Milko Djurovski zou graag terugkeren bij zijn geliefde FC Groningen
PRO

Milko Djurovski zou graag terugkeren bij zijn geliefde FC Groningen

Het is alweer decennia geleden dat zijn magische dribbels waren te aanschouwen, zijn gevoelvolle afstandsschoten, in een stadion dat er allang niet meer is. Toch zal geen Groninger hem vergeten zijn. Gewoon omdat Milko Djurovski, die dinsdag alweer 56 jaar wordt, onvergetelijk is. De grootste cultheld die FC Groningen ooit heeft gehad, even briljant als lui.

VI ging een paar jaar terug op zoek naar De Rookmagiër uit Macedonië die al een poosje uit beeld was geraakt, en vond hem in Slovenië. Het leverende een heerlijke reportage op met de oud-voetballer die nog steeds de ene sigaret aansteekt met de andere.

Als je op zoek bent naar De Rookmagiër, krijgt landen in de dichte mist ineens betekenis. Alsof we welkom worden geheten.

Het is dinsdagochtend iets voor tienen en we betrappen onszelf op deze wonderlijke gedachte als de piloot zijn kist door de nevel veilig op Sloveense bodem zet. In Maribor hopen we de mysterieuze Milko Djurovski te ontmoeten. 

‘Wat ik doe? Niets… Ik ben moe en oud’

Van 1990 tot 1994 speelde de Macedoniër voor FC Groningen en in VI’s special over buitenlanders in de Eredivisie mag deze ultieme cultvoetballer zeker niet ontbreken. Paul Onkenhout, journalist van de Volkskrant,noemde hem De Rookmagiër. Het werd een begrip en is misschien wel de mooiste bijnaam voor een voetballer ooit.

Voor de jonge lezer nog één keer de fraaie anekdote. FC Groningen speelt in 1989 een Europa Cup-wedstrijd tegen Partizan Belgrado. Als de spelers van de noorderlingen voor de warming-up het veld opkomen, passeren ze een zonderling figuur. Slonzige kleding, lang haar, stoppelbaard. Hij paft erop los, grote rookwolken kringelen om zijn hoofd. De kettingroker kleedt zich vlak voor het begin van de wedstrijd snel om, het blijkt de spits der Partizanen. Nagenoeg in zijn eentje verslaat hij vervolgens over twee wedstrijden het team van trainer Hans Westerhof.

Met drie doelpunten in twee wedstrijden speelt Milko Djurovski magisch goed en is hij persoonlijk verantwoordelijk voor de uitschakeling van FC Groningen. Vooral het doelpunt in Belgrado, waarbij hij op volle snelheid met een arm Claus Boekweg van zich afhoudt en vanuit een haast onmogelijke positie de bal enkele centimeters over de inglijdende Patrick Lodewijks in de verre hoek lift, verraadt grote klasse. De goal is terug te vinden op YouTube.

Als de spelers van FC Groningen voor de warming-up het veld opkomen, passeren ze een zonderling figuur. Hij paft erop los. Het is de spits der Partizanen

Westerhof had genoeg gezien. Die Djurovski moest naar Het Oosterpark worden gehaald. Dat lukte. In de vier jaar die volgen zorgt de grillige aanvaller ervoor dat we hem tot op de dag van vandaag niet zijn vergeten. Binnen de lijnen is de ongeschoren Macedoniër met de lange manen in zijn kenmerkende zwarte maillot even onnavolgbaar als onuitstaanbaar. Als Djurovski zin heeft, speelt hij hele defensies kleurenblind. Heeft hij dat niet, dan staat hij soms minutenlang met de handen in zijn zij. Het hoofd als een onbe-grepen genie afkeurend schuddend. 

Buiten de lijnen doen in die vier seizoenen de wildste verhalen over hem de ronde. Djurovski rookt, hij is een zware drinker en een graag geziene gast in het Groningse nachtleven, gokverslaafd, omgeven door mooie vrouwen, hij zou worden afgeperst door criminele Joegoslaven en betrokken zijn bij goudsmokkel. Het maakt de mythevorming na zijn vertrek alleen maar groter.

Slovenië is winter wonderland. We rijden door een ansichtkaart van witte heuvels vol met sneeuw versierde dennenbomen van Ljubljana naar Maribor. We hebben zo veel vragen, er zijn zo veel geheimen die moeten worden ontrafeld. Tegelijkertijd vragen we ons af of we het wel moeten willen. Is het mysterie niet vaak veel mooier dan de naakte waarheid?

Eerst Djurovski maar eens ontmoeten, want dat hij komt opdagen, is nog allerminst zeker. In Op zoek naar de Rookmagiër, een bundelverzamelde columns, wist Onkenhout Djurovskijaren na zijn vertrek uit Het Oosterpark niet te traceren. Bouke Nielsen, journalist van het Nieuwsblad van het Noorden, zou de oud-prof in zijn geboorteplaats Zilce treffen voor een reportage waarin Djurovski zou schitteren. Dat deed hij, maar wel door afwezigheid. En het-zelfde overkwam Herman Sandman. De auteur van Mangup (kwajongen) Milko, het boek over het voetballeven van Djurovski dat vorig jaar verscheen, zou de Macedoniër in Belgrado treffen, maar met een simpel telefoontje werd die afspraak afgezegd. Sandman sprak hem voor zijn boek vervolgens wél via Skype.

