Als jong talent zijn pa achterna: van Feyenoord naar Leverkusen en Basel
PRO

Als jong talent zijn pa achterna: van Feyenoord naar Leverkusen en Basel

Er zijn weinig jonge amateurvoetballers die een topclub in Nederland, Duitsland en Zwitserland achter hun naam hebben staan. Teun van der Donk (19) wel: na een lange tijd in het buitenland is hij terug bij V.O.C., waar alles begon, om het plezier terug te vinden.

Er staat een zwak zonnetje in De Kuip, op 15 mei 2011, een zondag waarop het seizoen wordt afgesloten en het resultaat niet al te belangrijk is. De eerste, langzaam binnenstromende liefhebbers worden nog eens extra opgewarmd. Zoals vaker op de laatste speeldag, mag de jeugd spelen voor de grote mensen die eigenlijk voor de grote mensen komen. Een elftal jochies is geselecteerd door een tv-programma om tegen het grote Feyenoord te spelen. De pupillen van het grote Feyenoord welteverstaan, waarvan hij de grote vormgever is.

Ruim tien jaar later. Teun van der Donk, de vormgever van destijds, is nog even aan het woord als hij zijn bezoek met de auto terugbrengt naar station Rotterdam-Noord. Op het Muizengaatje, het viaduct waarover het spoor loopt, spreekt Coen Moulijn in heldere graffiti: ‘Uiteindelijk kom ik uit het Oude Noorden. Dat moet je nooit vergeten.’ Ook indirect gaat het vaak over voetbal bij Van der Donk, inmiddels 19. Daar, bij die supermarkt, loopt hij weleens Robin van Persie tegen het lijf. En dat huis, daar woont Pepijn Doesburg, de kleinzoon van.

Pepijn, een spits met wie hij vroeger samenspeelde bij Feyenoord, hielp hem vorig seizoen naar Sparta. Want Teun en zijn ouders waren teruggekomen naar Rotterdam, voor hem ‘de moeilijkste verhuizing’ van allemaal. Op de lijst met minderjarige Nederlanders die naar het buitenland vertrokken, prijkt ook zijn naam, tussen de zestienjarigen die bij een grote club in Engeland tekenden. Klopt Manchester City of Chelsea aan, dat maken ook de ouders of zelfs het hele gezin de oversteek, voor de carrière van het kind. Bij de familie Van der Donk was het andersom: ze reisden pa achterna. Die deed iets met verf en auto’s, vertelde Teun toen hij als achtjarige op gesprek bij Feyenoord mocht. Dat werk als belangrijke pion bij de grote verffabrikanten DuPont, Axalta en AkzoNobel bracht Herbert, zijn vader, naar Wilmington, Philadelphia, Mechelen, Keulen, Basel en Sassenheim.

In het gezin met vier kinderen – Teun is de jongste – wordt nog vaak gesproken over de verhuizingen. Ook op deze koude zaterdag, om de hoek bij zijn allereerste club V.O.C., aan een eettafel in het noordelijkste puntje van Rotterdam. Pa en ma, Margriet, vullen Teun af en toe aan, of andersom.

Ma, uit ervaring: ‘Het ging altijd zo: hij belde en vroeg: sta of zit je? Dan zei ik meestal dat ik stond en zei hij: ga maar eens zitten. En dan formuleerde hij voorzichtig: wat zou je ervan vinden als we naar…?’ Teun: ‘Ja, daar was papa heel slecht in.’

Zo’n telefoontje was de aanzet voor Teuns vertrek bij Feyenoord, na anderhalf jaar. Pa: ‘Toen duidelijk werd dat ik in Keulen ging werken, besloten we naar Düsseldorf te verhuizen omdat daar een goede internationale school voor de kinderen zat. Bij Feyenoord spraken we met Gerard Rutjes, die toen alle zaken regelde in de jeugdopleiding, en zo kwamen we in contact met vertegenwoordigers van Bayer Leverkusen. Ik ben daar met Teun heengegaan en daarna hebben we besloten dat hij daar zou gaan meetrainen.’

