Tim de Cler, de ideale linksback van AZ

De nieuwe linksback van het Nederlands elftal speelt in Alkmaar. Na elf jaar Ajax is Tim de Cler (25) bezig aan zijn tweede seizoen met AZ. Hij speelt sterk, maar is niet tevreden. ‘Het wordt tijd dat ik eens laat zien wat ik écht in huis heb.’

Tim de Cler. Mooie naam, mooie speler ook. Uit de Hollandse School. Een aanvallende, voetballende back. Maar de voormalige jeugdinternational moet na zijn jaren met Ajax nu bij AZ de laatste stap zetten op zijn reis naar de top. In De Alkmaarderhout klinkt in elk geval niets dan lof. ‘Iedereen zoekt een goede Nederlandse linksback, maar wij hebben hem’, weet directeur voetbalzaken Martin van Geel.

Hoogste tijd voor een bezoek aan de man die zo zelden geïnterviewd wordt. Op de zoektocht naar de olie van de AZ-machine belanden we achter de duinen van Noordwijk in een Hollandse setting: een nieuwbouwwijk in Sassenheim. Het is er stil, de meeste tweeverdieners komen straks weer bumper aan bumper terug van hun werk. Zo niet in huize De Cler. Een vijfjarig contract bij Ajax en de hernieuwde verbintenis in Alkmaar tot de zomer van 2008 hebben de Leidenaar in ieder geval een mooi huis bezorgd. Buiten hangen de bloemen keurig verzorgd in de mandjes, binnen is geluk nog heel gewoon. Blonde haren, blauwe oogopslag en de rust die verdedigers zo vaak kenmerkt. Hij oogt vlot met zijn bruine sneakers, moderne jeans en sweater. Trots gaat hij de L-vormige living in richting zijn permanente Kodak-moment. Daar zit vriendin Charlotte (27) trots met de zeven maanden oude telg Twan op haar schoot. Het moet gezegd: de blonde, bekuifde bolleboos is een plaatje. De Engelse bull James heeft er zo zijn eigen gedachtes over, de lobbes breekt de tent af achter zijn hekje in de zijkamer. Sinds de komst van Twan krijgt hij beduidend minder aandacht.

Buiten vliegt een verdwaalde meeuw over de kassen die ver aan de einder het groene uitzicht onderbreken. Aan de rand van de tuin kabbelt een watertje. De Cler leunt voorover, met zijn ellebogen op zijn knieën, klaar voor een gesprek. ‘Dit is al ons derde huis, hier hebben we lekker de ruimte. Een halfjaar geleden woonden we nog in Leiderdorp. Als ik daar mijn tanden poetste keek ik bij drie buren tegelijk naar binnen.’ De dans om de bal wordt goed betaald.

Charlotte – blond, slank en welbespraakt – verbaast zich nog steeds over de pecunia die voetballers maandelijks kunnen bijschrijven. ‘Ik was juriste bij een verzekeringsmaatschappij’, vertelt ze, ‘maar Tim verdient met een paar winstpremies al meer dan ik in een heel jaar.’ De Cler knikt: ‘Ik weet nog dat ik mijn eerste contract bij Ajax kreeg, ik wist niet wat ik meemaakte.’ De zoon van een Leidse glaszetter gunde zichzelf die mooie dag zes jaar geleden dan ook een uitspattinkje: geen Ferrari of Breitling, maar een heuse mountainbike. ‘Met van die sterwielen.’

Waar vriendin Charlotte ploeterde aan de universiteit, doorliep De Cler de hogeschool van het jeugdvoetbal, de Ajax-opleiding. Zelf hoefde hij als twaalfjarige niet zo nodig. Na een proefwedstrijdje op uitnodiging van de Amsterdammers was het pleit echter snel beslecht. Hij komt dan ook uit een voetbalgeslacht bij uitstek. Al vanaf zijn eerste levensjaar hobbelde de turfhoge Tim met zijn oudere broer achter een bal aan. Niet het grote UVS maar Lugdunum was de genetisch bepaalde familievereniging. Scheidsrechter, omroeper, aanvoerder; er is geen functie in de vereniging die niet door een De Cler is vervuld. Tim zou het eerste elftal nooit halen, zijn horizon was grootser. Ajax belde voor het jochie. ‘Ik wilde eigenlijk helemaal niet weg uit Leiden. Net zoals mijn vader en opa speelde ik bij Lugdunum en ik had helemaal geen zin om mijn vriendjes te verlaten.‘

