Ronald Koeman, dominant in alles

Het lijkt op een uitgekiend besturingsprogramma. Eerst als speler en later als trainer bewandelt Ronald Koeman (41) de weg der geleidelijkheid. En de weg van succes. Want het kampioenschap dat hij met Ajax behaalde is zijn tiende titel in totaal en zijn tweede als trainer. VI schetst een portret van een weelderige carrière. Van pindakaas in Groningen tot een bestemming als bejaarde in Barcelona.

Pingelen op pindakaas

Het had wel iets weg van een een karaktermoord, van broer op broer. ‘Ik geef om mijn medemensen, Ronald laat ze gewoon stikken’, onthulde Erwin Koeman in 1982 in VI. Erwin en Ronald Koeman. Eén moederschoot, twee zielen, totaal uiteenlopende karakters. Wie Erwins voorbeeld Rob Rensenbrink kent, weet hoe hij zelf is: introvert en sensibel. Ronald daarentegen koesterde vroeger een grote bewondering voor Johan Neeskens en had een voorliefde voor scheldende trainers. Hij is de introverte, de zelfbewuste, de harde die niet snel het woord van genade spreekt. Scheermesjes in de ellebogen? Geen probleem, in liefde en voetbal is alles geoorloofd. ‘Erwin trekt zich elk wissewasje aan. Hij liet zich bij PSV bijvoorbeeld achteruit zetten door Huub Stevens, een veel mindere voetballer dan hij. Nou, dat zou mij dus nooit gebeuren’, haalde Ronald later eens revanche op zijn broer.

Opa had een slagerij in Purmerend, Erwin werd een eindje verderop geboren in Zaandam, op 20 september 1961. Ronald zag anderhalf jaar later, op 21 maart 1963, het levenslicht in Groningen waar vader profvoetballer was bij GVAV. Dat de broers voetballer zouden worden was dan ook genetisch geinitieerd. Martin Koeman speelde eerder voor KFC en Blauw-Wit en was één keer international, in 1964 tegen Oostenrijk (1-1). Voor de kleuters Koeman zat het geluk al vroeg in een leren vijfje. Ze konden eerder dribbelen dan rechtuit lopen, als vader bij GVAV moest trainen gingen zij mee om op het bijveld te leren trappen. En als er ’s zondags een wedstrijd was, dan liepen de Koemannetjes zelf voor de hoofdtribune te pingelen. De wedstrijd ging dan geheel aan hen voorbij. En op vakantie in het huisje van opa en oma in Heiloo? Dan op de fiets naar Alkmaar om trainingen van AZ te bekijken.

Ze groeiden op in De Genestestraat. Vlak bij huis stonden bejaardenwoningen, op de schuurtjes werd een doel geschilderd. Eeuwigdurend was het gebonk van de bal, soms ook klonk er glasgerinkel. ‘Dan moest je er als een haas vandoor omdat iemand de politie had gebeld’, herinnerde Ronald zich eens. Eten vonden ze een hoogst hinderlijke onderbreking van de dag, daarom werden de boterhammen met pindakaas maar vanaf het balkon naar beneden gegooid. ‘Ik was weleens bang dat de mensen zouden denken dat we een asociale familie waren. Maar de jongens wilden niets missen van het voetballen’, schetste moeder Marijke in het boek Koeman en Koeman.

Hun eerste club was Helpman en toen al werden er weddenschappen afgesloten welke van de twee broers het ’t verst zou schoppen. De oudere Erwin – snel en technisch begaafd – was favoriet, hij gold voor velen als het supertalent. De toekomst van Ronald – gehinderd door een groeistuip – was de meesten weinig geld waard. ‘Ineens was hij een lange slungel met alle problemen van dien’, verklaarde vader Koeman eens. ‘Ronald was houterig, stijf en aartslui. Daardoor begonnen mensen vraagtekens te krijgen bij het talent van Ronald. Maar ik heb steeds gezegd: Pas op, het moet vreemd lopen als die er ook niet komt.’

