De Cruijffiaanse missie van Jonk: 'Onze inhoud is verspreid over Nederland'
© Pro Shots
PRO

De Cruijffiaanse missie van Jonk: 'Onze inhoud is verspreid over Nederland'

Hoe staat het ervoor met de voetbalerfenis van Johan Cruijff? Om een antwoord te vinden op die vraag zijn we in gesprek gegaan met Wim Jonk en Ruben Jongkind, die na hun vertrek bij Ajax de filosofie van de legendarische nummer 14 toepassen via Cruyff Football en FC Volendam. Een vraaggesprek over Plan Cruijff, individueel opleiden, jeugdvoetbal en de toegevoegde waarde van specialisten.

Weten jullie nog het moment dat jullie op bezoek waren bij Johan Cruijff in Barcelona en hem vroegen wat hij op papier had staan over trainingsvormen?

Wim Jonk: ‘Ja, Johan had toen niets op papier. Zijn hoofd zat natuurlijk vol met kennis, maar het ging er vooral om het systeem in zijn denken te doorgronden. Hij denkt vanuit principes. Dat betekent trouwens niet dat er een hele rigide mal is die alles voorschrijft. Je kunt überhaupt nooit één vast handboek tot op de letter volgen als je over voetbal praat, simpelweg omdat spelers, omstandigheden, tegenstanders, cultuur en dergelijke altijd zullen variëren. Maar je filosofie en methodologie geven wel belangrijke houvast.’

Destijds was de filosofie van Cruijff nauwelijks gedocumenteerd. Het zat vooral in zijn hoofd en werd verspreid door mensen als Pep Guardiola die hem begrepen. Hoe is die visie nu uitgewerkt op papier?

Ruben Jongkind: ‘Dat klopt, er was toen een voornamelijk Spaanse stroming die een deel van zijn visie had vastgelegd. Die invloed was groot, je ziet die stijlverandering in bijna het hele Spaanse voetbal terug. En er was een Nederlandse stroming, maar die was helaas afgebogen. Althans, die was voor Cruijff niet meer herkenbaar, daar ageerde hij veel tegen. En inderdaad waren er trainers die duidelijk door hem zijn geïnspireerd en zijn visie tot op verschillende hoogte uitvoerden, zoals Guardiola en Eusebio. Maar ook invloedrijke mensen die niet direct met hem werkten, zoals Jürgen Klopp en Ralf Rangnick.’

Jonk: ‘Het bijzondere dat tussen ons drieën ontstond in Barcelona, was dat we precies hetzelfde dachten. Dus vanuit die principes. En er was een noodzaak, want we moesten het vage concept van ‘aanvallend attractief voetbal’ werkbaar en overdraagbaar maken voor de hele Ajax opleiding. Met elkaar kregen we een structuur te pakken, zeg maar de kapstok waaraan we alles konden ophangen. Wij zijn toen zelf aan de slag gegaan en hebben wat Johan vertelde gekoppeld aan andere invalshoeken, ook omdat het voetbal veranderde.’

Jongkind: ‘Het was een typisch proces van brainstormen, uitwerken, weer bij elkaar toetsen, aanscherpen, et cetera. Daarmee is het in een model gegoten en is de Cruijff-methodologie ontstaan, voor het eerst echt op papier. Dat is het unieke geweest van die periode bij Ajax en daardoor werd onze band ook heel sterk.’

Als Team Jonk zijn jullie verantwoordelijk voor het wereldwijd verspreiden van de voetbalfilosofie van Johan Cruijff. Wat is die filosofie precies?

Jongkind: ‘Als je het zou willen samenvatten dan bestaat die uit de volgende pijlers:

1. Aantrekkelijk voetbal door middel van een aanvallende speelwijze. Voetbal speel je voor de fans. Dus de fans willen doelpunten en acties zien.

2. De jeugdopleiding is de basis van de club en jeugdspelers worden opgeleid door middel van een individuele aanpak.

3. Als je spelers koopt dan moeten zij een directe versterking zijn en niet je eigen jeugd blokkeren.

4. Er heerst een topsportcultuur in de organisatie waarbij iedereen individueel en gezamenlijk beter wil worden.

5. Deze vier factoren leiden gezamenlijk tot sportief én financieel resultaat.’

Wim Jonk en Ruben Jongkind tijdens hun gezamenlijke periode bij Ajax.
© Pro Shots
Wim Jonk en Ruben Jongkind tijdens hun gezamenlijke periode bij Ajax.

Maakt het voor een talent daadwerkelijk uit in welke opleiding hij terechtkomt? Komen uiteindelijk niet gewoon de beste spelers bovendrijven doordat die met de beste spelers trainen en tegen de beste spelers spelen?

Jongkind: ‘Veel mensen zelfs in de toplagen van het voetbal denken zo: het is een golfbeweging, moeder natuur bepaalt, het is een kwestie van geduldig afwachten, et cetera. Als je dat werkelijk gelooft, dat het niets uitmaakt wat de opleiding doet, dan kun je beter direct de opleiding opheffen en je alleen nog richten op scouten voor het eerste elftal.’