Ma: ‘Nou, dat was al op de dag van de verhuizing. Dat ging heel snel!’

Pa: ‘Oh, ja. We wilden weer weggaan na ons eerste bezoek, maar Herr Polak zei meteen: nee, ik neem Teun wel mee. Dus die ging naar de kleedkamer en kleedde zich om, ik liet hem daar achter.’

Teun van der Donk neemt een penalty als Feyenoord-pupil. Op de achtergrond ploeggenoten Ezra Hoogenboom, Quilindschy Hartman, Daniel van Leeuwen, Randy Meeuwsen, Omar Rekik, Pepijn Doesburg, Kai Verbeek, Denzel Hall en Malik Dijksteel.
Teun van der Donk neemt een penalty als Feyenoord-pupil. Op de achtergrond ploeggenoten Ezra Hoogenboom, Quilindschy Hartman, Daniel van Leeuwen, Randy Meeuwsen, Omar Rekik, Pepijn Doesburg, Kai Verbeek, Denzel Hall en Malik Dijksteel.

Het jonge, sportieve gezin aardde in Duitsland. Alleen de oudste, Gijs, bleef achter in Nederland, waar hij na zijn eindexamen voor het eerst probeerde op eigen benen te staan. Ma: ‘De andere kinderen pasten zich toch wel aan. Als je jong bent, ben je minder gebonden aan je omgeving.’ Teuns zussen, Wies en Luke, bleven ook fanatiek hockeyen in Duitsland, zoals ze daarvoor deden bij HC Rotterdam – als Teuns wedstrijd bij V.O.C. afgelopen was, hobbelde hij naar de overkant om daar een leeg hockeyveld op te zoeken met zijn bal.

Bij Feyenoord, waar hij samenspeelde met Omar Rekik (tegenwoordig Arsenal), Crysencio Summerville (Leeds United) en de broertjes Quinten en Jurriën Timber (Ajax), zagen ze een echte nummer 10 in Teun. In Leverkusen groeide hij uit tot een multi-inzetbare vleugelverdediger annex middenvelder. Als kleinste van het veld bokste Teun op tegen ‘giganten’ van Dortmund en Bayern. Ze trainden vaker en langer. Op de maandag zei Herr Hölzgen, zoals zijn trainer aangesproken diende te worden, niets en hing een briefje op in de kleedkamer. Teun: ‘Daar stonden cijfers op voor elke speler, van 1 tot en met 6, waarbij 1 het beste was. Een keer verloren we met 0-5 van FC Köln en toen stond er bij een jongen, ik geloof een linksback, een 6 en verder alleen schrecklich.’

Teun van der Donk, op de voorgrond. Naast hem, in PSV-shirt, Mohamed Ihattaren.
Teun van der Donk, op de voorgrond. Naast hem, in PSV-shirt, Mohamed Ihattaren.

Eerst leerde hij ‘voetbal-Duits’, zoals ma het noemt, termen die Teun zelfs in Nederland nog uit automatisme gebruikt. Dan roept hij klatsch! voor een kaats, of einz-zwei!

Het brengt zijn vader op een anekdote. Teun weet al wat gaat komen. Pa, lachend: ‘In het begin was het nog even wennen. Bij een toernooitje schreeuwde de trainer telkens Ruhig, ruhig naar Teun. Die wist niet wat het betekende, maar Duits geschreeuw maakt toch wel indruk. Dus wat deed hij juist? Hij bleef maar gaan.’

