Frank Kramer kon zelfs genieten van een goede schop
© Nationaal Archief
PRO

Frank Kramer kon zelfs genieten van een goede schop

Een van de meest kleurrijke voetballers, presentatoren en commentatoren die de Nederlandse voetballerij ooit heeft gekend, is niet meer. Frank Kramer, de paradijsvogel, het buitenbeentje, de amateur die op een dag verzeild raakte in een wereld vol serieuze profs, is deze grijze woensdag op 73-jarige leeftijd overleden.

Op deze plek een gesprek dat Michel van Egmond in 2011 namens VI voerde met de toenmalige commentator van Eurosport. Een gesprek waarin de voormalige linksbuiten tot tranen toe geroerd raakte en heel veel zegt over de mens die hij was. ‘Ja, ik kan er nu nóg geëmotioneerd over raken. Maar het is emotie uit dankbaarheid. Het voetbal is echt de basis van alles voor mij.’

Amsterdam. De lichtmasten van het Olympisch Stadion geven de grasmat een prachtige lichtgroene gloed. Het is negen uur ’s avonds en de meeste kantoren in het stadion zijn verlaten. Alleen bij Eurosport Nederland brandt nog licht. Daar stalt zojuist de bekendste voetbalverslaggever van de zender zijn fiets tegen de stadionmuur. Even later komt Frank Kramer (63) binnen. Hij draagt een trainingsbroek. Zijn pijpen zitten in zijn sokken gepropt.

'Mijn loopbaan als voetballer is het mooiste dat me in mijn leven is overkomen. Alles wat daarna kwam is surrogaat'

Voor voetbalfans in Nederland is niet Arsène Wenger of Rafael Benítez de stem van Eurosport, maar hij, Frank Kramer, ex-leraar Duits, oud-kwismaster van Boggle en Hints, voormalig steward bij Lufthansa, ooit zanger van een Top 40-hit met de popgroep Full House maar bovenal: ex-profvoetballer. Dat hij tijdens zijn loopbaan alleen speelde voor marginale clubs als FC Amsterdam, MVV, Telstar, Haarlem en FC Volendam de ene keer héél goed en de andere keer héél slecht, doet daar niets aan af. ‘Inderdaad’, zegt Kramer, ‘in mijn hart ben ik nog steeds voetballer. Ik ben grijs en kan bijna niet meer lopen, maar ergens in mijn binnenste geloof ik toch nog steeds in een comeback.’

Buiten verlaten de eerste atleten de sintelbaan van het stadion. Nog even en de grote lichtmasten zullen doven. Binnen verklaart Frank Kramer vurig zijn liefde aan het voetbal. ‘Mijn loopbaan als voetballer is het mooiste dat me in mijn leven is overkomen. Alles wat daarna kwam is surrogaat. Echt waar. Ik heb nog het geluk gehad dat ik in de rest van mijn leven nog heel interessante dingen heb mogen doen, die in feite ook mijn bescheiden bestaan als linksbuiten zouden hebben moeten overheersen. Maar dat is nooit gebeurd. Voetbal is bij mij altijd op nummer één blijven staan.’

‘De intense manier waarop je als prof het leven leeft, is met niets te vergelijken. Nooit meer heb ik vreugde en verdriet zo hevig gevoeld als in mijn tijd als voetballer. Alleen al het met z’n allen juichen na een onverwachte overwinning. Zó’n lekker gevoel. En dan maakt het niveau waarop je speelt niets uit. Toen wij een keer met FC Volendam onverwacht wonnen van het rijke AZ ’67, was elke medespeler die je na een doelpunt in je armen opving voor even je geliefde. Je hield opeens echt van al die mannen. Als je dat eenmaal hebt meegemaakt, valt alles wat daarna komt tegen.’

Frank Kramer bereikte als voetballer nooit de top en ook als trainer is zijn werk tot nu toe bescheiden. Hij staat al jaren langs de kant bij een amateurelftal van FC Volendam. Het team van Kramer degradeerde afgelopen seizoen kansloos. Al is hij wel in het bezit van een allang verlopen diploma Oefenmeester I. Zijn grootste wapenfeit als coach is dat hij de warming-up volledig heeft afgeschaft. ‘Dat is een volstrekt overgewaardeerd fenomeen, de warming-up. Die jongens van mij schieten een keer een penalty op doel en dan kunnen we beginnen.’

'Een harde tackle incasseren, bijvoorbeeld op je dijbeen, en dan tóch doorgaan…héérlijk'

Dat wil zeggen, als het elftal tenminste al binnen de lijnen is. Veel vaker moet de scheidsrechter op de kleedkamerdeur komen kloppen om te kijken of de heren nog naar buiten willen komen. ‘We spelen na het omkleden altijd snel een kwis’, zegt Kramer. ‘En soms zitten we dan net in de finale. Dan is bijvoorbeeld de vraag: noem de twee zoons van Khadaffi. Best lastig. Als dan de scheidsrechter voor de aftrap fluit, moet hij toch echt even wachten tot we klaar zijn.’