‘Als je werkelijk gelooft dat het niets uitmaakt wat de opleiding doet, dan kun je beter direct de opleiding opheffen’

Jonk: ‘Er zijn genoeg clubs die dat succesvol doen, al is het een dure keuze. Maar er zijn ook clubs die aantoonbaar succes hebben met opleiden, zoals Athletic Bilbao, RB Leipzig en Ajax.’

Jongkind: ‘Als je gelooft dat natuurlijk talent de bepalende factor is en dat de kwaliteit van de leraar en leeromgeving weinig uit maakt, dan word je in het normale leven vreemd aangekeken. Maar in het voetbal wordt gek genoeg instemmend geknikt als mensen zoiets beweren.’

Jonk: ‘Natuurlijk is een groot deel van de prestatie van topsporters genetisch bepaald, maar het is ook een talent om je eigen talent en dat van anderen te ontwikkelen. Het komt niet vanzelf. En het gaat in topsport ook om de laatste paar procent. De omgeving en coaches die daarbij horen, maken een verschil.’

Is opleiden voor een groot deel ook niet het vooruitzicht dat een talent de kans heeft door te breken? Clubs die bekendstaan om hun goede opleiding zijn de clubs die talenten durven opstellen.

Jonk: ‘Dat klopt niet helemaal, want dat kan binnen clubs ook met de tijd variëren. Uiteraard is kansen geven wel één van de factoren die meespeelt. Een mooi voorbeeld is Chelsea, dat voor kort hun eigen spelers geen kansen gaf, maar wel een uitstekende opleiding had met goede spelers.’

Jongkind: ‘Nu worden die kansen wel geboden, nu krijgen diezelfde talenten zuurstof. Maar dat kan ook net zo goed andersom werken: een opleidingsclub die verschuift naar meer korte termijn beleid. Uiteindelijk hangt het af van wie heeft de leiding, wat is de visie en hoe duurzaam ga je te werk.’

Worden spelers nu beter opgeleid dan in de periode dat jullie zelf speelden? Wat is er sindsdien veranderd?

Jonk: ‘Vroeger speelde je zelf meer op straat, voor een belangrijk deel vormden spelers zichzelf en elkaar. Er waren minder specialisten en mogelijkheden om je te ontwikkelen. Ook op fysiek en medisch vlak is het nu veel beter.’

Jongkind: ‘Vroeger werd er in de opleidingen minder getraind dan buiten de club. Toen wij met Plan Cruijff begonnen trainde de oudste jeugd van Ajax ook maar vier keer in de week en waren er in een jaar wel tien weken waarin nauwelijks getraind werd door vakanties of roosterproblemen. Om het verlies van het straatvoetbal te compenseren moesten we én meer trainingsuren maken én de ontwikkelingsomgeving perfectioneren.’

Jonk: ‘Voor mij is de essentie dat hij ik speler nu train zoals ik vroeger getraind had willen worden. Het individueel benaderen en trainen, daar was vroeger nauwelijks aandacht voor.’

Jullie hebben over de wereld bij veel opleidingen een kijkje in de keuken genomen. Wat hebben jullie daaruit meegenomen?

Jongkind: ‘Dat in elk continent het voetbal op een andere manier beleefd wordt. Zo is in de Verenigde Staten de fysieke en mentale vorming belangrijk en moet het voor een publiek een feestje zijn als je een wedstrijd gaat kijken, met heel veel show daaromheen. In China en Japan is de discipline bij de kinderen heel hoog. De zogenaamde droge skills zijn dan vaak best goed, maar er ontbreekt veel in de zin van creativiteit, spelintelligentie en persoonlijkheidsontwikkeling. In Spanje en Portugal zijn ze op tactisch gebied verder dan bij ons. In Frankrijk is het straatvoetbal nog groter, vooral in de achterstandswijken, dus daar zie je meer spelers met een actie. Niet alle clubs in een land werken hetzelfde natuurlijk, maar dit soort grote lijnen zijn wel herkenbaar.’

Jonk: ‘Je ziet ook wel dat we met Plan Cruijff een hele generatie jonge trainers en hoofden opleiding hebben geïnspireerd. Waar we ook kwamen, zagen we bepaalde onderdelen terugkomen die waren overgenomen: individueel trainen, skillsbox, performance coaches, spelprincipes, en ga zo maar door.’

Jongkind: ‘Tegelijkertijd kunnen we wel concluderen dat kinderen zelf overal op dezelfde manier het voetbal beleven en dat het overal nog een probleem is om niet de coach en het resultaat, maar juist het kind centraal te stellen.’

Jullie hebben voordat jullie aan de slag gingen bij FC Volendam een periode rondgereisd langs Nederlandse opleidingen om jeugdtrainers tips mee te geven. Wat is jullie belangrijkste tip aan een ambitieuze jeugdtrainer?

Jonk: ‘Het trainen van jonge kinderen wordt vaak onderschat; het vergt enorme vakkennis op technisch gebied maar ook didactisch gebied.’

Jongkind: ‘Dus als je doelstelling is uiteindelijk in het profvoetbal een eerste elftal te trainen, denk dan nog eens drie keer na of je wel in het jongste jeugdvoetbal past. Neem anders de route via het amateurvoetbal waar je in de lagere divisies met volwassenen kunt werken en je via prestaties kunt opwerken. Wees eerlijk tegen jezelf, want kinderen hebben er niets aan om slechts een middel te zijn om het doel van de trainer te bereiken.

