
Het is alweer een kwart eeuw geleden dat SC Heerenveen een van de mooiste bladzijden in zijn clubhistorie schreef: de kwalificatie voor de Champions League. De Friezen bekroonden daarmee een in de jaren tachtig ingezette opmars, met Foppe de Haan en Riemer van der Velde als boegbeelden. Samen met andere cultuurbewakers stelden zij een selectie samen die Feyenoord en Ajax aftroefde.
Aan het einde van de jaren negentig zuchtte de Eredivisie onder voorspelbare titelraces. Ajax (1998), Feyenoord (1999) en PSV (2000) heersten in hun kampioensseizoen met harde hand, ook omdat de toenmalige titelverdedigers door het ijs zakten. In de eerste jaren na het Bosman-arrest, dat eind 1995 voor een schokgolf zorgde in de voetbalwereld, ondervonden clubs grote moeite om de selecties bij elkaar te houden, met een grote volatiliteit op de ranglijst tot gevolg. Omdat het voor bestuurders even wennen was hoe om te gaan met de gevolgen van de nieuwe regels nam de onvoorspelbaarheid toe.
Mede door falen van Ajax en PSV baarde Willem II in 1999 opzien door zich als vicekampioen te kwalificeren voor de Champions League. Achter het Feyenoord van Leo Beenhakker, dat met veel Nederlandse aankopen de concurrentie overtuigend voor bleef. PSV eindigde met meer geluk dan wijsheid als derde en titelverdediger Ajax passeerde slechts als zesde de meet. Eén positie boven SC Heerenveen, dat zich in de eerste jaren na de ingebruikname van het Abe Lenstra Stadion in 1994 manifesteerde als een stabiele middenmoter met uitschieters naar boven. De Friezen groeiden onder preses Riemer van der Velde en hoofdtrainer Foppe de Haan bovendien uit tot knuffelclub: weinig voetballiefhebbers die geen warm gevoel koesterden bij het shirt met De Pompeblêdden. In de rubriek VI Tijdmachine bespreken we misschien wel het grootste succes van Heerenveen: de tweede plaats in 2000.