We zijn huiverig omdat we Djurovski maar één keer hebben gesproken. Een week eerder, twee minuten aan de telefoon. Nadat we de voormalige spits hebben uitgelegd dat we hem graag in de special hebben, antwoordt hij in gebrekkig Engels dat dit prima is en dat we hem moeten bellen als we in Maribor zijn. Op verdere telefoontjes en berichtjes reageert Djurovski vervolgens niet meer. Op de avond voor vertrek hebben we om elf uur nog contact met Dragan Pap Putevski, scout van SC Heerenveen en een goede vriend van de Macedoniër. Ook hij krijgt hem niet te pakken. ‘Maar ga er maar naartoe, een kennis van mij in Maribor heeft gezegd dat Milko thuis is’, zegt Putevski. Het is amper een geruststelling.

Do you smoke….

De stem van Djurovski is dat wel. Hij neemt meteen op zodra we hem bellen, zegt dat we niet in paniek moeten zijn, dat al die berichtjes nergens voor nodig waren, omdat we toch een afspraak hadden. Hij is er over anderhalf uur. 

Twee uur later schuifelt een man met een peper-en-zout-baard, het hoofd weggestoken onder een zwarte capuchon, de handen diep in de zakken tegen de kou, door de deur van het hotel. Versleten schoenen, sjofele spijkerbroek. Een soort Swiebertje die zich binnen komt warmen, is de eerste gedachte. 

Als hij zijn capuchon afzet, zien we pas dat het Djurovski is. Zijn glunderende ogen verraden hem, net als het logo van Stadion Oosterpark-dat op zijn winterjas is genaaid. Precies daar waar het hart zit. De omhelzing is innig. ‘Hello my friend’, lacht Djurovski, de kraaienpootjes in het door het leven getekende gezicht lachen mee.

Zijn glunderende ogen verraden Djurovski, net als het logo van Stadion Oosterpark dat op zijn winterjas is genaaid

We gaan op zoek naar een café. Buiten vriest het zeven graden, maar door een vies snijdend windje voelt het als min zeventien. Djurovski pakt een arm van zijn bezoek, zegt vereerd te zijn met onze komst en gearmd lopen we over de Stari Most, de oude brug, in het centrum van Maribor. De rivier de Drava is grotendeels bevroren. De voormalige spits trekt licht met zijn linkerbeen, hij spuugt geregeld hard naast zich op de grond. 

Do you smoke?’, vraagt hij bijna direct. Als we nee zeggen, moeten we eerst langs een tabakswinkel; Djurovski rookt dus nog altijd. Geen Marlboro 100 meer, maar light sigaretten. ‘The Smoke Magician’, fluistert hij lachend. Djurovski heeft alle ophef over zijn rookgedrag nooit begrepen. ‘Mijn opa Nikola heeft altijd gerookt, is 92 jaar geworden.’

We mogen hem alles vragen, zegt hij, dus vragen we of hij gelukkig is.

‘Nee’, klinkt het fel. ‘Kijk om je heen. Er is bijna niemand op straat.’

Dat klopt. Wie er nog wel lopen, hebben in deze kou haast om thuis te komen. Gelachen wordt er niet. ‘Maribor is klein, de mensen hebben niet veel geld’, verklaart Djurovski. ‘In de tijd van president Tito waren we één Joegoslavië. Had iedereen het goed. Maribor ligt gunstig ten opzichte van Oostenrijk en Italië, was een belangrijk kruispunt. Daar kwamen mensen op af. Na het uiteenvallen van Joegoslavië zijn velen vertrokken, is het allemaal minder geworden. Veel geld is weg.’ 

We weten dat Djurovski in 2016 nog een paar maanden trainer was van Sarajevo, maar waar hij tegenwoordig mee bezig is…?

‘Wat ik doe? Niets… Ik ben moe en oud.’ 

We mogen hem alles vragen, zegt hij, dus vragen we of hij gelukkig is. ‘Nee’, klinkt het fel

Als we zeggen dat hij pas 53 is, zegt Djurovski: ‘Listen my friend. Tot je twintigste ben je een kind, daarna tot je 35ste ben je jong, is het leven mooi en ligt de wereld aan je voeten. Daarna ben je de familieman, zijn je vrouw en kinderen het belangrijkst. En na je vijftigste… Catastrofe…’ 

Weer die lach, dan serieus: ‘Wacht maar tot je vijftig bent, dan snap je me. Vanaf die leeftijd ga je langzaam naar het einde toe. Krijg je steeds meer pijntjes. Weet je wat voor mij het belangrijkst is? Dat ik me geestelijk goed voel. In mijn hoofd ben ik nog altijd de jonge Milko.’

