De voetballer die op zijn 25ste stopte om te rouwen
© Dirk Jan van Dijk
PRO

De voetballer die op zijn 25ste stopte om te rouwen

In Balverliefd aandacht voor de gang van zaken achter de schermen van het voetbal en opvallende gebeurtenissen aan de rand van het veld. Deze week over Jari Oosterwijk (25), die stopte met voetballen om te kunnen rouwen.

Dit verhaal is afkomstig uit de extra dikke kerstspecial vol exclusieve interviews, reportages en achtergrondverhalen met de hoofdrolspelers van een zeer bewogen voetbaljaar. Bestel deze luxe editie van VI hier!

Hij was voorbestemd om voetballer te worden. Jari, geboren in 1995. Zijn ouders waren geen Ajacieden, wel voetballiefhebbers. Zijn vader Harry Oosterwijk had het ook geschopt tot profvoetballer. Als rechtsback en rechtshalf speelde hij voor Go Ahead Eagles en SC Heracles. In 1982 bleef hij na een botsing met de doelman van Helmond Sport achter met een knie in puin. Harry had zich nog kunnen laten oplappen, maar hij geloofde het wel. Het boerenbedrijf van zijn vader trok hem veel meer. Op zijn 25ste besloot hij afscheid te nemen van het profvoetbal.

Zoon Jari, de jongste van zijn vier kinderen, werd ook al vroeg verliefd op het spel. Harry trainde hem vol overgave. Bij dorpsclub VV Lettele en op de boerderij. Voor oefenstof greep hij meestal uit het oeuvre van Wiel Coerver, de door hem bewonderde goeroe van het kappen en draaien. Oosterwijk senior had de bezeten Limburger als trainer bij Go Ahead, waar de spelers eindeloos oefenden op schijnbewegingen. Hij had zelf ervaren hoeveel baat een voetballer kon hebben bij die exercities. Het evangelie van Coerver ging over van vader op zoon. Jari zegt als kind nooit gepusht te zijn. Hij denkt even na over die woorden. ‘Nou ja’, corrigeert hij zichzelf. ‘Alleen op een positieve manier dan.’

Jari weet nog goed hoe het vroeger ging, als vriendjes hem bijvoorbeeld vroegen of hij meeging vissen. Dan ging hij op zoek naar zijn vader, die altijd wel ergens met zijn zestig koeien bezig was. ‘Dan vond ik hem in de melkput en zei hij: “Tweehonderd scharen, daarna mag je weg”.’ Zijn vader kwam niet controleren, omdat hij wel wist dat Jari braaf aan de slag zou gaan met zijn bal. En uit zichzelf ook nog minimaal honderd extra schaarbewegingen eruit zou gooien. Vervelender vond junior het als de net niet versleten videobanden met Coerver-lessen weer eens uit de kast kwamen. Er kwam voor zijn gevoel geen einde aan de beelden van jongens die trucjes voordeden, onder leiding van een fanatieke meneer met een zwaar Limburgs accent. Zelf voetballen, dat was zoveel leuker.

Zijn vader had geen personeel en dus moest iedereen thuis zijn steentje bijdragen op de boerderij. Moeder Jeannette deed de boekhouding en nog tal van andere klusjes, naast haar baan als onderwijzer op een ROC. De twee dochters en de twee zonen waren altijd buiten bezig. Jari voerde de koeien, voorzag ze van stro en zaagsel, en werd soms midden in de nacht uit bed getrommeld als nieuw leven zich aandiende in de stallen. Stond hij slaapdronken zijn vader te helpen om een bloederig en glibberig kalfje in een kruiwagen te krijgen. Het bestaan van een boer is niet eenvoudig, begreep hij al snel. Harry Oosterwijk begon elke ochtend om zes uur ’s ochtends met melken en twaalf uur later was het werk nog altijd niet gedaan. Toch leek het Jari een mooi beroep. Boer of profvoetballer, dat wilde hij worden.

