Wim Jonk luidt noodklok: 'Juist technisch lopen we achter'
PRO

Wim Jonk luidt noodklok: 'Juist technisch lopen we achter'

Het Nederlandse voetbal zakt internationaal steeds verder weg. Volgens Wim Jonk (50) ligt de sleutel tot verbetering bij de jeugdopleiding. VI ging in gesprek met Jonk en consorten, voorheen opleiders bij Ajax, tegenwoordig actief als officiële uitdragers van het gedachtengoed van Johan Cruijff.

Opeens gonsde een opgewonden rumoer door het Convention Complex in Manchester. ‘Het deed me denken aan een moeder eend, met zo’n rij kuikens erachteraan’, vertelt Jasper van Leeuwen over de entree van Jordi Cruijff, vorige week bij de internationale voetbal-conferentie Soccerex. ‘Iedereen wilde hem zien, iedereen wilde even iets tegen hem zeggen.’ Het onderstreepte wat ze bij Cruyff Football al langer wisten: de naamgever van hun groep is anderhalf jaar geleden overleden, maar zijn gedachtengoed en impact leven voort. ‘Waar ter wereld je ook komt, overal wordt met respect en gevoel over Johan gesproken’, zegt Wim Jonk. ‘Daaraan merk je wat hij voor het voetbal heeft betekend én wat hij daarbuiten voor persoonlijkheid was.’

Ze doen hun verhaal in een hotel-restaurant in Volendam, de woonplaats van Jonk. Naast Van Leeuwen en Jonk schuift ook Michel Hordijk aan. Ze kennen elkaar van hun periode bij Ajax. Tot eind 2015 was Jonk in Amsterdam hoofd jeugdopleiding, Hordijk coördinator van de onderbouw en Van Leeuwen manager jeugdscouting. Een slepend conflict met de clubleiding over de invulling van de voetbal-filosofie van Johan Cruijff leidde tot een breuk. Na het ontslag van Jonk trok revolutieleider en adviseur Cruijff zijn handen van de club af, in hun kielzog trokken tal van medewerkers binnen de opleiding hun conclusies. Het gros van hen, onder wie ook medeschrijver van het Plan Cruijff en hoofd talentontwikkeling Ruben Jongkind, kwam opnieuw samen bij Cruyff Football. Waar ze, op verzoek van Cruijff zelf en met medewerking van Jordi, zijn visie op voetbal bewaken en verspreiden.

De drie officiële uitdragers van het gedachtengoed van Johan Cruijff, met naast Wim Jonk links Jasper van Leeuwen en rechts Michel Hordijk.
De drie officiële uitdragers van het gedachtengoed van Johan Cruijff, met naast Wim Jonk links Jasper van Leeuwen en rechts Michel Hordijk.

Paradox

Het was even zoeken in de agenda, voordat het tot een interviewafspraak kwam. In dezelfde week waarin het zogeheten Team Jonk Manchester aandeed, startte een tournee langs Nederlandse amateurclubs. Daarnaast lopen er samenwerkingen in België, China, Portugal en staat een werkbezoek aan de Verenigde Staten op de rol. Het levert een opvallende paradox op: terwijl de KNVB worstelt met de vraag hoe het Nederlands voetbal uit het slop kan worden getrokken, trekken Jonk en zijn opleiders onder eigen vlag rond met cursussen en workshops. Begin dit jaar kwamen technisch directeur Hans van Breukelen en technisch manager Jelle Goes naar Volendam voor een verkennend gesprek met Cruyff Football. Een tweede gesprek volgde in Zeist. Een vervolggesprek werd uitgesteld, mede vanwege de interne chaos bij de bond, waarin zowel Van Breukelen als Goes zou sneuvelen. ‘Ze stonden niet afwijzend tegenover onze plannen’, vertelt Jonk. ‘In welke vorm we zouden kunnen bijdragen, bijvoorbeeld aan de cursussen voor jeugdtrainers, dat zouden ze gaan onderzoeken. Daarna werd het even stil. Nu zijn we zelf alvast begonnen.’