We willen weten hoe hij zijn dagen vult. ‘Als ik geen club train, ben ik hier bij mijn vrouw Andrea in Maribor. Dan sta ik vroeg op, drink ik thee of koffie. Zij gaat naar het werk, ik wandel naar het café, ik drink thee of koffie, dan ga ik naar het volgende café, drink ik thee of koffie en dan loop ik weer naar huis. Langzaam. Ik kijk wat televisie. Dan komt Andrea thuis, meestal kook ik. Om zeven uur kijken we het nieuws, drinken we koffie, daarna een film en dan gaan we naar bed. Dan ben ik moe. De volgende ochtend om zes uur ben ik wakker en begint het weer van voor af aan… Thee of koffie. In Maribor is iedere dag hetzelfde. Dat is het probleem. Niet alleen voor mij, het lijkt wel of iedereen in Maribor moe is. Het is hier zo saai. Het is een goed stadje, hoor… Voor als je zeventig bent. Kun je hier lekker wandelen in de bergen.’

Eerst even langs de tabakswinkel. ‘Mijn opa Nikola heeft altijd gerookt en is 92 jaar geworden’

Ineens lachen de ogen van Djurovski ondeugend. ‘Ik ben er al een tijdje niet meer helemaal bij met mijn hoofd’, zegt hij. ‘Ik ga over een paar dagen een maand naar Thailand, naar mijn zoon Mario. Hij voetbalt voor Bangkok United. Daar kijk ik zo naar uit, weg uit deze sleur.’

Hij laat foto’s zien van Mario en zijn andere zoon Marko, kinderen uit een eerdere relatie. De twee hebben het creatieve duidelijk van hun vader. Marko is zanger, presentator en ontwerper. Djurovski heeft een hooded sweater van het merk Fake aan. Gemaakt door zijn zoon. Eén foto met het shirt moet in het magazine, zegt hij. ‘Ik ben trots op Marko, kan ik het hem laten zien. Op Mario ben ik net zo trots. Het is wel goed voor hem dat hij niet hier in de buurt speelt. Hier wordt hij steeds met mij vergelekenen dat is niet eerlijk. We zijn niet dezelfde spelers, hij is een middenvelder.’

Op bijna iedere foto waar de twee broers samen op staan, trekken ze een gekke bek. ‘Dat doen ze voor mij, crazy, net als hun vader…’

Djurovski mag dan niet goed Engels praten, maar hij spreekt veel en graag. En samen komen we er goed uit. Hij heeft het het liefst over FC Groningen, daar had hij het naar eigen zeggen goed. 

‘Weet je, ik snap er eigenlijk niets van dat ik nog altijd zo populair ben in Groningen en Nederland’, zegt Djurovski als we een warm café hebben gevonden. ‘Eerlijk niet. Toen ik nog speelde, snapte ik het wel. Ik was gewoon een goede voetballer. Toen ik mijn contract tekende, schoot de verkoop van seizoenkaarten ook omhoog. Het Oosterpark zat vol. Maar nu? Geen idee, het is ook al zo lang geleden.’

Pseudovedette

Een van de redenen is natuurlijk dat fantastische eerste jaar, het seizoen 1990/91. ‘Jos Roossien, Jan van Dijk, Theo ten Caat, Claus Boekweg, Mart van Duren, Harris Huizingh, Patrick Lodewijks, Ulrich Wilson, Edwin Olde Riekerink en Henny Meijer’, somt Djurovski het elftal van toen moeiteloos op. ‘Misschien afzonderlijk geen grote sterren, maar ze hadden allemaal wel iets. En samen waren we gewoon een heel goed team. We werden derde, maar hadden kampioen kunnen worden. We voetbalden dat seizoen met dertien, veertien spelers. Die basis was kwalitatief te smal. Op het laatst konden blessures en rode kaarten niet meer zo goed opgevangen worden. Dat heeft ons uiteindelijk de titel gekost.’

‘Weet je, ik snap er eigenlijk niets van dat ik nog altijd zo populair ben in Groningen en Nederland’

Djurovski zelf komt dat seizoen pas laat op stoom. Hij wordt topscorer, maakt veertien doelpunten, maar de eerste maanden wordt hij weggezet als miskoop. In de noordelijke pers wordt de aanvaller in die periode omschreven als een aartsluie pseudovedette. Terwijl de Macedoniër zich vooral op het veld onbegrepen voelt. ‘Ze moesten aan me wennen’, legt hij uit. ‘De jaren ervoor speelde FC Groningen met René Eijkelkamp in de spits heel veel lange ballen. Ik wilde de ballen in de voeten hebben. Dat snapten ze niet, dat had tijd nodig. Daar heb ik veel met Hans Westerhof over ge-sproken. Als je mij haalt, dan moet je voetbal spelen. Uiteindelijk ging dat steeds beter en de anderen gingen er uiteindelijk ook beter door voetballen. Gedurende het seizoen werden we daardoor ook een steeds hechter team.’ 