Stallen schoonmaken, dieren verzorgen. Voor Jari waren het rustgevende bezigheden

Zijn lot werd bepaald door zijn talent. In Lettele, onder de rook van Deventer, trok hij al gauw de aandacht van Go Ahead Eagles. Op zijn dertiende ging hij verder, naar FC Twente. Daar werd voetbal een serieuze aangelegenheid. Hij moest er elke dag net zo vroeg uit als zijn vader. Om half zeven ’s ochtends stond hij al aan de weg, school- en voetbaltas in de aanslag. Het busje dat hem inslikte, spuugde hem om zeven uur ’s avonds pas weer uit. Zo ging het dag na dag, jaar na jaar. Als puber bleef Jari thuis als zijn vrienden op vrijdagavond naar de kroeg gingen. Hij moest een dag later voetballen. Bovendien was hij aan het eind van de week altijd gesloopt. Liever ging hij dan nog een beetje meehelpen op de boerderij. Stallen schoonmaken, dieren verzorgen. Het waren rustgevende bezigheden.

Zijn leven als voetballer werd spannender en hectischer. Op zijn achttiende debuteerde hij in het betaalde voetbal, als spits van Jong FC Twente. Niet veel later stootte hij door naar de hoofdmacht. Mensen om hem heen zagen het er vermoedelijk niet aan af, maar alle indrukken maakten veel los. ‘Ik ben een rustige, introverte jongen. Maar in de voetbalwereld komt heel veel op je af. Je bent jong en zoekende, weet nog niet goed wat je wil en wie je eigenlijk bent, maar er wordt al zoveel van je verwacht. Je speelt ineens in grote stadions, moet ineens de wijken in om je club te vertegenwoordigen.’

Vooral dat laatste vond hij moeilijk. Dat hij, zelf nog een kind, met een trainingspak van FC Twente naar de scholen werd gestuurd om daar zinnige dingen te vertellen tegen andere kinderen. ‘Dat was zo onwennig. Ik ben dan niet iemand die denkt dat kinderen heel blij zijn als ik binnenkom of zo. Ik wist niet goed wat ik moest doen. Je moet een bepaald persoon zijn. Een profvoetballer. Maar ja, wie ben ik? Wat wist ik? Je wilt het goed doen, dat móét ook. Ik kon daar heel erg over malen. Zulke activiteiten kostten me altijd heel veel energie, en FC Twente had er nogal wat.’

Door zijn nonchalant ogende houding werd de boerenzoon uit Lettele nooit een lieveling van het FC Twente-publiek

Hij was een gevoelige ziel in een groot en stoïcijns lijf. De keren dat de spits voor de tv-camera’s verscheen, stond hij erbij alsof hij een pak melk kwam afrekenen. Hij gaapte er nog net niet bij. Zo was het ook nadat hij op 27 september 2015 voor het eerst in de basis had gestaan in het eerste van FC Twente, tegen Roda JC, en meteen had gescoord. Kalm gaf Oosterwijk antwoord op alle vragen van verrukte verslaggevers. Hij bleef lang ondoorgrondelijk. Voor journalisten, maar ook voor medespelers, trainers en supporters. Door zijn nonchalant ogende houding werd de boerenzoon uit Lettele nooit een lieveling van het FC Twente-publiek.

Intern dachten ze een toptalent in huis te hebben. Vóór zijn debuut in de hoofdmacht had hij als spits van Jong FC Twente in de Eerste Divisie er al negentien ingelegd. Met zijn oog voor de goal en kopvermogen riep hij herinneringen op aan Luuk de Jong. Toch zou Jari die voorganger in de verste verte niet weten te benaderen. Zijn doorbraak bleef uit, mede door een aaneenschakeling van tegenslag. Vlak na zijn debuut in de basis werd hij getroffen door hartritmestoornissen, waarvoor hij een operatie moest ondergaan. Een kleine ingreep, via de lies, maar wel één waardoor hij maanden buitenspel stond. Eenmaal fit was hij behoorlijk gedaald in de pikorde. Zijn speelminuten bleven schaars, hoe hoopvol hij ook toekeek vanaf de kant, als de onfortuinlijke visser naar zijn dobber. Op de slotdag van de winterse transferperiode schrok hij op van zijn telefoon. Het was trainer René Hake. NAC Breda had zich gemeld om zijn toen 21-jarige spits te huren.