Ook omdat-ie als kind al heel goed wist wat goed voor hem was. ‘Ronald is altijd zelfverzekerd geweest. Als die zich eenmaal iets heeft voorgenomen, dan is hij er niet meer vanaf te brengen’, ontdekte moeder Marijke al snel. Zo wilde Erwin bij Helpman blijven, maar werd Ronald al op achtjarige leeftijd gelokt door het rood-witte shirt van GRC. De opzienbarende overgang werd binnen Helpman beschouwd als hoogverraad en de vele boze tongen beweerden dat de nieuwe rode trainingspakken waarin de jongens sinds kort liepen alsmede de kleuren-tv bij de familie Koeman, door GRC waren betaald als transfervergoeding. Voor Ronald was de overstap echter even helder als noodzakelijk. ‘Helpman was best een leuk clubje maar ze deden weinig voor de jeugd. In de winter lag alles stil. En wij golden in die tijd al als talent, dan wil je dat waarmaken óók.’

De man die ooit door de UEFA geschorst werd omdat hij in een interview een doodschop van Hans Gillhaus op Jean Tigana bejubelde, kon als tiener al gemeen zijn. ‘Ronald was al op jonge leeftijd bereid te bikkelen en de tegenstander te intimideren’, herinnerde jeugdtrainer Ger van Gelder eens. Voetbal werd zijn license to kill, ook al omdat hij een gloeiende allergie voor verlies ontwikkelde. Die leidde er onder meer toe dat hij in naam van Ajax tegenstander en broer Erwin in een wedstrijd eens genadeloos onderuit kegelde. Bij GRC kon Ronald eens niet accepteren dat de tegenstander met jongens die allemaal een kop groter waren, hen aan alle kanten voorbij liep. Met jeugdvriend Peter Visser ging hij demonstratief in de middencirkel zitten, met de duim in de mond. ‘Ik was veel fanatieker dan Erwin’, bekent Ronald in Koeman en Koeman. ‘Als we hadden verloren, haalde Erwin de schouders op en dacht: Volgende keer beter. Ik kon doodziek zijn van een nederlaag. Ik begon dan te mokken en werd echt kwaad. Erwin en ik hebben er geregeld woorden en soms ook ruzie door gekregen.’

De uiteenlopende karakters vertaalden zich ook in de schoolprestaties. Erwin leefde voor de sport en voor de mavo, Ronald deed over zijn middelbare schoolopleiding liefst zeven jaar. ‘Als we voor vlijt een cijfer hadden gekregen, was dat bij mij min één geworden’, zei hij in 1982. Koploper in het kattenkwaad was-ie wel. ‘Je deed de raarste dingen, karretjes jatten en zo. Op de mavo heb ik zelfs leraressen gepest. Dat heb ik trouwens nóg: als ik iemand in de zeik kan nemen, zal ik het niet laten. Ik wil nu eenmaal de populaire jongen uithangen. Ik vind het schitterend als ze zeggen: Die Koeman heeft schijt aan de hele wereld.’

Het verlangen om het mannetje te zijn, zat er al vroeg in. ‘Ik droom er de laatste tijd van iets raars te kunnen doen, zoals een Ferrari kopen’, bekende Ronald Koeman toen-ie nog maar net een paar jaar zijn rijbewijs had. En: ‘Ik wil er ook altijd het mooist van allemaal uitzien. Zie ik in de stad iemand met een mooi shirt, dan koop ik meteen een nóg opvallender shirt.’ Hij was ook al snel voorbereid op nachten van dans en muziek. Al in zijn mavo-tijd dook Ronald na de lessen geregeld op in café ’t Luifeltje in Haren. Hij leerde er kaarten als de beste, hij leerde er flirten, hij leerde er de rest. Later, toen broer Erwin bij PSV speelde, kreeg Ronald van hem geld om naar de disco te gaan. ‘Ik heb nooit als een monnik voor de sport geleefd’, klonk het in 1996, nadat Ronald Koeman in zijn Feyenoord-tijd net geschorst was voor een avondje stappen in bruisend Alma Ata. ‘Ik heb mijn pilsje gedronken en ook weleens stiekem een sigaretje gerookt. Moet ook kunnen. Een voetballer heeft ook ontspanning nodig.’