Op zijn vijftiende brak een periode aan die Teun ‘de leukste uit zijn leven tot nu toe’ noemt. Uiteindelijk, want in dat eerste jaar veranderde veel, ontzettend veel. Hij ging met pa mee naar Basel, de volgende bestemming, waar hij in het voetbalinternaat van zijn nieuwe club FC Basel ging wonen. Ondertussen bleef zijn moeder bij de zussen in Düsseldorf omdat die bijna eindexamen zouden doen. Zij werd ziek – borstkanker – waardoor Teuns vader veel op en neer reed. ‘Dat was echt even niet leuk, nee’, zegt pa enigszins bedrukt. Een zware periode voor een versplinterd gezin, al was zijn moeder na een operatie aan de beterende hand. Teun lachte veel met zijn vijftien huisgenoten in het internaat, al waren ze altijd competitief bezig: FIFA spelen, tafeltenissen, darten en boksen. Op de club trainde Teun zo hard dat hij soms niet meer wist hoe hij moest zitten. Maar vlak voor de vakantie trok hij het opeens niet meer.

Teun: ‘Mijn trainer zei: houd het voor jezelf en gebruik het voetbal als uitlaatklep. Eerst werkte dat, maar toen het bijna kerst was, was ik er niet meer bij met mijn hoofd. We hadden een ochtendttraining en werkten niet meer naar wedstrijden toe. Toen heb ik gezegd: ik stop er vandaag mee, en ben ik naar de kleedkamer gegaan.’

Zijn ouders zagen dat Teun dezelfde curve doorliep in een nieuwe omgeving als hun andere kinderen: de eerste, nieuwe, spannende periode werd gevolgd door een terugslag, waarna ze gewend raakten en zich verder ontwikkelden. Het begon te lopen bij Basel. Van zijn trainer Alexander Frei, een clubicoon, nam hij alles aan, omdat die zo ervaren, duidelijk en gedisciplineerd was. Ondertussen studeerden zijn broer en zussen in Amsterdam. Zijn ouders verhuisden naar Brussel, omdat pa’s expertise nodig was bij de fabriek in Mechelen. Voor elke thuiswedstrijd van Teun reden ze vanuit de Belgische hoofdstad naar Basel, een rit van vijfeneenhalf uur, en bleven daar een week.

Teun van der Donk in zijn tijd bij FC Basel.
Teun van der Donk in zijn tijd bij FC Basel.

Teun: ‘Een hele tijd dacht ik dat ik het eerste kon halen. Daar heb ik vertrouwen in gehouden tot ik wegging.’ Dat was na drie jaar, in 2019. Op school, stage en het internaat, de andere peilers onder zijn ontwikkeling die Basel in de gaten hield, liep het niet zo gestroomlijnd als op het veld. 'Ze hadden ook veel aan te merken op mijn levensstijl op het internaat: dat ik wat later opstond of mijn kamer niet helemaal bijhield. Toen ik een keer een minuut te laat kwam voor het eten, moest ik gelijk afwassen.’ Afwassen voor straf, ook dat was Zwitserse discipline.

Als hij met zijn ouders een voortgangsgesprek bij Basel had, werd vooral opgesomd wat niet goed ging. Ma: ‘Daardoor metselde hij ook wel een muur om zich heen.’

Hoewel Teun ernaar uitkeek weer wat op te bouwen in Nederland, net als zijn broer en zussen eerder, viel thuiskomen in eerste instantie tegen. ‘Toen ik wegging, had ik vrienden van de basisschool. De meeste leerlingen op de middelbare school kenden elkaar al zes jaar, die hadden hun vriendengroepjes al gevormd. In Nederland waren er minder mensen die me probeerden te helpen of me ergens mee naar toe namen dan in het buitenland.’

Ma vult aan: ‘Hij werd gelijk in de eindexamenklas gezet, maar Teun had acht jaar geen Nederlands gehad. Dus hij snapte er vrij weinig van.’