Op het gebied van training en individuele talentontwikkeling valt nog zó veel terrein te winnen
Wim Jonk

Binnenkort staat een nieuwe afspraak met de KNVB in de planning, met de afdeling voetbal-ontwikkeling. Na het nationale voetbalcongres over de toekomst van het Nederlandse voetbal, eind 2014, namen Michel Hordijk en Matthias Kohler (destijds hoofd methodologie bij Ajax) zitting in de werkgroep jeugdvoetbal. Daar kwam de nieuwe opzet van de jongste jeugdcompetities uit voort, met kleinere teams op kleinere velden, gebaseerd op de eerder bij Ajax ontstane Twin Games. ‘Een nieuwe jeugdcompetitie starten is een eerste stap’, meent Jonk. ‘Daarna moet je zorgen dat de jeugdtrainers de inhoudelijke vervolgstappen kunnen maken. Ik denk dat wij daar een goede rol in kunnen spelen. Ik beweer niet dat wij de enige waarheid in pacht hebben. Het gaat om een andere manier van kijken, anders dan tot nu toe gebeurt. Zeker op het gebied van training en individuele talentontwikkeling valt nog zó veel terrein te winnen. Tijdens mijn eerste gesprek met Johan over de noodzaak van veranderingen bij Ajax, jaren geleden, spraken we lang over de kernvraag: hoe maak je aanvallend voetbal trainbaar in de jeugdopleiding? Hoe krijg je dat in het DNA van iedere speler? Johan barstte van de ideeën daarover. Maar hij schreef nooit iets op. Het zat allemaal in zijn hoofd. Ruben Jongkind en ik hebben daar als het ware soep van gemaakt.’

Na hun vertrek bij Ajax werkten Jonk en Jongkind het oorspronkelijke Plan Cruijff verder uit, tot het geschikt was als lesmateriaal elders. Jonk: ‘Ajax heeft een specifieke voetbalcultuur, die je bij weinig andere clubs ziet. We moesten het plan dus ook uitwerken in behapbare brokken, waardoor we nu zijn visie bij andere clubs en bonden kunnen uitdragen. Cursussen en workshops geven is iets heel anders dan dagelijks bij een club werken. Het voordeel van wat we nu doen, is dat je helpt en ondersteunend bent aan mensen die graag willen leren. Bij clubs is vaker sprake van politiek gedoe. Als je iets nieuws in gang wilt zetten, is het essentieel dat de plannen omarmd worden. Wij zorgen ervoor dat de visie van Johan blijft voortleven. Al is dat dan niet meer bij Ajax.’

Wim Jonk met Johan Cruijff tijdens een training van de Ajax-jeugd in november 2011.
Wim Jonk met Johan Cruijff tijdens een training van de Ajax-jeugd in november 2011.

Straatvoetbalprincipes

De meeste publieke aandacht in die jaren ging uit naar de heftige machtsstrijd, waarin tal van bestuurders en kaderleden kopje onder gingen. Volgens Cruijff zelf vond de belangrijkste revolutie echter plaats bij de jongste jeugd in de opleiding. Hij wilde het voetbal van Ajax bij de wortel verbeteren, te beginnen met het terugbrengen van straatvoetbalprincipes in de onderbouw. ‘Techniek en creativiteit moeten de speerpunten zijn bij de jongste jeugd’, blikt Michel Hordijk terug op zijn beginperiode bij Ajax in 2011. ‘Op een volwassen speelveld komt dat te weinig aan bod. Toen ik bij Ajax kwam, speelde Onder-11 vaak tegen twee jaar oudere jongens. Vanuit het idee dat ze dan meer weerstand zouden krijgen. Maar in de onderbouw gaat het vooral om techniekontwikkeling. Dat lukt niet op een groot veld, tegen fysiek sterkere gasten die je onder de voet lopen. De kerngedachte van Johan was dat elementen van het straatvoetbal in de opleiding geïntegreerd moesten worden. Voetballen in kleine ruimtes, met veel bal-contacten, is daarin essentieel. Johan was altijd een groot voorstander van zes-tegen-zes. Dat brengt veel balcontacten met zich mee, veel bal-aannames en passing, veel mogelijkheden tot dribbelen. En onbewust leren ze veel over positiespel. Juist met deze aantallen komen ze vaak in situaties die essentieel zijn voor het spel dat Johan voor ogen had. We zijn goed gaan kijken naar de ideale afmetingen van het speelveld. Als je het té klein maakt, komt het principe van diepte voor breedte in het gedrang. Die jongens moeten wel steekpassjes kunnen geven, acties en een-tweetjes kunnen maken. Zo kwamen we uit op een veldje van 42 bij 30 meter. Dat bleek bijna gelijk te zijn aan de afmetingen van een Cruyff-court. Die zijn 42 bij 28 meter.’