Het gekke is: de oefenmeester Frank Kramer pakte in zijn trainerscarrière beduidend minder prijzen dan pakweg zijn Eurosport-collega’s Benítez en Wenger, maar wanneer hij over voetbal spreekt doet hij dat met aanzienlijk meer passie. Bijvoorbeeld wanneer het prille begin van zijn loopbaan ter sprake komt. ‘Ik kwam als jong spelertje van Blauw Wit bij FC Amsterdam en mocht in dit grote stadion gaan spelen. Ik weet nog goed dat ik toen op een avond een stoel heb gepakt en helemaal alleen op de middenstip ben gaan zitten. Alleen maar om rond te kijken en bij mezelf te denken: Dit hele stadion is straks voor mij, vol mensen die ik in vervoering ga brengen. Zo’n jongen was ik. Kinderlijk. Dat ben ik trouwens nog steeds.’

Kramer stond in zijn tijd bekend als een buitenbeentje. Hij kon zich studentikoos uitdrukken, hield er soms een onbegrepen gevoel voor humor op na en verplaatste zich per fiets of lelijke eend. Hij was de zoon van een operazangeres, had Duits gestudeerd en vond het in tegenstelling tot zijn collega’s leuk om met journalisten te praten. Als hij niet op het veld stond, kon hij soms worden waargenomen achter een piano. Hij leek niet thuis te horen in de machowereld van sportauto’s en gouden armbanden. Maar dat is een vergissing.

‘Voetbal was de jas die mij perfect paste. Ik was echt verliefd op het spel. Ik kon zelfs genieten van een goede schop. Een harde tackle incasseren, bijvoorbeeld op je dijbeen, en dan tóch doorgaan…héérlijk. Ik trainde me de tandjes, maar dat vond ik leuk. Ze konden mij gerust ‘s nachts bellen voor een wedstrijd. Ik verdiende ook nooit iets, omdat al die clubvoorzitters snel doorhadden dat ik bij wijze van spreken zelfs zonder salaris zou spelen. Zo werd ik overal automatisch de slechtstbetaalde speler. Maar dat maakte mij geen zak uit.’

De voetballer Frank Kramer was een sterke, snelle, maar grillige buitenspeler, die geniale momenten kon afwisselen met periodes van grote mislukkingen. Zijn specialiteit: de slalom, het liefst van begin tot eind in de hoogste versnelling uitgevoerd. ’Ik was een liefhebber, volkomen ongeschikt voor het betaalde voetbal. Een semi-prof die dacht als een amateur. Ik leefde in de veronderstelling dat je als aanvaller de bal zo lang mogelijk bij je moest houden. Dat vond ik ook het mooist van het voetbal: lekker hollen met die bal aan je voet en dan maar zien hoe ver je kwam.’

'Grof gezegd waren er in mijn tijd drie voetballers die voortdurend werden geïnterviewd: Johan Cruijff, Willem van Hanegem en Frank Kramer. En dat was niet omdat we alledrie even goed waren'

‘Soms lukte het. Dan maakte ik zulke fantastische schijnbewegingen dat de obers in Volendam ervan op elkaar botsten. Maar vaak lukte het ook niet. Dan bleef ik het maar proberen, tot wanhoop van iedereen. Trainers dachten soms dat ik het expres deed, of dat ik niet goed bij mijn hoofd was. Dat laatste klopte wel, maar ik wist gewoon niet anders. Het gekke is alleen: van mij werd het geaccepteerd. En dat is het allermooiste wat ik in mijn leven van het publiek heb mogen ontvangen: telkens die tweede kans.’

Het loopt tegen elven. Op het kantoor van Eurosport zit nog één eenzame commentator in een geluidscabine verslag te doen van de US Open. Beneden, in de verlaten kantine, denkt Frank Kramer even na. Dan zegt hij: ‘Je moet in het leven de mazzel hebben dat het publiek je gunt een fout te maken. Dat geluk heb ik mijn hele leven al gehad. Ik heb op voetbal- en tv-gebied zó veel fouten gemaakt… Maar toch zagen de mensen daarachter altijd iets wat de moeite waard was. Daardoor heb ik in mijn leven een aantal mooie dingen kunnen doen, zoals commentaar geven. Maar als je nu vraagt: wanneer ben je het gelukkigst geweest? Dan zeg ik: in mijn tijd als speler. Ik heb alles aan het voetbal te danken. Echt alles.’

Even stokt de woordenstroom van de presentator. Ook zijn stem klinkt iets anders dan daarnet. Lijkt het nu maar zo, of begint hij waterige ogen te krijgen? ‘Ja, ik kan er nu nóg geëmotioneerd over raken. Maar het is emotie uit dankbaarheid. Het voetbal is echt de basis van alles voor mij. Dankzij de sport ben ik bij de tv gekomen. Dat heeft mijn leven net iets gemakkelijker gemaakt. Vandaar.’