Jonk: ‘Jeugdvoetbal vraagt om passie, geduld en dienstbaarheid, niet om het najagen van resultaat en carrières. Wil je echt kinderen helpen en individueel verbeteren dan is de jeugd een perfecte omgeving. Dan ben je een belangrijke pion in het voetbalplaatje, want dan breng je veel plezier en kun je misschien zelfs de nieuwe Matthijs en Frenkie op weg helpen. Kijk vooral naar de individuele spelers, werk met een simpele speelwijze, maak het niet te tactisch en geef de kinderen de vrijheid en de uitdaging zich te kunnen ontwikkelen.’

Bij Ajax hebben jullie aan de hand van het zogenoemde Plan Cruijff de jeugdopleiding hervormd. Wat waren de pijlers van dat plan?

Jonk: ‘De pijlers van de visie van Cruijff, zoals eerder benoemd, zijn:

1. Aantrekkelijk voetbal door middel van een aanvallende speelwijze. Voetbal speel je voor de fans. Dus de fans willen doelpunten en acties zien.

2. De jeugdopleiding is de basis van de club en jeugdspelers worden opgeleid door middel van een individuele aanpak.

3. Als je spelers koopt dan moeten zij een directe versterking zijn en niet je eigen jeugd blokkeren.

4. Er heerst een topsportcultuur in de organisatie waarbij iedereen individueel en gezamenlijk beter wil worden.

5. Deze vier factoren leiden gezamenlijk tot sportief én financieel resultaat.’

Ruben Jongkind met Johan Cruijff.
Ruben Jongkind met Johan Cruijff.

Jongkind: ‘Daarnaast waren er een aantal zaken die wij specifiek toe hebben gevoegd bij Ajax:

1. Internationalisering: hoewel de directie daar niets in zag, wilden wij op elk continent vertegenwoordigd zijn en spelers opleiden. Johan en Ruben hebben zich daar gedurende 2011-2015 heel hard voor moeten maken. Uiteindelijk hebben Ruben en Jasper van Leeuwen in 2015 de Ajax Coaching Academy opgericht. Nog geen jaar nadat we weg waren, werd dat een succes en stroomden de miljoenen binnen.

2. Bestuurlijke vernieuwing: Johan zag in dat de club te ingewikkeld in elkaar stak qua bestuursmodel. Dat moest simpeler: een plan werd gemaakt om te onderzoeken of Ajax via een systeem van socio's zoals bij Barcelona, naar een one-tier board kon. Hiermee zou de macht verplaatst worden van de vereniging naar de fans, want iedereen zou lid kunnen worden. Dit zou ook een kapitaalinjectie met zich meegebracht hebben waarbij Ajax dan ook van de beurs zou gaan. Dit plan verdween in 2012 echter in een diepe lade bij het bestuur

3. Hervorming van de jeugdscouting onder leiding van Japser van Leeuwen. De instroom moest beter, dus meer scouten op potentie en minder op actueel niveau. De scoutingorganisatie was gedateerd en moest geprofessionaliseerd worden. En we zijn veel warmer en intensiever gaan samenwerken met de amateurclubs, door kennisoverdracht wilden we ook daar het niveau verhogen.

4. Implementatie van een topsport-organisatie in al haar facetten. Zo verbouwden we de keuken van een veredelde snackbar naar een topsport keuken naar model van Papendal, werd de gehele medische afdeling volledig verbouwd naar topsport-model, werden de muren in de kantoren letterlijk opengebroken om meer communicatie over spelers en samenwerking te bevorderen. Daarnaast hebben we de gehele studie-organisatie aangepakt, zodat de jeugd in de ochtend kon trainen en hun trainingshoeveelheid kon verdubbelen. De school is naar Ajax gehaald door een studiegebouw neer te zetten.’

Op een gegeven moment ging het in de fluwelen revolutie steeds meer over het belang van ex-topspelers in de opleiding en steeds minder over de inhoudelijke wijzigingen. Hebben jullie er achteraf spijt van dat daar de nadruk op gelegd is?

Jongkind: ‘Dat is vooral iets van de media natuurlijk, de wie in het voetbal krijgt helaas altijd meer aandacht dan de wat. Achteraf hadden we waarschijnlijk meer in baby-stappen de verandering door moeten voeren. We gingen soms te hard, waardoor mensen niet mee konden en daardoor organiseerden we deels ook onze eigen weerstand.’

Jonk: ‘Johan was een groot voorstander van oud spelers in de opleiding. Maar dat was ook weer geen vrijbrief natuurlijk: we keken welke kwaliteiten iemand had, of hij in het verhaal paste en hoe hij het beste in zijn kracht kon komen. Niet alle mensen zijn geschikt als jeugdtrainer. Daarom zijn per definitie ook niet alle oud-spelers geschikt.’

Jongkind: ‘Jeugdvoetbal is een fundamenteel ander beest dan profvoetbal.’