Van Leeuwen: ‘Later vroeg ik een keer aan Johan hoe hij tot de afmetingen van zijn courts was gekomen. Ik verwachtte een ingewikkelde verhandeling, maar zijn antwoord was van een typische Cruijff-logica. Hij zei: “De lengte is mijn rugnummer keer drie en de breedte is mijn rugnummer keer twee, dat is lekker makkelijk te onthouden”. Over een metertje meer of minder moesten we volgens hem niet moeilijk doen. En als er geen voldoende doeltjes zijn, leg je gewoon wat jassen neer als doeltje, voegde hij daaraan toe. Veel van zijn denken kwam voort uit straatvoetbal. Dat is de kern van het jeugdvoetbal.’

Jongeren vermaken zich tijdens een voetbaltoernooi op het Cruyff Court in de wijk Kanaleneiland in Utrecht.
Jongeren vermaken zich tijdens een voetbaltoernooi op het Cruyff Court in de wijk Kanaleneiland in Utrecht.

Geboortemaand-effect

Verkleining van het speelveld en van de basisteams zou leiden tot een hoger aantal reserve-spelers in de jongste jeugdploegen. Dat werd ondervangen met de introductie van de zogeheten Twin Games: twee gelijktijdige duels op naast elkaar gelegen velden. Daarbij speelde het geboortemaand-effect mee. Tijdens hun eerste jaren bij Ajax maakte Hordijk een seizoen mee, waarin bij elke jeugdploeg 75 procent van de spelers in de eerste helft van het kalenderjaar was geboren, het gros daarvan zelfs in de eerste drie maanden. Hoe hoger in de opleiding ze keken, hoe schever de verhoudingen bleken te liggen. Hordijk: ‘Door het geboortemaand-effect ontstaat een vertroebeld beeld van de werkelijke potentie van talenten. Jongens met een fysieke voorsprong springen er eerder bovenuit. Maar dat wil niet zeggen dat het uiteindelijk betere voetballers worden dan de kleinere ventjes met een betere techniek. Pas als ze volwassen zijn, vallen die fysieke verschillen weg. Het is dus zaak dat je zowel de vroegrijpe als de laatrijpe talenten de individuele training geeft die op dat moment bij ze past. Aan het eind van de rit gaat veel talent verloren, als je die jongens over één kam scheert.’

Uit de KNVB-werkgroep met Hordijk en Kohler kwam een nieuwe opzet van de jeugdcompetities gerold. Sinds dit seizoen spelen de jongste junioren in kleinere teams, oplopend van twee-tegen-twee voor kinderen Onder-6 tot acht tegen acht bij Onder-12, op veldjes met bijpassende afmetingen. ‘In grote lijnen zijn onze ideeën overgenomen’, reageert Hordijk. ‘Alleen het principe van de Twin Games hebben ze weggelaten. Dat is een gemiste kans, om verschillende redenen. Het scheelt in de organisatie en logistiek met dubbel zoveel spelers op één locatie. En als je met twee ploegen naast elkaar gaat spelen, kun je op het ene veld de vroegrijpe en op het andere veld de laatrijpe spelers tegen elkaar laten voetballen. Daarmee ondervang je het geboortemaand-effect al deels. Nu lopen die allemaal door elkaar heen.’