‘Het was vier uur voor de deadline’, blikt Oosterwijk terug. ‘Ik had er totaal geen rekening mee gehouden. Maar Hake gaf aan dat een basisplaats er voorlopig niet in zat. En NAC vond ik wel een mooie club. Achteraf denk ik: Wat ben je toch naïef geweest. Als je een speler echt wilt, kom je eerder. “Wel laat”, zei mijn zaakwaarnemer Louis Laros. Hij zei dat ik in elk geval even moest bellen met Stijn Vreven, de trainer van NAC. Heb ik gedaan. Ik wil komen, maar als ik niet speel, kan ik beter bij Twente blijven, zei ik. Daarover hoefde ik me geen zorgen te maken, volgens Vreven. Hij wilde met twee spitsen gaan spelen en was over Cyriel Dessers niet zo tevreden. Ik dacht: 4-4-2, Vreven langs de kant, Jeff Stans als aanjager op het middenveld; we gaan al die tegenstanders gek maken, hartstikke mooi.’

De uren erna was het net slapstick. Terwijl de klok onverbiddelijk doortikte richting de deadline, moest de papierwinkel nog worden geregeld. Oosterwijk moest daartoe wat documenten uitprinten, signeren en inscannen. In Bathmen, waar hij destijds woonde, had hij geen printer. Hij spoedde zich naar zijn ouders in Lettele. Hun printer was stuk. Uiteindelijk kon hij in het dorp terecht bij zijn vriendin, waar hij alle formaliteiten nog op tijd kreeg afgerond. De spits tekende voor een recordtransfer: één minuut voor twaalf was zijn tijdelijke vertrek bezegeld. ‘Mijn vriendin en ik zijn in de auto gestapt, om drie uur ’s nachts kwamen we aan bij één of ander gek hotel in Breda.' Met een lachje: 'Ik sluit niet uit dat er ergens een lijk lag verborgen. Vijf uur zonder slaap later meldde ik me bij NAC. Trainen, interviews geven. Geen idee waar ik mee bezig was. Weer twee dagen later was de eerste wedstrijd. Cyriel was geschorst, dus ik stond meteen in de basis. Tegen wie weet ik niet (FC Den Bosch, red.). We verloren en ik speelde slecht, maar scoorde wel, uit een penalty.’

'Bij NAC voelde ik me genaaid'

Drie dagen later speelde NAC weer, tegen FC Dordrecht. De dag voor de wedstrijd ontdekte Oosterwijk op de training dat hij niet zou starten. De trainer zei niets. Sowieso leek niemand geïnteresseerd in zijn gemoedstoestand. Of hij al een beetje was bekomen van zijn bliksemtransfer. Na de training stapte hij op Vreven af, de Belg hield het bij wat gemeenplaatsen. ‘Toen viel het kwartje: ik was gewoon gehaald als opvulling. Ik voelde me genaaid.’ Jari sloeg de verplichte lunch over en ging meteen naar huis.

De volgende dag werd hij in de trainerskamer geroepen. ‘Stond ik in mijn eentje tegenover Vreven en nóg vier trainers. Ze wilden me op mijn plek zetten. Jij komt van het grote Twente, jij denkt dat je alles kunt maken. Ik voelde me te groot voor NAC, daar kwam het op neer. Terwijl het juist zo anders was. Ik was zoekende, wilde gewoon een beetje hulp en bevestiging. Een van die assistenten begon schamper om mij te lachen, intussen keek hij naar Vreven. Als je me uitlacht, kijk me dan in ieder geval in mijn ogen, zei ik. Dat gesprek ging gewoon helemaal verkeerd, ik riep ook domme dingen. Vreven en ik hebben het later nog wel uitgepraat, maar na een paar dagen was het al kapot.’