Met de Porsche naar de training

‘Ik ben een vrij dwingende speler. Ik móét die bal hebben, want ik kan alleen een goede wedstrijd spelen als ik veel aan de bal ben. Je medespelers zien het gauw genoeg. Als je er steeds iets goeds mee doet komt die bal vanzelf.’ Hoewel nog een snotjongen was Ronald Koeman al snel overtuigd van zijn eigen heerlijkheid. In 1979, nadat Erwin net naar PSV was vertrokken, had hij slechts tien wedstrijden in het C-elftal van FC Groningen gespeeld, of hij vroeg al een gesprek aan met hoofdtrainer Theo Verlangen. ‘Ik wilde weleens weten hoe mijn kansen lagen.’ Die kwamen op zeventienjarige leeftijd, toen hij op 21 september 1980 als invaller debuteerde in de wedstrijd tegen NEC. De regenboog van glorie werd direct weer neergehaald, want Verlangen vond dat de jonge voetballer wel weer in de wachtkamer kon. ‘Ik vind alle lof overdreven, Ronald Koeman speelt ook nog te veel in één tempo’, verklaarde de voetbalwijsgeer toen. Tot woede van de speler zelf die zijn trainer uitschold voor ‘ouwehoer’ en prompt zijn eerste boete kreeg.

Zo was-ie, angry young man. Ronald Koeman stond met dezelfde jeugdige brutaliteit in het leven als Rafael van der Vaart nu. Opstandig en ongeduldig, weerbarstig en zelfverzekerd. Kwam in een tweedehands Porsche naar de trainingen en blufte Hagenaar Verlangen van tafel met het kaarten. Had als jongen met de bloesemwangen de grote mond van een volwassen prof. ‘Ik moest me zonodig manifesteren’, gruwelde hij in 1990 van zichzelf. ‘Ik dacht dat ik belangrijk was, terwijl je dat als zeventienjarige natuurlijk helemaal niet kunt zijn. Je kunt een béétje voetballen, maar verder heb je nog niets meegemaakt.’ Hij liet zich door zijn oudere collega’s eerst opnaaien om zijn mond open te trekken om vervolgens op de training door diezelfde spelers genadeloos neergeschopt te worden. ‘Meneer Waalderbos en consorten schopten me alle hoeken van het veld in, maar ik schopte even hard terug. Als je niet van je afbijt, haal je het nooit. En ik wist natuurlijk van mezelf dat ik behoorlijk kon voetballen.’

Hij liet het zien in een wedstrijd tegen Ajax waarin een elleboog van Søren Lerby hem knock-out sloeg. ‘Ik speelde als jong broekie waarschijnlijk net iets te goed. Ik wist meteen hoe het toeging in het topvoetbal.’ Hij liet het zien op 2 mei 1982 in de wedstrijd FC Groningen-PSV. Er stond veel meer op het spel dan plaatsing voor Europees voetbal, namelijk de familie-eer. Ronald vond het een schande dat Erwin, die gold als de talentvollere, in Eindhoven zo weinig speeltijd kreeg en speelde voor twee. Hij maakte twee goals en Erwin juichte stiekem mee. ‘Ronald won in zijn eentje van heel PSV’, verklaarde de oudste broer die toen wederom op de bank zat. ‘Ik had hem nog nooit zó zien spelen.’

Een jaar later vond Ronald Koeman dat zijn tijd in Groningen erop zat. In de carrière van de geleidelijkheid was het tijd voor de volgende zet. ‘Na drie jaar Groningen ben ik wel uitgeleerd.’ Swaak Swart maakte hem warm voor Ajax, dat de (toen nog) middenvelder kocht voor 1,25 miljoen gulden. ‘Ajax is altijd mijn favoriete club geweest, iets bijzonders, een club met een heel aparte uitstraling’, zei Koeman destijds. De dromen draaiden in die jaren als de wind want in 1981 was Feyenoord nog zíjn club en in 1986 ging de voetballer met speels gemak naar PSV, nadat Ajax hem een nieuw contract had aangeboden dat ‘belachelijk laag’ was.