Van Leeuwen: ‘Sommige amateurclubs vonden de Twin Games te ingewikkeld voor de coaches. Omdat die hun aandacht over twee velden moeten verdelen. Wij zien dat juist als een voordeel.’

Hordijk: ‘Jeugdcoaches hebben vaak de neiging bij het minste of geringste over het veld te gaan staan schreeuwen. Zeker bij die kleintjes moet je dat niet doen. Kom ik weer terug op het straatvoetbal: daar staat toch ook geen volwassene te blèren langs de kant? Laat die jochies lekker dribbelen, laat ze fouten maken. Als een jeugdcoach twee velden tegelijk in de gaten moet houden, zal hij zich eerder beperken tot observeren. Daardoor leren die jongetjes hun eigen keuzes te maken. Eigenlijk worden dat hun eerste lesjes in zelfredzaamheid.’

Jonk: ‘Uiteindelijk wil je toe naar een situatie waarin de coaches zo min mogelijk hoeven aan te reiken. Dat talenten elkaar onderling aangeven wat er fout gaat en hoe het beter kan. Die acceptatiegrens moet steeds verder omhoog. Natuurlijk moet je als jeugdcoach waar nodig bijsturen, vooral door de trainngsvormen aan te passen aan de individuele behoeften. Maar het mooiste is als die jongens elkaar zelf corrigeren. Dat benadrukken we ook in onze workshops voor jeugdtrainers: observeer het gedrag van de spelers goed, kijk hoe ze op elkaars kritiek reageren, stuur dat bij, maar kauw ze niet alles voor vanaf de zijlijn. Geef kinderen ook de ruimte zichzélf te ontwikkelen. Daarmee stimuleer je niet alleen de onderlinge coaching, maar ook de creativiteit in het veld.’

Michel Hordijk tijdens een workshop. ‘Laat die jochies lekker dribbelen, laat ze fouten maken.’
Michel Hordijk tijdens een workshop. ‘Laat die jochies lekker dribbelen, laat ze fouten maken.’

België

De hervormingen in het Belgische voetbal hebben tot voorbeeld gestrekt. Van Leeuwen: ‘In België hebben ze het na Euro 2000 over een andere boeg gegooid. Het pupillenvoetbal is op de schop gegaan, de trainerscursussen zijn hervormd, aanvallend voetbal werd een specifiek onderdeel van de jeugdopleidingen, voor lichtere jongens als Dries Mertens werden speciale nationale jeugdteams opgericht. En kijk waar het Belgische voetbal vijftien jaar later staat. Dat is echt geen toeval. De Belgische bond heeft nog niet de helft van het aantal voetballende leden in Nederland. Dit is het gevolg van gericht beleid, vooral in de opleidingen. En dan heb ik het niet alleen over de huidige nationale ploeg van België. Ook hun jeugdteams zijn van hoog niveau. Bij Ajax werden we, zeker bij de jongste jeugd, regelmatig weggespeeld door Anderlecht. Nu is dat weer aan het kenteren, omdat de onderbouw van Ajax al een tijd in de kleine ruimtes voetbalt. Maar het is duidelijk dat België ons op achterstand heeft gezet.’

Een belangrijke rol bij de veranderingen binnen het Belgische voetbal was weggelegd voor Bob Browaeys, de huidige technisch coördinator van de Vlaamse voetbalfederatie. ‘Bob was in België al eerder begonnen met kleinere teams op kleine velden’, vertelt Van Leeuwen. ‘Samen hebben we de introductie van zaalvoetbal in de jeugdopleidingen gedaan. Het is dus niet zo dat wij het wiel opnieuw hebben uitgevonden. Toen we Bob op een gegeven moment vroegen wie zijn inspiratiebron was, viel veel op zijn plaats: dat was Johan Cruijff.’

