kuijt natuurlijk, die ken ik als m’n broekzak. De spitsen van PSV zijn voor mij moeilijker te bestrijden. Mateja Kezman en Ruud van Nistelrooy, het enige wat die deden was kaatsen en wegwezen, je kon geen duels met ze aangaan. Klaas Jan Huntelaar is ook zo’n type, altijd in beweging en nu zie ik die Tim Janssen bij FC Zwolle ook weer op die manier spelen. Dat is geen toeval meer. Lastige spitsen, die jongens van PSV, maar ook weer een uitdaging elk duel van ze te winnen. Ik lééf voor de duels, ik lééf voor het winnen.’

Hoe ver ga je daarin?

‘Soms zo ver dat ik van mezelf sta te kijken. Ik speel met wat vrienden op het allerlaagste niveau in de snookercompetitie. Het stelt weinig voor, maar als ik eenmaal bezig ben dan wíl ik winnen. Soms vraag ik mezelf echt af waarom ik me nou zo druk maak over een wedstrijdje snooker op het laagste niveau. Ik ben overigens niet de enige die daar last van heeft. We komen in onze onderbond tegenstanders tegen die eruit zien als professionals. Gilletje aan, eigen keu, alles op en top geregeld, maar ze raken er geen bal beter door. Ik vind snooker een fantastische sport, je bent helemaal op jezelf aangewezen. Elke stoot moet goed zijn om niet in de problemen te komen. Het is nadenken en rekenen. Ik kom echt tot rust achter de tafel en ik kijk het ook graag op televisie, maar een echte topper ben ik niet. Op tv zie je jongens zoals Ronnie O’Sullivan, Stephan Hendry en Matthew Stevens de ene na de andere centurybreak maken. Dat zijn meer dan honderd punten achter elkaar. Mijn persoonlijke record is een break van 36. Ik heb meer talent als voetballer.’

Hoe moeten we het seizoen van FC Utrecht inschatten?

‘Ik denk dat we opnieuw een goede prestatie neerzetten. We zijn uitgeschakeld in de UEFA Cup, maar hebben wel volgens de doelstelling de tweede ronde bereikt. De gang van zaken in de Amstel Cup is teleurstellend. Het zat niet mee tegen NAC Breda. We misten bovendien te veel spelers. Dat kan een keer gebeuren, omdat we in voorgaande jaren altijd veel mazzel hadden. Het blijft een rare gedachte. Normaal gesproken wachten wij spelers van FC Utrecht altijd met het regelen van vakantie, omdat we eind mei altijd de bekerfinale speelden. Nu kunnen we gewoon gaan boeken, want het enige dat rest is de competitie. Helaas hebben we dit weekend met 0-2 van Feyenoord verloren, maar we doen het dit seizoen weer heel aardig. Dat had ik voor het begin van het seizoen niet echt verwacht.’

Waarom niet?

‘FC Utrecht raakt al twee jaar op rij vaste krachten kwijt aan andere clubs. Dirk Kuijt ging als eerste, vorig seizoen vertrokken Pascal Bosschaart en Patrick Zwaanswijk. De algemene opinie was dat het elftal in elkaar zou storten. Ik was ook heel benieuwd hoe de club het vertrek van dat soort spelers ging opvangen. Maar al vrij vroeg in de voorbereiding merkte ik dat we er redelijke spelers bij hadden gekregen, zoals David Di Tomasso, Darl Douglas, Tim Cornelisse en Hans Somers. Het liep eigenlijk vanaf de eerste training heel goed. We wonnen de Johan Cruijff Schaal tegen Ajax, speelden tegen ze gelijk voor de competitie en wonnen overtuigend in De Kuip van Feyenoord. De kritieken in de media waren lovend, maar dat vond ik ook weer wat overdreven. Zo gaat het altijd in Nederland. Dit land is goed in het hypen van clubs en spelers, maar mensen vergeten dat je altijd een terugslag krijgt. En dan word je in Nederland net zo gemakkelijk weer van het hoogste podium afgeslagen. Gelukkig beseft iedereen dat in de selectie. Wij hebben geen jongens die naast hun schoenen gaan lopen.’

Daar zorgen jullie onderling wel voor.