De eerste tijd in Amsterdam voelde-ie zich soms knap eenzaam. ‘Ik heb geleerd aan mezelf te denken, puur aan mezelf. Ik kreeg al snel in de gaten dat je een eenling bent bij Ajax, er denkt niemand voor jou en niemand áán jou.’ Ook daalde de eerste nevel van kritiek op zijn spel neer. Trainer Aad de Mos zette de middenvelder geregeld op de bank, fysiek kende Koeman de nodige problemen en dokter Stibbe wilde hem naar de diëtist sturen. ‘Toen heb ik gezegd: Dan stop ik met voetballen. Ik wil offers brengen, maar niet met begeleiding. Het probleem is: als je slecht speelt lijk je nóg langzamer.’

De verwijten niet snel genoeg voor het topvoetbal te zijn hoonde hij in die dagen weg. De jonge Koeman zocht de oorzaken – toen al – op het voetbaltactische vlak. ‘Probleem is meer dat mijn spel in het huidige Ajax totaal niet uit de verf komt’, analyseerde hij in het najaar van 1984. ‘Er zijn geen spelers die je diep kan sturen. Rob de Wit komt naar binnen, Gerald Vanenburg komt naar binnen en Marco van Basten is door het centrum moeilijk te lanceren. Heel Ajax voetbalt naar de bal tóé.’

En later, toen hij ook als vrije verdediger op publieke weerstand stuitte: ‘Ik heb met Jan Mølby als voorstopper gespeeld en ik kan je verzekeren dat dat zwaar is. Dan word je af en toe aan alle kanten voorbij gelopen. Er moet verdedigende discipline zijn. Laat mij libero spelen met het trio Troost, Wijnstekers en Nielsen, dan is er geen mens die een kritische noot laat horen.’

Pas onder Johan Cruijff werd Ronald Koeman een vaste waarde binnen Ajax. Al was zijn latere buurman in Barcelona zijn aanvankelijke boeman in Amsterdam. ‘Op een training of in een wedstrijd voelde je zijn ogen in je rug branden’, zei Koeman eens. ‘Ik was het ook niet gewend, zo veel als hij schold. Vaak dacht je: Man, hou toch een keer je bek! Dan kwam je thuis en zag je er huizenhoog tegenop om de volgende dag weer te gaan trainen. Je had gewoon het idee dat hij het op jou had voorzien, maar iedereen kwam aan de beurt. Eigenlijk zou iedere voetballer zoiets door moeten maken, zeker als je het daarvóór betrekkelijk gemakkelijk hebt gehad zoals ik. Je wordt er beresterk van. Als je tenminste niet afknapt.’

Het leverde hem een transfer op naar PSV, waar hij pas echt de kus van het topvoetbal meekreeg. Koeman transformeerde tot een offensieve libero die in drie seizoenen 51 goals maakte, meestal met diabolische afstandsschoten. ‘Ik heb altijd al geweten dat ik een redelijke voetballer zou worden, maar pas in mijn tweede jaar bij PSV kreeg ik door dat ik de top kon halen. In Eindhoven is alles geperfectioneerd. Verdedigend ben ik sterker geworden. Ik heb meer persoonlijkheid gekregen, neem intiatieven, denk mee, weet hoe je je moet gedragen. Daar is tijd en daar zijn internationale krachtmetingen voor nodig. Bij Ajax was ik nooit verder gekomen dan de tweede ronde Europa Cup. In het tweede jaar maakten we bij PSV alles mee wat je als voetballer maar mee kunt maken.’

In Eindhoven ontwikkelde hij ook een definitieve antenne voor collectiviteitszin. Koeman schroomde niet medespelers zoals Gullit, Koolhof en Van der Gijp uit te maken voor rotte appelen omdat die meer met zichzelf bezig waren dan met de club. ‘PSV kan wel degelijk de Europese top halen’, zo sprak de visionair in 1987, net nadat Gullit was verkocht aan AC Milan. ‘Voorwaarde is wel dat het geld voor Gullit verstandig wordt besteed. Er is eerder de behoefte aan een nieuwe Willy van de Kerkhof dan aan nog meer creatieve spelers. Het gaat om opoffering. De nieuwe spelers moeten een aanvulling vormen op de kwaliteiten van de overblijvers. Het moeten niet weer concurrenten van elkaar gaan worden.’