Jonk: ‘We bleken dezelfde voetbaltaal te spreken. Over talentontwikkeling, over de wijze waarop jeugdspelers volgens ons gecoacht en begeleid moeten worden. En Bob had in België al ruime ervaring met het uitvoeren van die werkwijze. Daarnaast is Jongkind zich gaan verdiepen in hoe er in andere landen wordt gewerkt. Bij de Spaanse topclubs leerden we hoe belangrijk de rol van methodologie daar is. Clubs als Barcelona, Villarreal, Valencia en Athletic de Bilbao zijn heel ver in het trainbaar maken van hun voetbalvisie. We zijn veel in Portugal geweest, waar veel succestrainers vandaan komen. We zijn gaan kijken hoe er in Frankrijk wordt opgeleid. Dat leidt tot nieuwe inzichten. Onze eigen voetbalvisie is de basis, daaromheen moet je goed kijken wat je van andere werkwijzen kunt afsnoepen.’

Van Leeuwen: ‘In Frankrijk is bijvoorbeeld de middenbouw heel interessant. Daar komen talenten op relatief late leeftijd bij profclubs terecht. En ze werken met trainingscentra, waar jongens van dertien tot vijftien in een internaat zitten. De meeste van die talenten komen van amateurclubs. Na twee jaar intensief trainen, vooral gericht op techniek, gaan ze pas naar een bvo. Daar komt de tactische scholing erbij. Een recent voorbeeld is Kylian Mbappé. Ook Paul Pogba heeft lang bij een amateurclub gespeeld. Een ander kenmerk is dat alles over de grond wordt gespeeld. Zelfs in het Engelse jeugdvoetbal zie je dat patroon nu ontstaan en die worden dus ook steeds beter. Maar gek genoeg is bij ons de lange bal juist in opkomst.’

Hordijk: ‘In Duitsland zijn ze jaren geleden op een andere manier gaan scouten. De nadruk werd verplaatst maar de technische vaardigheid van talenten, omdat die in het vroegere Duitse voetbal te weinig kwamen bovendrijven. En ook daar zijn ze gaan werken met voetbalcentra door het hele land, waar talenten één keer per week komen trainen.’

Winnaars van morgen

De hamvraag is hoe Nederland voetballand de kennis in andere landen kan aanwenden om weer aan te haken. ‘Het begint allemaal met het onderkennen dat je een probleem hebt én waar die problemen precies zitten’, vindt Hordijk. ‘In het KNVB-rapport Winnaars van Morgen gaat het vooral over winnaarsmentaliteit, fysieke kracht en beter verdedigen. Dat zijn belangrijke punten, maar het gaat voorbij aan veel andere problemen. Nog steeds roepen veel Nederlanders dat we technisch en tactisch zo goed zijn. Daar ben ik het helemaal niet mee eens. Zeker op technisch gebied zijn we achteropgeraakt. Zolang beleidsbepalers dat niet inzien, komen we niet verder. In de elf speerpunten van het rapport gaat het nergens over techniek of tactiek. We blijven onszelf overschatten in Nederland. Noem mij naast Arjen Robben een Nederlandse aanvaller die in verticale richting kan dribbelen. We moeten nu echt tot het besef komen dat het juist op technisch gebied verkeerd is gegaan. Dát is de kern van het probleem. Op verbetering daarvan moeten we vol inzetten. En dat begint bij het jeugdvoetbal.’

Juist op technisch gebied zijn we achteropgeraakt
Michel Hordijk

Van Leeuwen: ‘In het rapport staat letterlijk dat er meer op fysieke en mentale aspecten moet worden gescout. Natuurlijk moeten spelers fysiek en atletisch in staat zijn in hoog tempo te voetballen. Dat aspect geven we veel aandacht, maar dan vooral qua bewegingsritme. Het gaat om de fysieke en motorische potentie, niet of iemand in de jeugd fysiek sterk lijkt en al zijn duels wint. Anders krijg je aan het eind van de rit de logge en trage bewegers die je in Nederland te veel ziet. Het is nu al zo dat de meer verfijnde en fysiek laatrijpe spelers, jongens met een hoger plafond, te veel moeten knokken voor hun minuten Maar dat is niet wat in het rapport wordt bedoeld.’