Zijn voetbaldroom in de praktijk: een aaneenschakeling van gedoe. Met weemoed dacht hij terug aan zijn gelukkige kinderjaren op de boerderij

Hij maakte niettemin het seizoen af in Breda, er leek geen einde aan te komen. Op het laatst kwam hij niet meer van de bank af. Terug bij FC Twente wachtte hem eenzelfde lot. Na de komst van Gertjan Verbeek als trainer hoopte hij vergeefs op nieuw perspectief. In de winter meldde SC Cambuur zich. Achter de schermen was de huur al ongeveer geregeld. De spits zelf wilde echter niet. ‘Ik zat niet lekker in mijn vel, had weinig vertrouwen en dacht: Straks ben ik een slechte speler bij Cambuur, dan ben ik nog verder van huis. Ik werd naar Leeuwarden geduwd, maar vijf keer zei ik nee. De zesde keer ineens ja. Ik had er al snel spijt van en belde hun directeur Foeke Booy op om me te excuseren. Naar Cambuur vertrekken voelde niet goed, ik wilde bij FC Twente vechten voor mijn kans.’ Toen leek iedereen boos op hem. Cambuur was teleurgesteld, Verbeek reageerde ontstemd. ‘Hij zei in de pers dat ik niet wist wat ik wilde en geen topsportmentaliteit had. Hij zette me terug naar Jong FC Twente.’ Zijn voetbaldroom in de praktijk: een aaneenschakeling van gedoe. Met weemoed dacht hij terug aan zijn gelukkige kinderjaren op de boerderij.

Jari Oosterwijk schiet op 10 februari 2017 namens NAC Breda de 2-2 binnen tegen RKC Waalwijk. ‘Ik was gewoon gehaald als opvulling.’
© Pro Shots/Toin Damen
Jari Oosterwijk schiet op 10 februari 2017 namens NAC Breda de 2-2 binnen tegen RKC Waalwijk. ‘Ik was gewoon gehaald als opvulling.’

In de zomer van 2018 wist hij even niet hoe het verder moest. FC Twente was gedegradeerd, er lag een deken van negativiteit over de club en hijzelf was teruggezet naar de beloften. Ted van Leeuwen werd aangesteld om uit de brokstukken iets substantieels te boetseren. De technisch directeur pepte de tobbende spits op: Geef niet op, probeer het nog even. Jari nam het advies ter harte. Hij kreeg een nieuwe kans in de selectie. Begon als invaller, pikte zo nu en dan een doelpuntje mee en vond langzaam maar zeker zijn draai. Vlak voor de winter had hij een basisplaats bemachtigd. Hij was bevrijd, na lange tijd vond hij voetbal weer leuk. ‘We hadden een mooi team, ik scoorde, we wonnen. Het was gewoon lekker voetballen.’ Voorin vormde hij een koppel met Tom Boere. Het klikte. Op 8 februari 2019 waren ze samen een plaag voor Sparta Rotterdam, dat op Het Kasteel met 0-3 werd verslagen. Na een stroeve start lag FC Twente op koers voor rechtstreekse terugkeer naar de Eredivisie. Met Fred Friday was er nog een concurrent voor de spitspositie bij gekomen. ‘Tom en ik zeiden tegen elkaar: Wat er ook gebeurt, wij blijven staan. En we worden kampioen.’

'Mijn buurman had twintig procent kans en zit nu weer lekker in de kamer, mijn moeder had dat geluk niet'

Het leven lachte hem toe. Op zondag zou hij zijn ouders na een skivakantie gaan ophalen van de trein. ’s Ochtends belde zijn vader, om te zeggen dat zijn moeder onwel was geworden op Schiphol. Ze voelde een hevige druk op de borst en ging nu met de ambulance naar het ziekenhuis. Of Jari naar het vliegveld kon komen om daar de koffers op te halen. ‘Ze dachten eerst aan iets onschuldigs. Hyperventilatie. In het ziekenhuis maakten ze een scan. Intussen ging ik naar Schiphol met mijn broer Jesse, die was toevallig ook vrij. Nadat we de koffers hadden opgehaald, gingen we door naar het ziekenhuis. Daar bleek dat mijn moeder een scheurtje in haar aorta had. We schrokken ons rot. Ze moest meteen worden geopereerd. Gelukkig hebben mijn broer en ik haar nog even kunnen zien, nog met haar kunnen spreken.’