Het trainingskamp in de winterstop in Marbella is daar heel belangrijk in geweest. Djurovski kreeg definitief de sympathie van zijn ploeggenoten toen in een restaurant de rekening werd gevraagd en bleek dat de Macedoniër al had betaald. ‘Dat is niet bijzonder, is hier normaal’, vindt hij. ‘Wat wel goed was, is dat we ’s nachts geregeld gingen stappen. Hans Westerhof liet het toe, zelf ging hij ’s avonds ineens heel vroeg naar bed. Ik vroeg hem waarom en hij zei: “Toen ik zag dat jullie via de bomen en de balkons naar beneden gingen, was ik bang dat jullie iets zouden breken”. Hans is een heel intelligente man, voortaan konden we door de voordeur van het hotel. In Marbella hebben we veel gepraat en feestgevierd, de spelers snapten me steeds beter en zo werden we een team dat nauwelijks te verslaan was.’ 

Topclubs

FC Groningen speelde dat seizoen geweldige wedstrijden. In Amsterdam werd het 1-1 tegen Ajax, thuis speelde het gelijk tegen Feyenoord en won het in Het Oosterpark met 4-1 van de latere kampioen, het PSV van Romário. Vooral in de grote duels blonk Djurovski uit. ‘Natuurlijk speelde ik beter tegen de topclubs’, zegt de oud-prof. ‘Niet dat ik meer gemotiveerd was, maar ik hield ervan om grote wedstrijden te spelen. Met veel druk en veel mensen op de tribunes. Als we naar RKC moesten, kwamen er duizend mensen kijken; is toch niks aan? Bij Partizan vond ik het heerlijk tegen Rode Ster, Hajduk Split of Dinamo Zagreb te spelen. Zaten er zestigduizend mensen op de tribune. Dat was belangrijk voor mij. Die wilde ik wat laten zien.’

‘Ik voetbalde heel graag tegen goede voetballers, zij begrepen namelijk dat ik dat ook was’

‘Tegen de topclubs in Nederland zat het stadion ook altijd vol. Ik voetbalde ook heel graag tegen goede voetballers, zij begrepen namelijk dat ik dat ook was. Er was respect voor elkaar. Jerry de Jong van PSV bleef in de achterhoede, omdat hij wist dat ik gevaarlijk was. Een nette verdediger, hij schopte me niet om het schoppen en als ik beter was dat duel, dan accepteerde hij dat. Zo hoort het. In de grote wedstrijden was ik altijd goed.’

Oorlogsmisdadiger

Djurovski is in Groningen al snel talk of the town. Niet alleen vanwege zijn flitsende spel dat hij, als hij er tenminste zin in had, demonstreerde, maar ook vanwege zijn gedrag buiten het veld. Hij is open, geeft zijn mening en is daardoor een gewillige prooi voor de media. De vele sigaretten, het drankgebruik, zijn gokgedrag, zijn vermeende betrokkenheid bij goudsmokkel en zijn relatie met criminele Joegoslaven die hem komen opzoeken in Groningen, het wordt allemaal breed uitgemeten in de pers. Djurovski begint te lachen als we hem ernaar vragen. ‘Er is in Nederland zo veel over me gezegd en geschreven’, begint hij. ‘Ja, ik rookte als speler. Nou en? Ik deed het in elk geval wel eerlijk. Anderen deden het ook, maar nooit met de trainer erbij. Ik rookte gewoon in het stadion waar iedereen bij was. Het had geen effect op mijn spel. Als ik was gestopt, dan had het dat misschien wel gehad. Ik hou niet van schijnheiligheid. Iedere speler moet doen waar hij zich goed bij voelt. Als je maar goed voetbalt.’

‘De grote maffiabazen zijn ook heel intelligent, over hun business gaat het nooit. Wel over voetbal en dat is prima’

Dat Djurovski af en toe vreemde figuren uit Joegoslavië op bezoek kreeg, ontkent hij ook niet. ‘Bij ons was dat normaal. Dat had in Belgrado destijds iedere speler en dat is met de huidige generatie voetballers niet anders. Heel veel mensen vinden het leuk en interessant om zich rond een voetballer op te houden. Arkan, ken je die nog? Dat was er ook zo één, die was fanatiek supporter van Rode Ster.’ 

Wat heet. Arkan was een beroepscrimineel die door het Joegoslaviëtribunaal werd aangeklaagd voor oorlogsmisdaden en zijn troepen geregeld rekruteerde onder hooligans van Rode Ster. Voordat berechting kon plaats-vinden, werd hij in 2000 geliquideerd.

‘Dat soort figuren vond je in Joegoslavië dus ook rond voetballers’, lacht Djurovski. ‘Ik dronk graag een drankje, rookte sigaretten en was weleens in het casino, maar ik heb nooit drugs gebruikt. Verhalen over goudsmokkel, gokschulden, zwart geld en afpersing zijn ook niet waar. We hebben toen ook een proces aangespannen tegen het Nieuwsblad van het Noorden die de verhalen had opgeschreven, en die hebben we gewonnen. Voor mij was het niet moeilijk om te gaan met sommige van de zware jongens, ik ben ook nooit bang geweest. Als ze je aardig vinden, vinden ze je aardig. De grote maffiabazen zijn ook heel intelligent, over hun business gaat het nooit. Wel over voetbal en dat is prima.’