Veel clubs in Nederland zitten nog altijd vastgeroest in hun vertrouwde methodes. Wij denken dat het anders kan
Wim Jonk

Jonk: ‘Veel clubs in Nederland zitten nog altijd vastgeroest in hun vertrouwde methodes. Dat is een keuze, daar oordeel ik verder niet over, maar wij denken dat het anders kan. Wij prediken aanvallend en technisch voetbal, helaas wordt dat nog steeds verward met naïef voetbal. Natuurlijk moet je oog hebben voor je defensieve organisatie. Het gaat erom waar en hoe je druk zet na balverlies, hoe voorkom je dat de opponent aan een tegenstoot toekomt. Men heeft het vaak over winnaarsmentaliteit, zeker als het over verdedigen gaat. Dat los je niet op door alleen fysiek sterke spelers achterin neer te zetten. Wat ik interessanter vind: hoe kun je via trainingen zorgen dat de vereiste mentaliteit onderdeel wordt van het DNA van een speler? Hoe kun je inhoud geven aan het verbeteren van de tekortkomingen die je ziet? Je moet blijven zoeken naar de combinatie van attractiviteit en succes. Het Nederlands elftal van het WK ’74, het Brazilië van het WK ’82: ze wonnen de wereldtitel niet, maar ze speelden voetbal waarover nog steeds wordt gesproken. Tijdens latere toernooien werd Brazilië wereldkampioen met veel minder aansprekend voetbal. Duitsland is erin geslaagd de ideale mix te vinden. Door meer aandacht te besteden aan technisch vaardige spelers hebben ze hun spel vervolmaakt. Het Duitse elftal is een ploeg geworden waar je met plezier naar kijkt. Wie had dát gedacht?’

VI’s Simon Zwartkruis luistert, Wim Jonk spreekt: ‘Bij mij staan de voetbalprincipes bóven het systeem.’
VI’s Simon Zwartkruis luistert, Wim Jonk spreekt: ‘Bij mij staan de voetbalprincipes bóven het systeem.’

Oranje

Hier verloopt de curve tegenovergesteld. Het Nederlands elftal dreigt voor de tweede keer op rij een eindtoernooi mis te lopen, Jong Oranje miste sinds 2007 liefst vier van de vijf EK’s. Na de kansloze verliespartij van Oranje tegen Frankrijk, twee weken geleden in Parijs, laaide de discussie over het door bondscoach Dick Advocaat gehanteerde 4-3-3-systeem weer eens op. Het gaat volgens Jonk voorbij aan de essentie. ‘Ik ben geen voorstander van denken in systemen. Die veranderen continu, maar spelprincipes niet. Bij mij staan de voetbal-principes bóven het systeem. Zet je druk op de bal na balverlies of zak je in? Hoe ga je op zoek naar de derde man? Is je eerste pass diep gericht of ga je eerst rondspelen? Hoe krijg je aanvallers in een een-tegen-een-situatie? Hoe zorg je dat de onderlinge afstanden tussen spelers kloppen, zodat je druk kunt blijven uitoefenen? Dat waren de basisprincipes waarmee Johan en ik destijds aan de slag zijn gegaan. We hadden het nooit over 4-3-3 of 3-4-3. Het gaat om de spel-intenties en hoe je spelers zover krijgt dat ze het kunnen uitvoeren. Als je geen geschikte centrumspits voorhanden hebt, waarom dan niet spelen met een valse spits? Dat zaait verwarring bij het centrale verdedigingsduo van de tegenstander én je creëert een overtalsituatie op het middenveld. Zo doet Spanje het bijvoorbeeld. Je ziet het bij steeds meer topploegen. Met een spits van het niveau Marco van Basten of Ruud van Nistelrooy is het niet zo moeilijk hoe je het voorin moet neerzetten. Heb je die niet, dan moet je bijvoorbeeld kijken hoe je een topspeler als Robben het meest in een een-tegen-een-situatie kunt krijgen. Ook hier geldt: het systeem is dan ondergeschikt.’