Toen ook ergerde hij zich al aan de in zijn ogen veel te bekrompen Hollandse zienswijze. Op 24-jarige leeftijd ontvouwde Ronald Koeman een voetbalvisie die te groot was voor polderland Nederland. ‘Het gaat om het resultaat. Als wij in Wenen met 2-1 winnen van Rapid krijgen we van iedereen schoudersklopjes. Niemand zeurt dan over tien terugspeelballen achter elkaar. Maar spelen we tegen Sparta twee keer terug op de keeper, dan komt de kritiek los. Dan gaat het ineens om schoonheid. Waarom altijd die vergelijking met Ajax, dat inderdaad wél swingend voetbal speelt? Het opkomen van Heintze en Gerets is toch schitterend om te zien? Je voelt toch de spanning als Kieft en Gillhaus in het strafschopgebied actief zijn, er zijn mensen die mijn kwaliteiten graag zien, vervolgens heb je nog Vanenburg, Lerby, noem maar op. En dan vergeet ik nog de geblesseerde Arnesen die net dat beetje extra kan brengen. Nee, dit PSV heeft momenteel alles in zich.’

Hoe veel, bleek een seizoen later toen Ronald Koeman in Stuttgart zijn eerste Europa Cup voor landskampioenen richting de hemel tilde en de Serie A aan zijn voeten wist. Juventus, AS Roma en Napoli verlangden naar zijn wreef vol magie: het knaapje dat nog niet zo lang geleden de klei van zijn klompen schudde, was een voetballer van internationale statuur geworden.

Van die lekkere, diepe doelen

De kathedraal van het voetbal wenkte als het paradijs op aarde, het stadion werd zijn sacra. ‘Alleen die doelen in Camp Nou zijn al fantastisch, van die lekkere diepe doelen. Als je daar vanaf dertig meter de bal in de kruising jaagt, moet dat een geweldig gevoel geven.’ In 1989 werd Ronald Koeman door Barcelona voor 12,5 miljoen gulden gekocht van PSV. En net als de andere aankoop Michael Laudrup werd hij op het vliegveld door duizenden uitzinnige socios onthaald als de genius die de droom van het volk moest invullen en het trotse Catalonië wachtte op catharsis.

Maar die bleef uit. Eenmaal in Barcelona swingde Ronald Koeman allesbehalve de wereld in. De verdediger die gehaald was om zijn scoringsdrift, werd vaak in de mandekking gemanoeuvreerd en kwam zelden in schietpositie. In zijn eerste maanden in Spanje kwam Koeman slechts tot één goal en de journalisten kwamen als horzels uit het aanvankelijke harnas van de aanbidding gevallen. ‘Waar blijft het geloei van de schoten?’, zo klonk het. De voetballer werd bestempeld als de duurste miskoop ooit en werd zelfs treiterend Sneeuwvlokje genoemd, naar de befaamde, witte gorilla in de plaatselijke dierentuin. Dat is de tristesse van voetballers: als ze scoren zijn ze van het ereterras; als ze falen behoren ze tot de duivel.

De Groninger was in het begin om nóg een reden doodongelukkig in Barcelona. Koeman sprak de taal niet. ‘Als de Spanjaarden aan tafel lachten, keek ik strak voor me uit en zei niets’, sprak hij een aantal jaren geleden in een opmerkelijk interview met Jan D. Swart. ‘Ik voelde me klein. Ik realiseerde me dat ik heel snel de taal moest leren. Dat zie ik te weinig terug bij de immigranten die hier in Nederland zijn. Voetballers, Marokkanen of Turken die op een kantoor of fabriek werken. Het wordt hen veel te gemakkelijk gemaakt. Kom maar binnen, alles wordt wel geregeld. Met die instelling burger je nooit in. Na twee jaar móét je de taal beheersen.’