Geen druppel

‘Ach, en verder valt het allemaal wel mee. Ik heb vroeger misschien voor twee mannen geleefd, maar ik drink al bijna twintig jaar geen druppel alcohol meer.’ Als we zeggen dat daar iets aan vooraf moet zijn gegaan, wuift Djurovski het meteen weg. ‘Nee, niks spannends. In 1998 speelde ik heel even een soort zaalvoetbal in Kansas. Daar dronk ik aardig wat whisky. Toen ik na een avond stappen thuiskwam, werd ik op een dag wakker en besloot ik nooit meer te drinken. Als ik dat eenmaal heb besloten, dan hou ik me eraan. Waarom ik niet meer drink? Geen idee, misschien heb ik wel een beetje een crazy karakter.’

‘Waarom ik niet meer drink? Geen idee, misschien heb ik wel een beetje een crazy karakter’

Wat in elk geval wél waar is, is dat Djurovski eigenlijk naar de gevangenis had gemoeten omdat hij in Joegoslavië zonder geldig rijbewijs reed. Er zijn verschillende versies. Dit zegt de oud-prof er zelf over: ‘Toen ik bij Partizan kwam, kreeg ik van een politieman – een groot fan van die club – een vals rijbewijs. Het zag er heel echt uit, alleen het nummer klopte niet. Ik reed er al twee jaar mee. Op een keer werd ik aangehouden door een andere agent, een groot fan van Rode Ster. Mijn overgang naar de vijand is me door de Rode Ster-supporters nooit vergeven. Die politieman ontdekte dat het rijbewijs niet deugde. Ik denk dat iemand me verraden heeft. Ik zou zes tot acht maanden naar de gevangenis moeten. Maar ik ging voor FC Groningen spelen. Na een paar jaar was alles oké, hoefde ik die straf niet uit te zitten.’

Voor de eerste dag hebben we genoeg gepraat, vindt Djurovski. Hij is moe, zegt dat hij ’s ochtends beter is dan aan het eind van de middag. Morgenvroeg wil hij om acht uur afspreken. Het lukt ons er een uurtje bij te praten.

Gewoon Milko

Het is woensdagochtend negen uur en Milko Djurovski komt niet opdagen… We bedenken dat dit een goede laatste zin van deze reportage zou zijn. Het Milko Mysterie, onnavolgbaar tot het einde…. Het is een gedachte waarmee we niet zo goed raad weten. Een soort intern conflict. Aan de ene kant gunnen we iedereen in zijn omgeving een fatsoenlijke en succesvolle Djurovski. Iemand die zijn afspraken nakomt. Aan de andere kant willen we dat Djurovski is zoals in onze herinneringen. Ongrijpbaar, mysterieus, schijt aan de hele wereld. Stiekem willen we toch allemaal een beetje Milko zijn. Leven bij de dag, zonder verwachtingen, met de mentaliteit van: in mijn leven doe ik waar ik zin in heb…. In dat kader is het zelfs bijna een teleurstelling dat hij niet meer drinkt.

‘Nu denk ik weleens dat ik na mijn carrière beter in Groningen had kunnen gaan wonen’

Het is tegen tien uur als Djurovski toch nog komt. Dezelfde schoenen, dezelfde broek, ander shirt. Verontschuldigingen zijn er niet en dat is prima. Zaten we gisteren in het ene café, dan gaan we nu naar het andere, voor thee en koffie. Terwijl we opnieuw door de vrieskou lopen, vragen we waar Djurovski van leeft. Een beetje geld uit zijn voetballeven heeft hij nog wel, maar niet zo veel meer. Hij krijgt voor de rest van zijn leven nog wel iedere maand vierhonderd euro van de regering, omdat hij in 1984 met Joegoslavië derde werd op de Olympische Spelen in Los Angeles. ‘Dat is normaal’, vindt Djurovski. ‘Het was een goede prestatie. Daar hoort een vorm van respect bij. Het is hier in Slovenië ook best veel geld. Andrea heeft natuurlijk werk, ze werkt voor een bedrijf dat vruchtensap verkoopt, zij gaat naar de bedrijven toe die het moeten kopen. Dat doet ze al twintig jaar. Wist je dat ze een fantastische basketbalster was? Ze heeft tachtig interlands gespeeld. Ze stopte op haar 23ste omdat ze met mij meeging. Maar het wordt wel tijd dat ik weer wat werk vind, anders kan het een probleem worden. Misschien dat Mario in Thailand een club voor me vindt.’

Hoe Djurovski leeft, krijgen we niet te zien. Zes jaar geleden is hij verhuisd, het appartement in het centrum met een oppervlakte van 250 vierkante meter werd te groot voor hem en zijn vrouw en de energierekening – volgens de Macedoniër zeshonderd euro in de maand – te duur. ‘Ik laat het je straks wel zien, het is veel te groot. Helemaal als ik werk heb in Servië of Slowakije, dan woont Andrea er alleen. Nu hebben we een appartementje van zestig, zeventig vierkante meter. Dat is prima, dat hadden we in Groningen ook.’