In het voorjaar zag Jonk bij Ajax weer het voetbal waar de mensen voor naar het stadion komen. ‘Je zag steeds vaker dat spelers wisten wat de bedoeling was. Er kwam een energie los waarin ze elkaar meesleepten. Al was het niet genoeg om Manchester United te verslaan in de Europa League-finale. Dat was een harstikke interessante wedstrijd. Ik heb niks met het voetbal dat José Mourinho zijn ploegen laat spelen, maar hij is er overal succesvol mee. Dus leverde die finale boeiende en noodzakelijke discussies op. Het is Mourinho zijn goed recht de zwakte van zijn tegenstanders uit te buiten, daar is hij een meester in. Dan moet je dus iets bedenken waardoor je daar weer iets creatiefs tegenover stelt. De buitenspelers speelden te ver terug en kwamen niet in hun kracht. De derde man werd te weinig gevonden en de passlijn naar Dolberg zat dicht, dus moeten anderen loopacties maken om ruimte te creëren. Ik besef dat zoiets makkelijker is gezegd dan gedaan. Maar je moet het wél nastreven. Tijdens Soccerex kreeg ik de terechte vraag of de Cruijff-principes óók zijn uit te voeren met spelers die niet de kwaliteiten van Xavi of Iniesta hebben. Natuurlijk kan dat, want het gaat hier over samenwerken in een team. Als je maar vroeg genoeg begint met talenten daar heel gericht in te trainen.’

Hordijk: ‘Het creëren van een vrije man op het middenveld is ingewikkeld, maar je kunt jongetjes daar spelenderwijs al in aansturen. En met een principe als de driesecondenregel kun je helemáál al vroeg beginnen: kleine kinderen vinden het van nature prachtig om met zijn allen op jacht te gaan naar de bal. Diepte in plaats van breedte doen ze vaak ook al vanzelf. Omdat kinderen goals willen maken. Rem dat dus niet te veel af, zoals je vaak ziet gebeuren. Moedig ze zeker op jonge leeftijd aan hun acties te maken en lef te tonen. Straf hun fouten niet af, maar stimuleer ze juist om dingen te proberen.’

Jonk: ‘Op latere leeftijd kun je dieper ingaan op de spelprincipes. Bijvoorbeeld dat aanvallend voetbal óók tot een defensieve organisatie kan leiden. Neem het principe van de derde man, een stokpaardje van Johan. Dat lijkt puur gericht op aanvallen. Maar na balverlies heeft die derde man ook nut, omdat je dan beter gepositioneerd staat voor het heroveren van de bal. Je kunt met die extra man erbij meteen weer druk zetten. Dus ook het omschakelen en het verdedigen zit erin opgesloten. Voor compact spelen geldt hetzelfde: het helpt je aanvallend én verdedigend.’

Hordijk: ‘De huidige trainingsmodellen waarmee de KNVB werkt, gaan uit van puur verdedigen, óf puur aanvallen, óf puur omschakelen. En de trainingsvormen die daarbij horen. Terwijl het allemaal aan elkaar vasthangt.’

De vraag blijft in hoeverre talent is aangeboren en welk deel kneedbaar is. Van Leeuwen: ‘Vergelijk het met een diamantslijperij. Als je daar kiezelstenen naar binnen gooit, zullen die niet gaan glimmen, hoe goed de slijpmachine ook is. Maar als je de juiste talenten selecteert, dan bepaalt die machine wél hoe sterk ze uiteindelijk blinken.’

Volgens Jonk is het helder: ‘Het begint allemaal met talent. Maar het is óók een talent om je talent optimaal te gebruiken. Voetbal is een complex spel, waarin spelers bewust gemaakt moeten worden. Niet alleen van hun eigen mogelijkheden, maar ook van de ruimtes en de spelers om hen heen. Het wordt steeds zichtbaarder dat met een juiste aanpak je jeugdspelers eerder op een hoger niveau kunt brengen. Dan lijkt me duidelijk waar een belangrijk deel van de oplossing ligt: aan het begin.’

Gerelateerde artikelen