Bij Ajax wilden jullie de speler en zijn ontwikkeling centraal stellen in de opleiding. Tegen wat voor praktische problemen in de organisatie en processen loop je dan aan?

Jonk: ‘Verandering brengt altijd weerstand met zich mee. Sommigen mensen kunnen het niet, sommigen willen niet en sommigen willen tegenwerken om wat voor reden dan ook.’

Jongkind: ‘Weerstand kregen we op allerlei gebieden: op het ‘meer ogen zien meer’ principe met het rouleren van trainers, op het kiezen van de juiste prikkel voor spelers ten koste van korte termijn resultaat, op de langere dagen die trainers moesten maken, in de medische afdeling, op het werken met meer data en vastleggen van gegevens en ga zo maar door. Je komt dan echt in de basisemoties van de mens terecht: angst, jaloezie, onzekerheid. Argumenten verdwijnen dan naar de achtergrond en maken plaats voor politiek. Je kunt dan beter je energie richten op waar je wel invloed op hebt: de spelers en de trainers die welwillend waren. Daarom kozen we zorgvuldig mensen uit die mee wilde helpen de kar te trekken. Op die manier kregen we stap voor stap de boel in beweging.’

Jonk: ‘Maar als je ziet hoe het voetbal in Nederland en daarbuiten nu zaken omarmen die we toen bij Ajax hebben geïntroduceerd, zoals methodologie en spelprincipes, performances coaches, kleinere ruimtes voor de pupillen, individueel opleiden... Ondanks de weerstand is de inhoud dus wel verspreid. Dan overheerst achteraf het goede gevoel.’

Wat is het fundamentele verschil tussen een hoofdtrainer en een jeugdtrainer?

Jonk: ‘Het doel van de hoofdtrainer is de wedstrijd winnen, het doel van de jeugdtrainer is spelers beter maken.’

Jongkind: ‘En een écht goede hoofdtrainer doet beide, die creëert ook duurzaam resultaat door heel veel aandacht te geven aan de ontwikkeling van zijn individuele spelers.’

Wat is de ideale leeftijd voor een speler om in een professionele jeugdopleiding terecht te komen?

Jongkind: ‘Dat ligt aan de kwaliteit van de opleiding. Over een opleiding met voornamelijk het type hoofdtrainer als jeugdtrainers zouden we spelers en ouders adviseren: blijf zolang mogelijk in je eigen vertrouwde omgeving waarin creativiteit de ruimte krijgt. Maar als je in een goede leeromgeving terecht kan komen waarin het kind en ontwikkeling centraal staat, dan kun je prima beginnen op vroege leeftijd. Dát is voor ons de kern van de discussie, niet de leeftijd an sich.’

Hoe groot is het gemis van straatvoetbal in de ontwikkeling van een jeugdspeler? Valt zoiets te compenseren op de club?

Jonk: ‘In onze visie is “de straat” misschien wel de beste trainer. Er zit zoveel in het straatvoetbal dat je terug wil zien in spelersontwikkeling, dat is goud. Daarom zijn veel elementen uit onze visie ook terug te leiden tot de principes van het straatvoetbal.’

‘In onze visie is “de straat” misschien wel de beste trainer’

Jongkind: ‘Dat is een verhaal van techniek én motoriek, van kwaliteit én kwantiteit. Toen wij bij Ajax begonnen was het totaal aantal trainingsuren ongeveer 4.500 uur, gerekend vanaf de F1 tot en met de A1. Dat was nooit in kaart gebracht. Door alle veranderingen konden we 2.500 extra uren creëren en kwamen de jongens daardoor op 7.000 uren uit. Tegelijkertijd is ook de kwaliteit van de trainingen verhoogd.’

Jonk: ‘Dit is de hoofdreden dat Ajax nu zonder twijfels spelers van zestien tot achttien in de top van de Keuken Kampioen Divisie en Eredivisie kan opstellen. Het talent was er eerder ook al, maar ze waren er niet klaar voor omdat ze te weinig vlieguren hadden gemaakt en fysiek niet sterk genoeg waren. Juist ook de performance coaching maakt het mogelijk dat spelers sneller op een hoger niveau kunnen trainen en spelen.’

Om de individuele ontwikkeling van spelers te meten, introduceerden jullie de “Skillsbox”. Wat houdt dat in?

Jongkind: ‘Er zijn vier onderdelen bij het ontwikkelen van een speler: spelintelligentie, technische vaardigheden, fysieke vaardigheden en mentale vaardigheden. Vroeger heette dat TIPS. Het probleem daarvan is dat TIPS niet op dagelijkse basis gebruikt werd omdat er niets gemeten werd. Je kunt veel beter een oordeel geven over het niveau en de potentie van een speler als je dingen meet. De Skillsbox was de eerste aanzet om spelersontwikkeling meetbaar te maken.’

Door het plan van de KNVB om in de jongste jeugd ranglijsten af te schaffen, is de discussie over het belang van teamresultaat in de opleiding weer opgelaaid. Hoe kijken jullie tegen dit plan aan?