Wat er werd gezegd, houdt hij voor zichzelf. ‘Daarover praten vind ik nog echt te moeilijk’, zegt hij zichtbaar geroerd, maar nog altijd kalm en weloverwogen formulerend. ‘We wisten niet dat het een afscheid was. Tijdens de operatie gingen we zoeken op internet. Aneurysma. Pff… Maar met zo’n operatie weet je het nooit. Mijn buurman is pas geopereerd; hij had twintig procent kans om het te halen en zit nu weer lekker in de kamer. Mijn moeder had dat geluk niet.’ Ze overleed op de ochtend na de operatie aan complicaties, 54 jaar pas.

De eerstvolgende wedstrijd, tegen Jong PSV, stond voor FC Twente in het teken van de afwezige spits. De zege werd aan Jari opgedragen, fans steunden hem met een spandoek en spelers droegen zijn naam op hun ondershirt. De selectie begaf zich ook naar de boerderij in Lettele, waar Jeannette Oosterwijk lag opgebaard. Ze condoleerden de jonge voetballer en zijn familieleden. Het deed hem allemaal goed, al bleef de pijn immens. Na twee weken stond hij weer op het veld, nog overmand door verdriet. Voetbal als medicijn. Het hielp, eventjes. Op 15 maart won FC Twente met 5-0 van FC Volendam. Jari scoorde, gaf een assist, speelde goed. Die dag verloor hij het geloof dat het geluk voor hem in het voetbal lag verborgen. ‘We kregen een corner. Ik ging naar de bal toe, kopte ’m ook.Tom Boere liep achteruit, vol tegen mijn elleboog op. Hij brak zijn kaak.’

'Ik liep als een zombie over het veld. Je moest altijd op een iPad invullen hoe je je voelde. Ik vulde elke dag een 3 in'

Jari vond het vreselijk. Voor zijn teamgenoot, voor de club, voor zichzelf. Zonder Boere was de chemie weg en zou de machine onherroepelijk gaan haperen. ‘Dat bleek ook. We werden kampioen, maar vraag niet hoe.’ Hijzelf speelde de laatste weken op zijn tandvlees. ‘Ik liep als een zombie over het veld.’ Slapen deed hij amper, overdag was hij somber. Trainer Marino Pusic selecteerde hem niet voor het uitduel met Jong Ajax. ‘Je moest altijd op een iPad invullen hoe je je voelde. Ik vulde elke dag een 3 in.’ De festiviteiten na de titel gingen grotendeels langs hem heen. Hij bedankte voor het teamuitstapje naar Ibiza, waar het succes werd gevierd. De spits, die met acht goals in dertig duels een behoorlijke bijdrage had geleverd, was uitgeput, leeg, klaar.

Jari Oosterwijk stuit onder toeziend oog van Hakim Ziyech op PSV’er Héctor Moreno.
© Pro Shots/Joep Leenen
Jari Oosterwijk stuit onder toeziend oog van Hakim Ziyech op PSV’er Héctor Moreno.

'Dat hele trainen en zo, ik kon het niet meer opbrengen'

Thuis in Lettele kijkt Oosterwijk uit het raam, de heilige dorpsdrie-eenheid school, kerk en café in zijn blikveld. Hij wrijft over het litteken op zijn wang, een aandenken aan een krab van een Rottweiler. Jari was nog een peuter, hij weet er niks meer van. ‘Nog koffie? Koek?’ De zomerstop was niet genoeg om te herstellen. Hij spreekt zelf niet over een depressie. ‘Burn-out, noem het zo maar. Sommige mensen zeggen: Je had gewoon door moeten gaan. Maar dat was niet goed afgelopen. Het bouwde zich op, het moest eruit.’ Verschillende mensen bij FC Twente raadden hem een sportpsycholoog aan. Oosterwijk geloofde niet dat hij er veel baat bij zou hebben. In zijn hoofd was het gewoon tijd te stoppen met voetballen. Hij was er klaar mee. ‘Dat hele trainen en zo, ik kon het niet meer opbrengen. Ik was op. Het liefst ging ik weg en kwam ik nooit meer terug. En dat heb ik toen gedaan.’