De proefwedstrijd was een formaliteit. Toenmalig hoofdtrainer Leo Beenhakker mompelde dat het goed was, pa en ma sliepen er een nachtje over en konden geen nee zeggen. In een familie waar alles om voetbal draait is dat als Patty Brard die een camera moet ontwijken; onmogelijk dus. Vader Henk: ‘Dat was niet makkelijk, je hebt je werk en dan moet zo’n jongen vier keer per week op en neer van Leiden naar Amsterdam. Toch wilden we deze kans pakken.’ Samen met opa timmerde de familie een reisschema in elkaar. Beurtelings brachten ze jaar in jaar uit hun oogappel naar de loodzware trainingssessies. De honderden verloren uurtjes doodden ze met al die andere ouders die hoopten dat juist hún zoontje het zou halen. Pa: ‘Je weet niet wat je meemaakt, ze vallen bij bosjes af in de opleiding. Alleen Cedric van der Gun en Andy van der Meyde zijn uit die lichting samen met Tim overgebleven.’ Daar zag het in eerste instantie niet naar uit, herinnert moeder Greet zich: ‘Dat duurt altijd even met hem. Hij had vroeger al zo’n moeite met veranderingen. Tim was verlegen, dan kun je je wel voorstellen hoe moeilijk hij het daar had. Alles was zó professioneel. Als hij een andere trainer kreeg, duurde het iedere keer weer een tijd voordat hij zich goed voelde. Ik heb weleens gedacht: Zou je nu niet stoppen?, maar hij is een doorzetter. Daarom heeft hij het uiteindelijk gered, denk ik. Hij is natuurlijk ook niet de makkelijkste. Als hij iets in zijn hoofd heeft, dan móét dat ook gebeuren.‘

De voetballer beaamt: ‘Het eerste jaar wilde ik alleen maar terug. Ik voelde me helemaal niet thuis tussen al die jongens uit Amsterdam, die zijn toch behoorlijk bijdehand. In het tweede jaar werd het makkelijker toen er een aantal spelers uit deze streek bij kwam zoals Cedric van der Gun en Robert-Jan Ravensbergen, dat scheelde al een stuk.’ Vader Henk: ‘Tim moet het naar zijn zin hebben, zich veilig voelen. Dan wordt hij wat brutaler en gaat hij zijn acties maken.’

Bewonderend bekeek hij als ballenjongen de wedstrijden die Ajax uiteindelijk tot Europa’s beste zouden maken. Nadat De Cler zijn eerste jaren iedere keer ternauwernood door mocht naar het volgende platform, bloeide hij pas echt op als A-junior. ‘Ik viel niet op, maar je raakt steeds meer gewend aan de club en opeens was ik aanvoerder van het A1-elftal. Ik ontwikkelde me steeds sneller en we werden op onze sloffen kampioen. Vervolgens hoorde ik al tijdens de winterstop dat ik een contract zou krijgen.’

Op 23 april 1998 was het brullen geblazen op de tribunes van De Arena. Danny Blind viel uit bij een 6-0 voorsprong tegen Willem II, waarna Tim de Cler mocht invallen. Hij speelt vlekkeloos, een ster leek geboren. Het shirt met nummer 37 van die dag hangt sindsdien in het halletje van zijn ouders in Leiden.

Hoe hoger je klimt, hoe dieper je kunt vallen. Het noodlot sloeg al drie dagen na zijn debuut keihard toe. Tijdens een wedstrijd van het tweede elftal brak De Cler een been. Negen maanden duurde het voordat hij terug was. Morten Olsen, de trainer die hem liet debuteren, was inmiddels weg, maar opvolger Jan Wouters positioneerde de jongeling direct weer in de formatie van de vallende godenzonen. Wouters, normaal toch geen man van grote woorden, had een uitgesproken verklaring: ‘Als je zo’n talent niet bij het eerste elftal haalt kun je de tent wel sluiten.’ De Cler: ‘Dat ging meteen goed, maar vervolgens vloog mijn schouder uit de kom. Was ik weer terug bij af.’