‘Ook dat, ja. Een grote mond wordt snel afgestraft en de nieuwe jongens worden allemaal wel een keer in de maling genomen. Dan zie je wat voor vlees je in de kuip hebt. De voetbalhumor bij FC Utrecht is ongeevenaard. Afgelopen zomer hebben we tijdens ons trainingskamp Rob Druppers en keeperstrainer Maarten Artz verrast met een kalkoen in hun kamer. We hadden dat beest geleend van een lokale boer die het ook wel een aardig idee vond. Toen Druppers zijn kamer binnenkwam en hij de lichten aandeed, kreeg hij de schrik van z’n leven. Die kalkoen was helemaal over zijn toeren en had uit angst de hele hotelkamer ondergescheten. De onderlinge verbondenheid is de kracht van FC Utrecht. We gaan heel vaak met de selectie op stap, of zomaar even lunchen. De groep is dit jaar zelfs nog hechter dan vroeger, terwijl FC Utrecht eigenlijk altijd al een echte vriendenploeg was. Je moet er ook niet te veel achter zoeken. We zijn voetballers onder elkaar en hebben het over de triviale dingen in het leven. Dat vind ik weleens jammer. Ik ga met een collega niet de buitenlandersproblematiek bespreken, terwijl ik daar soms wel behoefte aan heb. Ik erger me dood aan de tendens in Nederland dat elke Marokkaan fout is. Kijk naar de voetballerij, dat is een perfecte afspiegeling van de maatschappij en daar kunnen allerlei nationaliteiten wél perfect met elkaar functioneren. Marokkanen en Turken zijn zo veel hartelijker dan Nederlanders, daar kunnen wij wat van leren. Natuurlijk zijn er een paar mafketels, maar die heb je ook aan Nederlandse kant. Als we daar tegenin gaan, moet er toch een prettige samenleving te maken zijn? Ik heb daarom een hekel aan Geert Wilders, omdat die man inspeelt op de onderbuikgevoelens in de maatschappij. Ik vind het interessant daarover te discussiëren.’

Want je hersens moeten aan het werk blijven, heb je weleens gezegd.

‘Dat is me van huis uit altijd meegegeven. Ik zou graag een studie volgen, maar als ik het goed wil doen, gaat dat ten koste van het voetbal. Een studie vreet tijd en energie. Dat heb ik elke dag nodig op het trainingsveld. Daarom geniet ik van elke trip naar het buitenland, puur om te zien hoe het er in andere landen aan toe gaat. Argentinië was wat dat betreft een hoogtepunt, daar was ik vier jaar geleden voor het WK met Oranje Onder-20. In Salta stonden de schoolmeisjes voor het hotel en waren we echt helden, maar eenmaal in het stadion vlogen de muntjes, het fruit en de rochels ons om de oren. Die mensen waren niet vergeten dat het Nederlands elftal op het WK’98 Argentinië had uitgeschakeld. In Rosario heb ik sloppenwijken gezien, kinderen met bijna niets aan, die liepen te bedelen op straat. Echte armoede, verschrikkelijk.We trainden op het complex van Newells Old Boys, ouwe troep, maar daar had wel Diego Maradona gelopen. Nadat we waren uitgeschakeld zijn we nog een week in Buenos Aires geweest. Een wereldstad, daar gebeurde het dat op straat zo maar twee oudjes de tango begonnen te dansen. Die reis heeft een onvergetelijke indruk achtergelaten en daarom wil ik ooit nog eens in het buitenland voetballen. Het liefste in Spanje, vanwege de cultuur, de taal en het klimaat. Ik baseer mijn keuze niet alleen op het voetbal. Ik wil wat hebben gezien, als ik over een paar jaar als voetballer ben gestopt.’

Dan kies je voor iets nieuws?

‘In de voetballerij zien ze me niet meer terug. Heel veel mensen zeggen tegen mij dat ik na mijn carrière trainer word, maar ik moet ze teleurstellen. Dat is het laatste wat ik zou doen. Ik heb andere plannen.’

Dat hebben wel meer oud-voetballers gezegd, maar voorlopig keren de meeste toch in een of andere functie terug in de voetballerij.

‘Zal best, maar ík niet. Ik word leraar op een basisschool. Het lijkt me fantastisch met kinderen te werken. Daarna zou ik les willen geven op een middelbare school. Ik leef heel mijn leven al tegen de vakanties in, als ik vrij ben, werken mijn vrienden en als die met vakantie gaan, beginnen bij mij de trainingen. Als de rest van Nederland weekeinde heeft, begint bij ons het werk. Begrijp me goed, ik klaag niet, want het bestaan als voetballer heeft onnoemelijk veel voordelen, maar na mijn loopbaan verlang ik gewoon naar het normale leven.’

Bekijk hier al onze video's