Hij had nog een contract voor een jaar bij FC Twente, maar liet dat ontbinden. Andere clubs reageerden snel. Van UD Ibiza tot het Spakenburg van toenmalig trainer John de Wolf, die zelf belde. Jari bedankte voor de aanbiedingen. ‘Ik moest echt gaan rouwen om mijn moeder. Daar had ik nog helemaal geen kans voor gehad.’ Hoe doe je dat, rouwen? Jari had ook geen idee. De eerste maanden deed hij niets. Letterlijk bijna. Hij sliep veel en kwam weinig buiten. Zijn verdriet kreeg de vrije loop. Later ging hij wandelen, veel op bezoek bij zijn vader. Thuis deed hij ontspanningsoefeningen en tokkelde hij op zijn gitaar. Nummers van John Denver en Simon & Garfunkel, de muziek die zijn moeder mooi vond.

Heel voorzichtig kwam de zon weer door. Zozeer dat hij afgelopen voorjaar zomaar toehapte toen er weer eens een zaakwaarnemer belde. Jari ging een week op stage bij Puskás Akadémia, een club op het hoogste niveau van Hongarije. Hij had een jaar niet gevoetbald. ‘Een rondje wandelen kostte me al moeite. In de coronatijd ging ik naar Hongarije. Zat daar in m’n eentje in een hotel, dat speciaal voor mij was geopend. Verder was er alleen nog een kok aanwezig, die geen Engels sprak. Als ik op zijn deur klopte, ging hij iets voor me koken. Het was allemaal erg treurig. Na een week wilde de trainer me nog twee dagen langer laten meetrainen, maar dat zag ik niet zitten.’

'Als voetballer ben ik niet vaak gelukkig geweest. Maar ik heb wel veel geleerd'

Gesterkt in zijn overtuiging dat het tijd was voor een andere invulling van zijn leven, vloog hij terug naar Nederland. ‘Soms moet je luisteren naar je gevoel. Het was mooi geweest.’ Níét mooi, eigenlijk. Oosterwijk denkt even na. ‘Als voetballer ben ik niet vaak gelukkig geweest. Maar ik heb wel veel geleerd. Omgaan met andere culturen, andere persoonlijkheden. Ik zat bij FC Twente in een kleedkamer met Hakim Ziyech, Kamohelo Mokotjo, Felipe Gutiérrez, Bruno Uvini en Jesús Corona. Dat was genieten. Allemaal kleurrijke jongens, met andere achtergronden.’ Jari voelde nooit de aanvechting zichzelf een meer flamboyante levensstijl aan te meten. Hij gaf niks om dure kleren, auto’s of horloges. In de kern bleef hij zichzelf: een eenvoudige jongen uit Lettele. Het voetbal was hem soms te veel ego, te veel poppenkast.

Oosterwijk volgde het spoor van zijn vader: ook hij stopte op zijn 25ste. En keerde terug naar de boerderij. ‘We kunnen wel even gaan kijken’, zegt Jari. Een paar kilometer verderop, het erf waarop hij groot werd. De schuur die vroeger zestig koeien herbergde, is nu gevuld met kruiwagens. Het zijn niet zomaar kruiwagens, zegt vader Harry. Met trots demonstreert hij zijn zelfontworpen kiepsysteem. ‘Kijk’, zegt de 65-jarige oud-voetballer. ‘De bak komt helemaal tot aan de grond. Pasgeboren kalfjes krijg je er veel gemakkelijker in. Maar je kunt er ook zo de bladeren in harken.’ Hij kreeg dit jaar een Europees patent op de innovatieve Chuko-kruiwagen, waarvan hij er in Nederland en omringende landen inmiddels meer dan honderd verkocht.