Hij spreekt het mooi uit: Underdijkerstrat….Djurovski woonde in de Onderduikerstraat, in de Zeeheldenbuurt. Vlak bij Tabaksfabriek Niemeijer. Een speling van het lot in het voordeel van De Rookmagiër, zullen we maar zeggen. ‘Dat het klein was, maakte me niet uit. Ik was veel weg en sliep er alleen maar. Nou ja, soms dan, haha. Luxe interesseerde me niet. Ik heb er heerlijk gewoond. Allereerst, ik was geen ster. Ik ben gewoon Milko, altijd. Ik hield van de mensen in Groningen. Als ik ’s nachts om één uur naar het café ging, vroeg niemand zich af wat ik kwam doen. Ze veroordeelden me niet. Ik was voor hen ook niet Milko Djurovski de voetballer, maar gewoon iemand die gezellig mee kwam drinken. Dat vond ik prachtig. Bij Rode Ster en Partizan was ik ook zo. Ik ging niet naar de trendy cafés, maar naar de kleinere barretjes waar iedereen normaal deed. Ik denk dat de mensen me in Groningen ook daarom nog waarderen. Nu denk ik weleens dat ik na mijn carrière beter in Groningen had kunnen gaan wonen. Soms gaat dat wel door mijn hoofd. Ik had het daar goed, de mensen vonden me aardig, als ik was gebleven had ik misschien trainer bij de club kunnen worden.’

Rust

Uiteindelijk loopt het in Groningen niet goed af voor de voetballer Djurovski. Het wordt nooit meer zoals in het eerste jaar. ‘In het tweede seizoen heeft Henk Nienhuis (destijds directeur, red.) gewoon geen goede spelers gekocht. Er hadden drie goede voetballers bij gemoeten. Theo ten Caat ging naar Aberdeen en met hem had ik een goede klik. Met Joop Gall was dat minder, hij begreep me niet zo goed als Theo. Toch werden we nog vijfde en haalden we weer Europees voetbal.’

‘Pim Verbeek praatte heel veel. Milko doet dit niet en Milko doet dat niet. Ik moest van alles. Eten wanneer ik dat niet wilde. Laat me met rust!’

Na het vertrek van Westerhof naar PSV was het eigenlijk over voor Djurovski. Eerst Pim Verbeek en later Theo Vonk konden niet goed overweg met de eigenzinnige Macedoniër die wegging, zeven wedstrijden voor SC Cambuur speelde en weer terugkwam. 

‘Pim Verbeek praatte heel veel,’ zegt Djurovski met een afkeurende blik. ‘Milko doet dit niet en Milko doet dat niet. Ik moest van alles. Eten wanneer ik dat niet wilde. Laat me met rust! Beoordeel me op wat ik op het veld laat zien. Ik ben een voetballer. Als trainer doe ik dat nu ook met mijn spelers. Ik ga ze niet de hele tijd controleren, ik weet niet wat ze uitspoken, of ze laat uitgaan. Ik kijk naar hoe ze voetballen. Is dat goed, kun je blijven staan; is dat niet goed, dan speel je niet.

Met Theo Vonk ging het in het begin nog prima. Maar ik had een contract getekend waarbij ik voor iedere wedstrijd dat ik speelde werd betaald. Misschien om geld te sparen zette hij me niet meer in het elftal. Toen was het voor mij ook direct klaar. Of het afscheid pijn deed? Niet echt, aan alles komt een keer een eind.’

‘Iedere speler die het niet van het pure voetbal moet hebben, heeft meer discipline. Dat is toch logisch’

Volgens Djurovski ontbrak het Theo Vonk en Pim Verbeek aan autoriteit als trainer. ‘Als Johan Cruijff zei: “Iedereen moet blijven”, dan bleef ook iedereen’, verklaart hij. Verbeek zei de dingen alleen maar om aan de spelers en de mensen te laten zien dat hij mij durfde aan te pakken. Trainers zonder autoriteit praten heel veel. Altijd negatief, altijd over discipline. Een trainer als Cruijff hoeft dat niet te doen, naar hem wordt geluisterd. Hetzelfde bij mij hier in Slovenië of Bosnië waar ik clubs heb getraind. Er is een natuurlijk respect voor mij, omdat ik een goede voetballer was.’

Als we zeggen dat Hans Westerhof ook geen goede speler was, reageert Djurovski direct. ‘Maar Hans is intelligent. Hij had het niet over mij en discipline. Bij een wedstrijdbespreking ging hij alle spelers langs. “Claus Boekweg, jij doet dit en dat en dit; Hennie Meijer, jij dat en dit; dan hebben we Milko Djurovski; Harris Huizingh, jij gaat dáár staan”. Hans Westerhof liet me gewoon voetballen, dat was slim van hem.’