Jongkind: ‘Je moet kijken naar de grotere gedachte, naar de geest achter de maatregel. Zoals gezegd, jeugdvoetbal is een ander beest. Je ziet heel duidelijk dat de mensen die lang in het profvoetbal werken dat minder goed aanvoelen. Die hebben ongetwijfeld ook de beste intenties, maar ze projecteren te snel hun wereld op het jeugdvoetbal en dan krijg je vaak simpele beeldvorming. Wij steunen de grotere gedachte achter deze maatregel, simpelweg omdat deze gericht is tegen de volwassenen en niet tegen de kinderen. De maatregel ontmoedigt trainers en ouders keuzes te maken die op de korte termijn - winnen dus - gericht zijn.’

Jonk: ‘Iedereen die het jeugdvoetbal écht volgt weet dat dit helaas een groot issue is. Over kinderen hoef je je niet zoveel zorgen te maken. Die willen plezier hebben, beter worden, maar ook écht graag winnen.’

Jongkind: ‘Winnaarsmentaliteit, het woord zegt het al, is iets intrinsieks dat je wel kunt opwekken maar niet van buitenaf kunt opleggen. De ranglijst is vooral belangrijk voor de volwassenen. Denk weer terug aan het straatvoetbal. Op straat hielden we als kinderen alleen de score van het partijtje bij, maar geen ranglijst… Maar er was geen enkele twijfel over het willen winnen, dat wilden we allemaal.’

Jonk: ‘Je kunt discussiëren wanneer de ranglijsten weer in beeld kunnen komen, op latere leeftijd is dat ook logisch. Maar voor de pupillen kun je prima zonder.’

Jongkind: ‘In België doen ze dit al veel langer trouwens, en daar is de talentontwikkeling juist enorm verbeterd.’

Bij Ajax zijn jullie op een bepaald moment in de bovenbouw gaan werken met mentorgroepen en gaan rouleren met trainers op wedstrijddagen. Waarom gooiden jullie de hele organisatie van een opleiding op de schop?

Jonk: ‘Ik zeg altijd “met meer ogen zie je meer”. Als je het hele jaar maar één trainer hebt, dan ziet alleen die trainer jou. Die trainer kijkt met zijn selectieve waarneming naar jou. Er was sprake van een ongezonde eilandencultuur: ieder z’n territorium, met teveel macht van de trainer over de spelers. En aan het einde van het jaar werden ze over de heg gegooid naar de volgende trainer. We zagen te vaak dat spelers werden opgehemeld of afgeschreven en het jaar erna compleet tegenovergesteld beoordeeld werden door hun nieuwe trainer.’

Jongkind: ‘Een onwenselijke situatie, met ook een suboptimale besluitvorming over de toekomst van spelers. Vergis je niet in hoeveel talent er onderweg verloren gaat, of niet meer ontwikkelt door dit soort dynamiek. Daarom vonden wij het logisch de zaak te laten doordraaien, het was geen doel op zich maar wel een belangrijk middel om de cultuur te doorbreken. Dit leverde natuurlijk veel weerstand op bij vooral bij trainers die eigenlijk meer met zichzelf en hun eigen resultaat bezig waren.’

Jonk: ‘Johan was er nog veel extremer in: die wilde de toenmalige trainer van Jong een tijdje in de D pupillen mee laten draaien. Toen zei ik tegen Johan, bel jij hem anders even op….’

Een van de gevolgen van de focus op resultaat in de jeugd is het geboortemaand-effect. Bij praktisch alle Nederlandse profclubs zitten in de opleiding vooral spelers uit januari, februari en maart vanwege hun fysieke voorsprong. Hoe voorkom je dat types als Virgil van Dijk, laatbloeiers, verloren gaan voor het voetbal? Zijn er voorbeelden van spelers die het bij Ajax gered hebben doordat jullie je bewust waren van het kalendermaand-effect?

Jongkind: ‘Dit kun je niet los zien van wat ik omschrijf als het teamparadigma. Omdat de trainer wil winnen stelt hij de beste spelers op voor die dag, en dat zijn vaker de spelers die ouder zijn omdat die meer hebben getraind en sterker zijn. Dat virus zit vaak door de hele club heen, want iedereen beoordeelt die trainer op winst. Dus ook in de scouting selecteert men al op fysieke voorsprong, want vaak spelen ook trainers een rol in dat proces. Je moet als speler dus van hele goede huize komen wil je dit oneerlijke Darwiniaanse selectieproces overleven.’

‘Ik heb in 2012 al een onderzoek laten uitvoeren naar het geboortemaand effect. Het bleek dat zelfs bij de amateurclubs waar Ajax mee samenwerkte er sprake was van een geboortemaandeffect van tachtig procent: dat wil zeggen tachtig procent van de jeugdspelers in de selectieteams van die clubs was in de eerste helft van het jaar geboren. Bij Ajax zelf was het niet veel beter.’

Jonk: ‘Wij hebben toen onze scouting daar op aangepast en in de opleiding dit effect onder de aandacht gebracht. Waarschijnlijk waren wij een van de eersten in Nederland en Europa die dit zo bewust deden.’