Het weerzien met Cruijff ging ook niet zonder mankeren. De maestro uit Betondorp schroomde niet zijn miljoenenaankoop op de bank te zetten. Zo ook eens in de eerste wedstrijd van het seizoen. ‘Cruijff vond dat ik mentaal sterker was dan de andere drie. En aangezien het toch een klap zou zijn, moest degene die hem het gemakkelijkste kon verwerken, die klap maar krijgen.’ Zo paste Koeman naadloos in de filosofie van Cruijff, de trainer die dacht in extremen en eigenlijk liefst zonder verdedigers voetbalde. Het maakte het elftal offensief als een SEAL-commando, maar ook kinderlijk kwetsbaar. Niet voor niets liet Koeman, als nuchtere Groninger altijd al gezegend met meer realiteitszin dan zijn geniale coach, in 1993 de vergelijking met die andere grootmacht AC Milan, in het nadeel van Barcelona uitvallen. ‘Bij Milan speelt iedereen zo taakbewust, zonder ook maar een moment te verslappen, daar valt niet aan te tippen. Wij hebben te veel voetballers in het elftal, af en toe verkiezen we schoonheid boven rendement. We balanceren te veel tussen een 10 en een 4.’

Toch groeide hij aan de hand van Cruijff en aan de zijde van voorstopper Miguel Nadal, de cipier van de ongenade, uit tot wereldvoetballer. ‘Als ik in vorm ben kan ik echt wel behoorlijk verdedigen’, zei Koeman eens. ‘Ik denk ook dat er behoefte blijft aan spelers zoals ik. Bij elke topploeg zie je nog altijd een speler die van achteruit inschuift en die voor de opbouw zorgt. Je moet alleen wel voor compensatie zorgen, en dat doet Cruijff.’ Met als ultiem hoogtepunt die woensdag in mei, in het halleluja-jaar 1992. Op Wembley liet Koeman tegen Sampdoria een wonderknal los, de orgastische jubel echode tot boven Catalonië en de hemel scheurde open. Barcelona won voor het eerst de Europa Cup voor landskampioenen, het wonder kwam uit zíjn slof. Hij had het nodig ook, want de voetballer die inmiddels als de beste van Barcelona werd gezien, lag nu weer onder vuur in Oranje. Bondscoach Rinus Michels had hem kort daarvóór gewisseld tegen Polen, het pleidooi voor het Ajax-verdedigingsduo Blind-Jonk werd steeds luider. ‘Door die ene wedstrijd heb ik bij veel mensen de twijfels weggenomen’, claimde teamspeler Koeman voor één keer de persoonlijke triomf. ‘Dat doelpunt had ik heel hard nodig, want ik ben geen volgevreten vedette. Elke sportman moet het gevoel hebben dat hij gewaardeerd wordt.’

Het besef mede een droom geschapen te hebben kwam veel later. ‘Als ik nu in Barcelona kom, dan praat men nóg over het Dream Team’, zei Koeman in 2001. ‘Natuurlijk hebben we het succes wel eens behaald met enorm veel geluk op de laatste speeldag, maar er waren ook tig wedstrijden waarin de mensen fantastisch genoten hebben van ons spel. Dan wordt de mazzel snel vergeten. Het voetbal zoals wij speelden op het moment dat we ons hoogste niveau haalden, heb ik daarna nooit meer gezien en dat zal ook nooit meer geëvenaard worden. Onmogelijk. Door alles wat er tegenwoordig geïnvesteerd wordt in spelers en de fysieke ontwikkeling, is het niveau in zijn algemeenheid ook veel hoger komen te liggen.’

Hij was toen al trainer geworden, nadat hij zijn spelersloopbaan bij Feyenoord had afgesloten. Beu als hij was van het hectische leven in Barcelona waar hij alleen maar als voetballer werd benaderd en nooit mens mocht zijn. ‘Als ik dan een paar dagen in Nederland ben, lijkt het alsof ik in een andere wereld ben beland. Zo’n geweldige rust! Dan valt er echt wat van je af’, zo verklaarde hij zijn vertrek in 1995 naar Rotterdam. Niet om er een gemakkelijk afbouwoord van een weelderige carrière te hebben. ‘De droom is nog steeds bij de club waar je op dat moment zit iets te winnen. Dat wil ik ook bij Feyenoord.’