Toch is Westerhof – hij stuurde de spits ooit weg toen die zijn voetbalschoenen was vergeten en op een nat en glad veld met gympies wilde voetballen – boos op Djurovski. In het boek van Sandman zegt hij dat het een schande is dat de Macedoniër zo weinig deed met zijn talenten. ‘Er zijn zo veel mensen die zo graag ook zo zouden willen zijn, maar de kans niet krijgen. Ik zei hem dat hij zijn talent vergooide’, aldus Westerhof in Mangup Milko.

Lachen

Djurovski moet lachen als we hem met de uitspraken van zijn oud-coach confronteren. ‘Ik begrijp wat hij zegt, in Joegoslavië hebben de mensen het ook altijd over mijn talent en wat ik heb bereikt. Maar luister goed: bij elkaar heb ik misschien wel driehonderd wedstrijden voor Rode Ster, tweehonderd voor Partizan en honderd duels voor FC Groningen gespeeld. Dat zijn zeshonderd wedstrijden, ik reken alles mee. Ik heb gespeeld voor Joegoslavië en voor Macedonië. Oké, omdat ik na een interland in Duitsland, tegen de DDR, betrapt werd bij het stappen, heb ik maar zes wedstrijden voor Joegoslavië gevoetbald. Veel te weinig en mijn eigen schuld. Maar ik heb heel veel doelpunten gemaakt, Europa Cup-wedstrijden gespeeld, kampioenschappen en bekers gewonnen, brons op de Olympische Spelen... Ik werd topscorer van FC Groningen in het jaar dat we derde werden, nog altijd de hoogste klassering aller tijden van de club. Bovendien mochten we Joegoslavië pas verlaten toen we 28 jaar waren. Ik heb dan niet bij Barcelona of Real Madrid gespeeld, maar verder ben ik echt heel erg tevreden.’

‘Iedere maand krijg ik een beetje geld vanwege die derde plaats op de Olympische Spelen, maar wat heeft de rest me opgeleverd? Niets’

Zijn broer Bosko speelde vijfhonderd wed-strijden voor Rode Ster Belgrado. Als we zeggen dat die meer gedisciplineerd was dan hij, komt er een venijnig lachje om de lippen bij Djurovski. ‘Iedere speler die het niet van het pure voetbal moet hebben, heeft meer discipline. Dat is toch logisch.’

De jongste van de twee was altijd al eigenwijs en vrijzinnig. Zo speelden de broers samen voor Rode Ster en ineens voetbalde Milko voor aartsvijand Partizan. Het is nog altijd een van de meest besproken transfers in het voormaligeJoegoslavië. ‘Als ik nu naar Belgrado ga, zijn de supporters van Rode Ster nog altijd boos’, zegt Djurovski serieus. ‘Laat mijn naam daar maar eens vallen, weet je wat ze dan zeggen? Milko Djurovski… Pff, catastrofe. En dan spugen ze op de grond. Alle doelpunten die ik voor hen heb gemaakt, die tellen niet meer. Maar als ik het over mocht doen, zou ik zo wéér gaan. Ik maak een keuze, en dat is misschien niet altijd goed voor mij, maar ik kom niet op een beslissing terug. Ze hebben me bij Rode Ster gewoon niet eerlijk behandeld. Ze beloofden van alles, maar kwamen het niet na. Op een gegeven moment ben ik er dan klaar mee. Dat ik naar Partizan ging, was misschien ook wel om het ze bij Rode Ster betaald te zetten. Ik was een van de eerste voetballers die dit deden. De woede van de fans nam ik op de koop toe.’

We vragen Djurovski hoe goed hij had kunnen zijn als hij volledig voor het voetbal had geleefd. ‘Dat weet ik niet’, antwoordt hij. ‘Ik heb het wel geprobeerd, hoor, iedere dag keihard trainen, maar dan speelde ik slecht. Ik moest me goed voelen om goed te kunnen voetballen. Dus moest ik mezelf zijn, met een sigaretje en een drankje. Als ik rookte voor een duel, dacht ik niet aan de wedstrijd. Dat werkte goed voor mij. En na trainingen ging ik naar Menco (Huizinga, beheerder van het spelershome, red.). Dronk ik een biertje met hem en rookte ik een sigaretje in het keukentje. Het leven moest natuurlijk wel een beetje leuk blijven.’ 

‘Voetbal is een heel mooi spel, als het tenminste goed wordt gespeeld, maar alles eromheen is shit’

‘Geld heeft mij ook nooit erg geïnteresseerd. Toen niet, nu nog niet. Cristiano Ronaldo heeft misschien wel driehonderd miljoen euro op de bank, maar hij heeft geen leven. Hij kan niet, zoals wij nu, rustig in een café zitten. Ik wilde vrij zijn. Dit is mijn leven, ik wil doen waar ik zin in heb. Dat doe ik nu en dat deed ik als voetballer ook. Bij FC Groningen, maar ook in de top van Joegoslavië. Ook omdat ik wist dat na mijn carrière niemand nog naar me om zou kijken.’