Jongkind: ‘Een goed voorbeeld is Noussair Mazraoui. Nous was zeer laat rijp, geboren in november uit de lichting Van de Beek, Nouri, Dekker. Hij stond vaak op wegsturen of twijfel, maar doordat we gemixed gingen trainen werd duidelijk dat hij met kop en schouders uitstak boven zijn leeftijdsgenoten die een team lager speelden. Had een goede basistechniek en bewoog technisch goed. Later heeft Nous dit zelf beschouwd (zie onder) in de auto van Andy.’

Het lijkt erop dat je één of meerdere social media-scripts op VI.nl hebt uitgeschakeld. Daarom worden er geen social posts of liveblogs geladen. Wijzig hier je instellingen.

Hoe ga je het best om met spelers die fysiek voor lopen op hun leeftijdgenoten, om ze toch te blijven prikkelen en te laten ontwikkelen? Eerder naar een hogere leeftijdscategorie? Strenger beoordelen? Extra veel op technische vaardigheden trainen?

Jonk: ‘Het mooi voorbeeld is Matthijs de Ligt. Hij was een zogenoemde vroegrijper en toen hij in de middenbouw terecht kwam werd het wel duidelijk dat hij uiteindelijk de meeste potentie had als centrale verdediger. Maar we hebben Matthijs bewust toch heel lang op het middenveld laten spelen, zodat zijn techniek, handelingssnelheid en spelinzicht konden verbeteren. Dit was niet in het belang van de trainer die wilde winnen met zijn jeugdteam, want Matthijs achterin was natuurlijk een rots in de branding geweest. Maar het was wél in het belang van Matthijs, want daardoor onderscheidt hij zich nu van andere verdedigers met zijn kwaliteiten aan de bal, zijn spelinzicht en zijn leiderschapskwaliteiten.’

© Pro Shots

Jongkind: ‘Pas in de bovenbouw schoof Matthijs naar achter en toen vielen de puzzelstukjes mooi in elkaar en ging het snel. En ja, het doorschuiven naar hogere leeftijdsgroepen was daar ook een onderdeel van. Dat is één van de methodes, maar niet de belangrijkste. De crux is de individuele aanpak, dat je zoiets ziet en ook durft door te voeren. Je draait dus voor ieder individu aan meerdere knoppen, op basis van een op maat gemaakt ontwikkelingsplan.’

Jonk: ‘Een ander voorbeeld is een gezonde discussie die we met de KNVB hadden over de beste prikkel voor hem. Matthijs, die toen net hersteld was, werd opgeroepen voor het nationaal team Onder-17, om drie wedstrijden in een ruime week te spelen tegen onder andere Albanië en Wales, terwijl hij in dezelfde periode een topwedstrijd met Ajax Onder-19 in de Youth League kon spelen. Wij en Matthijs zelf waren voorstander van het laatste vanwege de kwaliteit van de tegenstander en een betere opbouw na zijn blessure. De KNVB wilde hem er natuurlijk graag bij hebben in de Onder-17 en geen precedenten scheppen naar andere clubs. Toen heb ik gezegd tegen de KNVB: ons gezamenlijke doel moet toch juist zijn om Matthijs klaar te stomen voor het gróte Oranje?

Ajax heeft onder jullie leiding in de onderbouw het initiatief genomen voor de Twin Games, waarin in kleinere ruimtes en zonder scheidsrechter gespeeld werd. Wat was de gedachte daarachter?

Jonk: ‘Die hervorming van het pupillenvoetbal is inderdaad op De Toekomst geboren. Dat begon bij het nieuwe jeugdscouting team, die zeiden terecht: we moeten scouten op potentie, maar de pupillen spelen in zulke grote ruimtes dat juist de fysiek sterke jongens enorm in het voordeel zijn.’

Jongkind: ‘Toen zijn we met elkaar vanuit de helikopterblik gaan kijken: wat zijn nu eigenlijk de beste veldafmetingen per leeftijdscategorie? Zodat je de nadruk kunt leggen op de belangrijkste aspecten in de onderbouw. Dus dan praat je over technische vorming door veel balcontacten, sneller handelen, diverser opleiden qua posities, et cetera. Zo kwamen we uit op pakweg een halvering van de ruimtes. En omdat we later in de middenbouw wel weer grotere groepen nodig hadden voor het elf-tegen-elf, kwam Jasper van Leeuwen (toenmalig manager jeugdscouting, red.) toen met de naam en het idee van de Twin Games. Dus opknippen van het team, en ze dezelfde wedstrijd op twee veldjes naast elkaar te laten spelen en vrijuit tussen die veldjes kunnen wisselen.’

Jonk: ‘Zo konden we meerdere vliegen in één klap slaan. Uiteindelijk kwam je dus weer uit op ons startpunt: het straatvoetbal. Het is prachtig dat van hieruit uiteindelijk het hele Nederlandse pupillenvoetbal hervormd is. Daarom was Johan hier ook zo trots op, het was in feite terug naar de wortels.’

Jullie haalden bij Ajax een hele rits zogenoemde performance coaches binnen, veelal afkomstig uit andere sporten als atletiek en triatlon. Wat is daarvan de toegevoegde waarde voor een opleiding?