Vroeger was Frank Kramer een tijdje presentator van AVRO’s Sportpanorama, tot hij, vlak voor de afkondiging, live in beeld zijn ontslag begon te bekritiseren. Hij werd op zwart gedraaid en kon direct vertrekken. Ook als leraar Duits op een LEAO werd hij de laan uitgestuurd. Aan een leerling die zich misdroeg, vroeg hij op een middag: ‘Zeg Diederik-Jan, ben jij als baby soms van de commode gevallen en toen op je hoofd terechtgekomen? Je doet zo raar.’ Dat was weliswaar uiterst origineel uitgedrukt, maar pedagogisch niet erg verantwoord, vond de schoolleiding. Weer werd Kramer ontslagen.

‘Het ging toch al niet meer in die klas. Ik begreep de leerlingen niet meer. Ik paste niet meer in de tijd. Dat gevoel heb ik nu nog steeds. Als ik soms van die interviews met voetballers hoor, bijvoorbeeld. Dan denk ik: Waarom zeggen ze niet iets interessants? Het zijn jonge sporters die graag willen opvallen, maar waarom zie je daar voor de camera’s zo weinig van terug? Het is toch ook entertainment? Daarom zou ik jonge voetballers willen adviseren: wees ook in je gesprekken met de pers inventief en origineel. Verberg na een verloren wedstrijd bijvoorbeeld je hoofd in je handen en jammer alleen maar: Ik was zó slecht, zó ontzettend slecht… Ik bedoel: máák er iets van. Liever een verkeerde uitspraak, dan géén uitspraak. Het kan namelijk ook een genot zijn om gewoon je mening te geven, zonder al te veel na te denken over mogelijke consequenties.’

'Het is de illusie dat er, ergens in Nederland, iemand nog even wacht met naar bed gaan, omdat hij per se nog even naar mij wil luisteren. Het hoeft er maar één te zijn'

Frank Kramer heeft thuis nog een kast met plakboeken vol knipsels uit de jaren zeventig en tachtig. Hij is een ervaringsdeskundige. ‘Grof gezegd waren er in mijn tijd drie voetballers die voortdurend werden geïnterviewd: Johan Cruijff, Willem van Hanegem en Frank Kramer. En dat was niet omdat we alledrie even goed waren, maar omdat ik zei wat ik wilde. Ik achtte me onaantastbaar. Je weet toch dat er in de wereld maar twee soorten mensen onaantastbaar zijn? Hij die een fortuin verdient en hij die helemaal niets verdient. Ik behoorde tot de laatste categorie.’

Op de redactie van Eurosport wijst de klok middernacht aan. Op grote beeldschermen serveert Serena Williams nog maar een keer. Frank Kramer vertelt intussen over de lezingen die hij soms geeft in het land en over zijn andere werkzaamheden. Hij begeleidt regelmatig mensen met een burn-out. ‘Ik neem ze vier keer per week mee naar het Amsterdamse Bos. Lekker hollen en intussen veel praten. Maar alleen als ze beloven ook naar een psychiater te gaan, anders begin ik er niet aan. Het is dankbaar werk.’

‘Ikzelf ben in mijn leven vaak op cruciale momenten door iemand geholpen. Dat heeft mijn leven bepaald. Daarom vind ik het mooi dat ik nu af en toe een ander de helpende hand kan toesteken.’ Ook wordt Frank Kramer weleens ingeschakeld door een internationale zakenman, die hem dan als adviseur meeneemt op zijn reizen. ‘Over de identiteit van die meneer zeg ik niets. Dat vind ik niet netjes. Wat ik doe? Ik observeer. Daarna praat ik met hem en geef kleine tips. Bijvoorbeeld over zijn lichaamstaal of de manier waarop hij op bepaalde situaties reageert. Dat is voor mezelf ook heel leerzaam trouwens.’

Het is inmiddels bijna half twee. Buiten zijn de contouren van het oude stadion opgelost in een diepe duisternis, binnen belegt Frank Kramer een krentebol met kaas. Hij houdt van de nacht. ‘Heerlijk is dat, die rust. Het mooiste is om ’s avonds om een uur of elf naar de verlaten redactie te fietsen en dan helemaal alleen verslag te doen van een mooie voetbalwedstrijd.’

Hij neemt een hap en zegt dat hij straks nog even achter de computer kruipt. Wat drijft Frank Kramer toch? ‘Het is de illusie dat er, ergens in Nederland, iemand nog even wacht met naar bed gaan, omdat hij per se nog even naar mij wil luisteren. Het hoeft er maar één te zijn. Een anonieme man, ergens diep achter Zwolle of zo, die extra lang opblijft. Desnoods alleen om te horen of ik me niet verspreek. Dat maakt dit vak voor mij zo bijzonder. Daarom hoop ik het ook nog lang vol te houden. Hoelang? Eerlijk gezegd: het liefst tot de dood er op volgt.’


En als soort van toegift: zijn wedstrijdcommentaar bij de MLS-finale in december 2018. Zijn laatste wedstrijd als voetbalcommentator bij Eurosport, die hij op een zeer, zéér bijzondere manier invulde.

Gerelateerde artikelen