Wouters ging, Adriaanse kwam. Adriaanse ging, Koeman kwam. Ditmaal liep De Cler een kaakbreuk op, daarna was het voor hem over. Bij 76 wedstrijden in Ajax 1 stond de teller stil. De Cler baalt: ‘Koeman koos voor John O’ Brien en Maxwell. Ik kreeg geen kans me terug te vechten. Ik blijf het raar vinden, dat zulke grote trainers zo verschillend tegen je aankijken.’

AZ

Terwijl Rob Oudkerk op de buis over tippelzones oreert, lacht De Cler om de vergelijking van een afwerkplaats met de verkrotte Alkmaarderhout. ‘Daar heb ik echt geen moeite mee. Nu moet je in de rij staan voor de douche, nou en? Ik vind het wel wat hebben.’

Inmiddels is hij niet meer weg te denken uit de basisformatie van de mooist voetballende ploeg in Nederland. Vorige week was het tijd voor een evaluatiegesprek. Op een schorsing na een rode kaart tegen uitgerekend Ajax na speelde De Cler alles, maar hij is allesbehalve content. ‘Natuurlijk loop ik iedere keer tevreden het veld af als we hebben gewonnen, maar thuis begin ik te malen en te balen. Dan zie ik wat ik allemaal anders had moeten doen, dan ben ik weer te slap begonnen, te weinig opgekomen, niet dominant genoeg geweest. Ik kan echt veel beter. Het probleem is dat het er absoluut niet uitkomt. Mijn grootste probleem is dat ik niet constant genoeg ben, daarnaast wil ik altijd alles voetballend oplossen. Als ik een sliding maak, denk ik al aan de pass die ik wil gaan geven. Ik moet meer een moordenaar worden, die hoe dan ook zijn tegenstander wil uitschakelen. Daarna komt de rest wel.’

Even vielen de monden van Adriaanse en Van Geel open. Op tafel lag immers een ronkend rapport. Als er íémand goed bezig was in hun ogen, dan wel de voormalige Ajacied. Niet voor niets brak AZ zijn contract onlangs open en verlengde het tot medio 2008. De Cler is een van de pijlers onder het nieuwe AZ. Hij voelde zich direct thuis in Alkmaar. ‘Dat viel me honderd procent mee. Ik hoorde allerlei verhalen over de slechte sfeer. Zeker sinds Co Adriaanse er is, klopt daar niks van. Vorig jaar haalden we al bijna Europees voetbal, nu gaan we dat zeker doen. Dat zegt genoeg.’

Ajax

Een stille jongen die niets bijzonders te vertellen heeft. Zo staat De Cler in het boekje van veel journalisten. Zijn omgeving weet wel beter: ‘Je moet het er soms uittrekken, maar hij weet precies wat hij wil’, lacht vriendin Charlotte. Haar geliefde knikt en pakt uit: ‘Van binnen heb ik geen twijfel. Natuurlijk kan ik in Oranje spelen. Ik zie me daar al staan met dat oranje shirt, de volksliederen op de achtergrond, dat doet me echt wat. Het is ook een doel. Misschien is zo’n selectie net de kick die me definitief naar een hoger niveau tilt.’

De stap naar AZ is dus een tijdelijke? ‘AZ is natuurlijk lekker in de buurt. Ik ben ieder weekend met mijn vrienden bij Lugdunum, dat zijn nog dezelfde jongens als vroeger. Straks zitten we weer met een mannetje of dertig naar het EK te kijken. Dat is me veel waard. Aan de andere kant heb ik niks van Feyenoord of PSV gehoord. Die stap zou ik zó maken. Maar vergis je niet in AZ. We hebben nu Denny Landzaat er opeens weer bij, Stein Huysegems kwam al eerder. Wij gaan gewoon structureel in de top meespelen. Wat zeg ik? Dat dóén we al. Ik vind ons niet veel minder dan Ajax. Alleen de media-aandacht was daar veel groter. Ook hier denk ik vóór het seizoen dat we kampioen kunnen worden, haha.’ Charlotte lacht mee: ‘Gisteren zei je dat je daar nog steeds in gelooft.’ De Cler pareert: ‘Ja, maar normaal gesproken zijn PSV en Ajax veel sterker. Die clubs hebben een bredere selectie. Maar als ik naar Ajax kijk, dan weet ik dat ik daar gewoon makkelijk meekan. Het tweede deel van dit seizoen wil ik laten zien wat ik écht kan.’

Bekijk hier al onze video's