Jongkind: ‘Johan haalde als trainer altijd specialisten binnen: een operazanger om beter te leren ademen, een voetreflexoloog om blessures te voorkomen, een ostheopaat etc. Zelf vertelde hij dat hij gigantisch veel te danken had aan Jany van der Veen die hem een aantal maanden op atletiek had gezet in Osdorp, omdat hij aan zag komen dat Johan snel zou debuteren maar nog te zwak was.’

Jonk: ‘Ruben zegt altijd ‘bij een individuele sport zit niemand op de bank’. Dat betekent dat je tegelijkertijd superfit moet zijn en niet geblesseerd mag raken, dat is een heel breekbaar evenwicht.’

Jongkind: ‘Individuele topsporters en trainers balanceren dagelijks op dat koord en kunnen helpen in een teamsport als voetbal waar de ogen zijn gericht op het teamresultaat, door spelers zowel fysiek als mentaal sterker en fitter te laten worden. Heel veel spelers, zoals De Ligt, Donny van de Beek en Frenkie de Jong, hebben daar enorm profijt van gehad en benoemen dat ook in de pers.’

Een andere nieuwe afdeling luisterde naar de naam methodologie. Wat voegt dat toe?

Jongkind: ‘Hiermee zorg je ervoor dat de rode draad op gebied van speelwijze en trainen bewaakt wordt. Anders krijg je snel weer die eilanden waarbij elke teamtrainer een eigen interpretatie heeft van de speelwijze en oefenvormen.’

Jonk: ‘Spelers en trainers moeten één uniforme taal spreken als het over voetbal gaat en je moet de principes consequent blijven trainen, dan wordt het onderdeel van je DNA. Hierin hebben we veel te danken gehad aan Rubens achtergrond als halve Spanjaard, daardoor kon hij het concept van methodologie en spelprincipes vanuit Portugal en Spanje naar Nederland halen.’

Jongkind: ‘Uiteindelijk heeft Ajax deze afdeling en werkwijze na ons vertrek helaas weer opgeheven.’

Welke Eredivisie-club benadert op dit moment het meest de manier van opleiden die jullie voorstonden met Plan Cruijff? Zijn er überhaupt veel verschillen tussen clubs op dit vlak?

Jonk: ‘Dat is moeilijk te zeggen vanaf de buitenkant. Maar we hebben de afgelopen jaren wel heel duidelijk gemerkt welke clubs onderdelen van het plan hebben overgenomen en dat ook actief uitdragen. De belangrijkste elementen zie je nu bij bijna alle opleidingen terug. Er kwamen veel mensen uit binnen- en buitenland langs om te leren en dat gebeurt nog steeds.’

Jongkind: ‘Zo gaan veranderingen en paradigma shifts vaak: een hele kleine groep, de innovatoren, initieert, die rennen vooruit. Daarna komen de early adopters die zaken overnemen en kopiëren, vervolgens komt de early majority en tenslotte worden zaken gemeengoed voor de grote massa.’

Waar valt in Nederland op het gebied van opleiden nog de meeste winst te boeken?

Jonk: ‘Het allerbelangrijkste is om nog meer de speler centraal te stellen. Of anders gezegd: het kind. De rest volgt vanuit dat startpunt. We moeten waken dat tactiek niet de overhand krijgt in het jeugdvoetbal, dat botst met de individuele ontwikkeling omdat de speler dan weer teveel die pion wordt in een schaakspel in plaats van de hoofdrolspeler die hij moet zijn.’

Jongkind: ‘De andere grote uitdaging ligt op een hoger niveau, bij club bestuurders en eigenaren. Er is nog steeds een wereld te winnen als het gaat om de bereidheid serieus te investeren in de jeugd, dus in de langere termijn. En wij denken dat je daarin ook het achterland mee moet nemen. De grote kracht van het Nederlandse voetbal is het fijnmazige netwerk van amateurclubs, daarin onderscheiden we ons van anderen en dat is de vijver waaruit we allemaal vissen. Maar die amateurclubs hebben het moeilijk nu vrijwilligers schaars worden en de kosten toenemen. Het zou mooi zijn als het Nederlandse profvoetbal een grotere verantwoordelijkheid neemt met de overdracht van kennis en het liefst ook van middelen, die dan wel ingezet moeten worden voor de jeugd en vooral voor scholing en werving van goede jeugdtrainers.’

Jonk: ‘De beste garantie voor een langdurig bloeiende top is en blijft een gezonde basis.’

Destijds werd er gelachen om jullie ambitie om Ajax via een sterke jeugdopleiding terug te laten keren naar de Europese top. Toch haalde Ajax kort na jullie vertrek met veel zelfopgeleide talenten de Europa League-finale en de halve finale van de Champions League. In hoeverre heeft Plan Cruijff daaraan bijgedragen?

Jonk: ‘Dat zal altijd een discussie blijven. Tegenstanders zullen waarschijnlijk zeggen: niets, dat was gewoon een goede lichting. Maar wij zijn meer van de feiten en de logica. Het is niet zo moeilijk om de periode van 1995 tot pak hem beet 2015 te analyseren en te vergelijken met 2015 tot en met nu. Hoeveel grote spelers zijn toen door Ajax opgeleid? En wat is de kwaliteit nu de laatste jaren? Dan vergelijk je direct de spelers die zijn opgeleid in een andere visie met de vruchten van Plan Cruijff. Want die zijn zo rond 2015 in het eerste elftal zichtbaar geworden. Of je kijkt naar de bankrekening, ook die spreekt boekdelen.’