'Het is fijn om veel met mijn vader te zijn. We zijn niet echt praters, maar die kruiwagens helpen ons wel om de boel weer op te pakken'

De Oosterwijks hebben hun eigen familiebedrijf opgericht. Jari vond hier zijn nieuwe professie. Hij draait de kruiwagens in elkaar en gaat langs bij dealers om het product te promoten. Het werk doet hem goed. Samenwerken vooral. ‘In het voetbal is het toch vaak ieder voor zich. Hier zijn we echt samen bezig. Mijn broer, zussen, schoonvader en ooms helpen ook mee. Het is fijn om veel met mijn vader te zijn. We zijn niet echt praters, maar die kruiwagens helpen ons wel om de boel weer op te pakken.’

In het najaar besloot Jari weer te gaan voetballen. Hij trainde voor de gezelligheid mee bij zijn oude club VV Lettele, waarna een oom informeerde of de Vijfdeklasser hem misschien op de lijst mocht zetten voor een bekerwedstrijd. ‘Doe maar’, was het antwoord. Zo vond de spits die eerder in een kolkende Kuip speelde en die scoorde in het Philips Stadion, zich plotseling terug tussen de cafévoetballers op Overijsselse weilanden. In zijn eerste vier duels maakte hij drie hattricks. ‘Het is leuk, maar ik wil niet de jongen zijn die een beetje tof gaat lopen doen terwijl hij eigenlijk op een hoger niveau hoort te spelen. Had ik vroeger altijd een hekel aan.’ Hij lacht. ‘Misschien maak ik het mezelf soms ook wel te moeilijk.’

© Dirk Jan van Dijk

Nog altijd krijgt hij aanbiedingen van clubs en zaakwaarnemers. De afgelopen weken had hij op stage gekund in Zwitserland en Roemenië. Vorige week belde iemand die beweerde een club in Noorwegen voor hem te hebben. Ze kunnen zich allemaal de moeite besparen. Jari mist het profvoetbal niet en heeft geen spijt van zijn beslissing. ‘Omdat het een verplichte keuze was.’ Zijn vader begrijpt hem volledig. ‘Ik was blij dat ik uit de voetballerij was’, zegt de zestiger. ‘Het lijkt heel wat, maar je wordt er heus niet altijd gelukkig. Het voetbal is een klein bolletje. Binnenin ben je vaak eenzaam. Jari bekijkt dat ook heel nuchter. Als hij door had gewild, had ik hem ook gesteund. Maar ik denk dat hij het juiste besluit heeft genomen. Je voelt zelf wat bij je past. Ik vind het knap van hem.’ Het is stil in de schuur. Vader en zoon houden hun blik gericht op de neuzen van hun schoenen.

'Ik ben niet zielig, dingen lopen zoals ze lopen. Ben ook niet verbitterd over de voetbalwereld'

Even later wandelt Jari over het erf en wijst hij naar een andere boerderij, die is geschikt gemaakt als vakantiewoning. ‘Een idee van mijn moeder. Dat heeft ze heel mooi gedaan.’ Hij spreekt de hoop uit dat het verhaal geen klagerige toon krijgt. ‘Dat het allemaal zo erg is geweest voor mij of zo. Ik ben niet zielig, dingen lopen zoals ze lopen. Ben ook niet verbitterd over de voetbalwereld. Ik wil niemand kwetsen, iedereen heeft ongetwijfeld het beste met me voor gehad.’ Het land is mistig, zijn toekomst ook. Hij weet niet wat die zal brengen. Misschien neemt hij de boerderij ooit wel over. Of hij gaat nog iets heel anders doen. Hij verdiept zich in boeken over bouwkunde en ondernemerschap. ‘Het leven gaat vanzelf ergens naartoe’, weet zijn vader. Hij is blij met het gezelschap van zijn zoon. ‘Jari was er nooit bij, vroeger. Hij moest altijd voetballen. Wanneer konden wij van hem genieten? En hij van ons, van de hond en de boerderij? Nu hebben we veel tijd samen. Dat is fijn.’

Jari knikt. Het is goed zo. Soms is troost een kruiwagen.

Gerelateerde artikelen