Ook bij Sparta Onder-19, zijn nieuwe team, liep het niet. Het was wennen, in vele opzichten. Hij stond met spelers van achttien in het krachthonk, die voor het eerst oefeningen deed die Teun al op zijn dertiende bij Leverkusen leerde kennen. Ondanks zijn geblokte voorkomen kreeg hij weinig kansen van trainer Paul Simonis, en Teun stapte zelf niet op hem af. In het buitenland was de afstand tot de trainer anders, constateert pa. Teun vult aan: ‘Hier moet het vanuit jezelf komen, ze vonden me te stil.’

Volgens zijn ouders werden de touwtjes in het buitenland soms wel erg strak aangetrokken, maar Teun kijkt positief terug op het strenge trainingsregime. Hij kreeg weinig blessures, juist bij Sparta begon zijn enkel tegen te stribbelen. Hij speelde niet meer en de club zag dat hij ook op school achterliep. Zo moest die ooit zo kleine technicus van Feyenoord weer op zoek naar een nieuwe club, en dat werd zijn vertrouwde V.O.C., om ‘na een rotjaar het plezier terug te vinden’.

Een nieuw blessure en de lockdown verhinderden dat deels, maar als trainer van Onder-17 kan hij ook lekker meedoen met partijtjes. Net als Excelsior-aanvaller Thomas Verhaar is Teun een van ‘de zonen van V.O.C.’, vertelt zijn moeder trots. Die middag gaat hij het bezoek voor bij het betreden van het sportpark, waar de laagoverscherende vliegtuigen op weg naar de nabijgelegen landingsbanen het geluid onderbreken dat de jonge jongens en meiden maken die nog mogen voetballen in deze tijden. ‘Kijk, handen uit de zakken Teun, goed bezig’, roept een man die de poort uitfietst.

Herbert, Teun en Margriet van der Donk bij Sportpark Hazelaarweg.
Herbert, Teun en Margriet van der Donk bij Sportpark Hazelaarweg.

Enkele uren later, in de versgevallen sneeuw, wint zijn team van Onder-19, in een ‘Nations League’-achtig toernooitje dat de V.O.C.-junioren warm houdt. Zijn ervaringen in het buitenland hebben hem een vroegvolwassen trainer gemaakt, vooral op tactisch gebied. Teun is het tegenovergestelde van ‘voetbaldom’, zoals hij sommige Nederlanders noemt. Hij kijkt liever naar de intensiteit van Burnley - Crystal Palace dan PSV - VVV, praat over tegendruk, omschakeloefeningen en het veld in drie zones verdelen, waarbij hij zijn spelers handvaten aanreikt voor in de eerste twee en ze vrij laat hun creativiteit te tonen in de aanval.

‘Om profvoetballer te worden, spelen naast talent en mentaliteit ook geluk en de situatie bij je club mee. Bij mij heeft dat niet meegezeten’, luidt zijn conclusie over de afgelopen jaren. Hij praat in de verleden tijd, maar Teun van der Donk heeft zijn profdroom niet volledig opgegeven. Zijn moeder plantte lang geleden het zaadje voor het plan dat de komende jaren zijn beslag moet krijgen: studeren en voetballen aan een prestigieuze universiteit op zijn geboortegrond. Dat moet kunnen met zo’n cv op je negentiende, is de redenatie. Wie weet haalt hij dan vanuit een college team de MLS SuperDraft en belandt Teun tussen de sterren in het Amerikaanse profvoetbal.

Aan het eind van het gesprek schiet ma nog iets te binnen: ‘Toen hij al had toegezegd naar Sparta te gaan, belde Stanley Brard namens Feyenoord. Bij zijn vertrek hadden ze Teun verteld dat de deur voor hem altijd open zou staan, maar wij dachten dat dit na acht jaar niet meer zo zou zijn. En tegenover Sparta konden we dat ook niet maken, al was het achteraf misschien beter geweest.’ In de nabije toekomst zal Teun van der Donk er alleen als seizoenskaarthouder komen, samen met zijn grote broer. Maar het blijkt: zelfs spelen in De Kuip, zoals op die zondag in 2011, is niet zo ver weg als het lijkt. Dat moet je nooit vergeten.