Jongkind: ‘Misschien is het beste om de spelers zelf aan het woord te laten. Inmiddels kun je een bloemlezing houden van de uitspraken van spelers die in interviews zeggen dat zij veel baat gehad hebben bij de veranderingen. Als je een visie en missie uitspreekt: ‘wij leiden Champions League winnaars op’, en na zes jaar sta je in de halve finales en vertrekken spelers naar topclubs, dan geeft dat in ieder geval wel een goed gevoel.’

Jonk: ‘Maar dit gaat niet zozeer om ons gelijk of ongelijk. Veel belangrijker is dat mensen leren van de geschiedenis van Ajax, en bij Barcelona zie je precies hetzelfde. Cruijff verschijnt, schudt de boel op en voert zijn visie door, en voilà: een X aantal jaar later worden de vruchten geplukt. Keer op keer dat patroon. Om Johan zelf te citeren: misschien is toeval dan logisch?’

Wat is jullie ambitie bij FC Volendam?

Jonk: ‘Allereerst het stadion weer vullen met attractief en aanvallend voetbal. Een avondje voetbal aan De Dijk moet weer leuk zijn en ook elders in het land inspireren. Verder willen we ondanks de beperkte middelen in drie jaar de Eredivisie halen en ook een stabiele Eredivisie club blijven.’

Jongkind: ‘En niet onbelangrijk: een belangrijk deel van onze selectie zelf opleiden, zodat de club herkenbaar blijft voor de fans en het dorp. Zeker op langere termijn, want de veranderingen in de opleiding kosten natuurlijk wel tijd.’

Bij FC Volendam werken jullie met een extreem jonge selectie. Is dat een bewuste keuze met het oog op de lange termijn? Selecteren jullie bewust spelers op specifieke wapens die door andere clubs over het hoofd gezien worden?

Jonk: ‘Dat is een gevolg van ons beleid: wij richten ons voor een belangrijk deel op high potentials. Ten eerste uit noodzaak, want we hebben niet het geld om veel gearriveerde spelers te halen of behouden. Maar ook vanuit visie: we investeren liever in het ontwikkelen van spelers die een 8 of 9 kunnen worden, dan in spelers waarvan je vooraf al weet dat het bij een zesje blijft, waardoor ons team nooit heel erg kan groeien.’

© Pro Shots

Jongkind: ‘We scouten op wat onze speelwijze vraagt en hebben natuurlijk ook veel ervaring met de ontwikkeling en selectie van high potentials. Onze technisch directeur Jasper van Leeuwen was voorheen manager jeugdscouting bij Ajax, dus die is hier ook in gespecialiseerd. Daarom hebben we ook een speler als Franco Antonucci naar Volendam kunnen halen, die in zichzelf investeert dus eerst een stap terug te doen. Dat is een mooi voorbeeld van iemand die een paar maanden nodig heeft, maar daarna ook het hele elftal naar een hoger niveau trekt.’

Bij FC Volendam maakt Micky van de Ven dit seizoen een spectaculaire ontwikkeling door. Hoe ziet het individuele plan eruit om hem naar de top te helpen?

Jonk: ‘Micky is typisch een ruwe diamant. We zagen hem in het voorjaar in de A1 spelen en ondanks dat er nog van alles aan ontbrak zagen we meteen al zijn potentie. Daarom hebben we hem ook direct naar Jong Volendam gehaald en al snel ook naar het eerste elftal. Micky heeft in potentie alles wat een topverdediger nodig heeft. Hij heeft echte wapens waarmee hij zich kan onderscheiden, zoals zijn snelheid en zijn rust en lef bij het indribbelen. Tegelijkertijd heeft hij, zoals alle spelers, ook verbeterpunten. Wat wij met hem doen is het oppoetsen van die wapens en gericht werken aan zijn verbeterpunten. Hij is een centrale verdediger, dus dat is een positie met grote verantwoordelijkheid waarin je situaties moet leren herkennen. Dus is het heel belangrijk dat hij rustig zijn kilometers kan maken in de juiste en vertrouwde ontwikkelingsomgeving. Er komt nu van alles op hem af, dat is wennen natuurlijk. Maar het is een goede gast, die met de aanwezigheid en ervaring van ons begeleidingsteam ook in goede handen is. Wij zijn overtuigd dat hij de potentie heeft om de top te halen, maar er zit nog heel veel rek in Micky en daar gaan wij hem bij helpen. Tijd en geduld zijn nu de sleutelwoorden.’

Tot slot: wanneer is jullie missie om het gedachtegoed van Cruijff te verspreiden geslaagd?

Jongkind: ‘Die is al geslaagd! We hebben duizenden trainers en spelers op vijf continenten mogen inspireren. Dat geeft heel veel voldoening en daar hebben we ook veel positieve energie voor terug gekregen.’

Jonk: ‘Als we het kunstje nu ook bij Volendam kunnen herhalen, dan zou dat natuurlijk nog wel een extra boost geven.’

Gerelateerde artikelen