‘Iedere maand krijg ik een beetje geld vanwege die derde plaats op de Olympische Spelen, maar wat heeft de rest me opgeleverd? Niets. Ik ben kampioen geworden met Rode Ster en met Partizan, ik heb heel veel doelpunten gemaakt. Maar denk je dat ik nog word gebeld door de president van die clubs. “Hi Milko, hoe gaat? Heb je misschien wat geld nodig?” Niemand belt me. Is geen probleem. Maar ik wil ermee aangeven hoe het gaat in het voetbal.’

‘Ze willen dat je altijd voetbalt, zelfs als je een knieblessure hebt. Ik deed dat niet, ik deed alleen wat goed voor mij was. Doe je het wél, dan vinden ze je geweldig; maar zorgen ze voor je als je door knieproblemen moet stoppen? Nee. Als je bent gestopt, is het: Fuck off… Zo gaat het. Voetbal is een heel mooi spel, als het tenminste goed wordt gespeeld, maar alles eromheen is shit. Mijn wereld is het niet meer. Ziek is het. Geld heeft het voetbal verpest.’

Kraantjespot

Als zijn situatie onder Vonk uitzichtloos wordt, vertrekt Djurovski in januari 1994 halsoverkop uit Groningen. Elftalleider Theo Huizinga, de broer van Menco, grijpt nog gauw ergens een shirt en een tinnen kraantjespot vandaan en geeft dat als afscheidscadeau aan de markantste voetballer die FC Groningen ooit kende.

Even later zien we de lelijke, maar ambachtelijk gemaakte tinnen theepot in een hoek staan. Het shirt hangt erboven vlak naast een op de muur geschilderde bal. Het is 23 jaar na dato, maar Djurovski heeft de kraantjespot altijd bewaard. Het zegt veel over zijn liefde voor Groningen. Hij heeft ons meegenomen naar zijn oude huis. Achter een achenebbisj houten deur schuilt een geweldig appartement inclusief een grote houten bar, twee badkamers en een sauna. De keuken is eruit gesloopt, die staat in zijn huidige appartementje.  Het huis is nog altijd van Djurovski. ‘Ik probeer het al zes jaar te verkopen’, zegt de voetballer, terwijl hij een sigaret opsteekt. ‘Maar niemand hier wil of kan er 200 duizend euro betalen. Zet maar wat foto’s in het magazine, misschien dat mensen uit Nederland interesse hebben. Het is mijn pensioen, zeg maar.’

‘Ik zou echt iets teweeg kunnen brengen bij FC Groningen. Geef me een kans, waarom niet?’

Hoewel onbewoond, staan er nog altijd spullen van Djurovski en zijn vrouw. We zien de kaart uit 1984 die hij tijdens de Olympische Spelen om zijn nek had en in een kast liggen allemaal medailles, keurig opgestapeld tegen een biografie over Tito. Ze zijn voornamelijk van Andrea uit de tijd dat ze nog basketbalde. ‘Er zit geen gouden tussen, die had ik anders wel verkocht’, grapt Djurovski. In een sporttas heeft de Macedoniër veel krantenartikelen en oude Voetbal Internationals bewaard.

‘Ach, het mag dan misschien niet helemaal gegaan zijn zoals iedereen had verwacht, maar ik heb echt een geweldige tijd gehad in Groningen’, mijmert Djurovski. ‘Ik volg niet alles meer, ken ook geen spelers, maar zoek de uitslagen nog wel op.’

We vragen hem of het zijn ultieme droom is ooit nog trainer te worden van FC Groningen. ‘Dat niet, maar ik zou het wel heel graag willen. De mensen vinden me aardig, ze zijn me na al die jaren niet vergeten en dat vind ik mooi. Ik zou er echt iets teweeg kunnen brengen. Geef me een kans, waarom niet? Maar ze hebben me nooit gevraagd. Misschien dat de mensen die bij FC Groningen de leiding hebben me niet zo leuk vinden als de fans. Waarom laten ze me het team Onder-21 niet proberen of iets in de jeugd? Misschien dat ze me bellen als ze dit verhaal lezen. Voor de club zou het goed zijn, denk ik. Het levert in elk geval een hoop publiciteit op.’

‘Ik heb me nooit met drugs ingelaten, ik heb niemand vermoord en de rest, tja… Dat hoorde bij mijn leven’

Als we teruglopen naar het hotel, nemen we afscheid van De Rookmagiër. We zeggen dat als FC Groningen hem niet belt, hij altijd nog een boek kan schrijven. Maar dan moet hij wel alles eerlijk vertellen. Namen en rugnummers. ‘Het zou een bestseller worden’, lacht Djurovski voor de laatste keer. ‘Maar dan moet ik wel de rest van mijn leven bij Mario in Bangkok blijven. Nee, dat is onzin, een grapje. Ik heb me nooit met drugs ingelaten, ik heb niemand vermoord en de rest, tja… Dat hoorde bij mijn leven.’

Nog een laatste groet en dan steekt Djurovski de handen diep in de zakken. Hij sjokt terug de anonimiteit in. Vanonder zijn capuchon kringelt de rook om zijn hoofd.