Het lukte niet. Koeman kwam erachter dat de wereld na het hogeschoolvoetbal van Barcelona altijd anders en ook minder is. Hij miste in zijn eerste maanden zelfs twee strafschoppen en fileerde na een halfjaar op onverbiddellijke wijze het elftal. ‘Bij Feyenoord ontbreken elementaire voetbalzaken. Het elftal speelt te afwachtend en beheerst het positiespel niet. Dan moet je terug naar het nulpunt. Het is niet anders.’ Trainer Willem van Hanegem sneuvelde en de ervaren voetballer wist toen al wat de deplorabele situatie in De Kuip eigenlijk van een trainer vroeg. ‘Van Hanegem kan worden verweten dat hij te afstandelijk is geweest’, zo luidde Koemans fusillade in 1996. ‘De spelers maakten op de training dezelfde fouten als in de wedstrijd. Van Hanegem hield zich afzijdig. Maar juist omdat hij zelf zo’n grote voetballer is geweest, had hij veel nadrukkelijker aanwezig moeten zijn en erbovenop moeten zitten.’

Zo eindigde een prachtige loopbaan in een soort van schijndood. In zijn laatste jaar als profvoetballer overwoog Ronald Koeman zelfs zijn contract in te leveren omdat beloofde aankopen zoals Youri Mulder en Pierre van Hooijdonk uitbleven. Hij pleegde zelfs een daad van verzet door in Alma Ata openlijk een stapverbod te negeren. Trainer Arie Haan schorste hem. Haan, toen: ‘Ik moest wel, want terwijl de hele spelersgroep stond toe te kijken riep Koeman: De groeten.’ De groeten Wat een einde. Koeman, later: ‘Ik heb dat laatste jaar vaak met tegenzin gespeeld.’

De Braafste soldaat

Hij heeft de oorlog niet meegemaakt, maar toch heeft de burenhaat er altijd diep in gezeten. In de aanloop naar het EK van 1988 openbaarde Ronald Koeman: ‘Ik heb een bepaalde hekel aan Duitsers. Als zo’n Matthäus pal langs je heen loopt en niet eens even groet, zoals bij het zaalvoetbaltoernooi in München, dan denk je toch echt: Vréselijke mensen.’ Passioneel natievoetbal, een betere optie om zijn diepste gevoelens vrij baan te gunnen, is er niet. Een paar weken later schoot hij Oranje vanaf elf meter naast West-Duitsland en richting de finale.

Wat schokkender was: voor het oog van de verbaasde wereld viel hij ook uit zijn rol van beschaafde Groninger, door na afloop van de beladen wedstrijd denkbeeldig zijn achterwerk af te vegen met het shirt van Olaf Thon. Zelfs de burgemeester van Aken achtte het noodzakelijk de verdediger persoonlijk tot de orde te roepen. ‘Die man belde en begon erover dat ik de verhoudingen tussen Nederland en Duitsland in gevaar had gebracht. Ik dacht: Man, waar heb je het over! Natuurlijk was dat een slechte actie, maar er mag toch ook enig begrip zijn in wat voor sfeer zoiets gebeurt. Iedereen was door het dolle heen. Tijdens de ereronde werd je beschimpt door het Duitse publiek en op zo’n moment doe je zoiets. Ach, het publiek mag je blijkbaar voor alles uitmaken, dat is wél geoorloofd.’

Ronald Koeman debuteerde, samen met Erwin, op 27 april 1983 in het Nederlands elftal. Ondanks de kansloze 0-3 nederlaag tegen Zweden in Utrecht, ontdekte hij al snel de grote mogelijkheden van zijn generatie. Als er maar de weldaad van de tijd overheen kon gaan. ‘Iedereen in Nederland heeft de laatste jaren de jeugd links laten liggen, maar verwacht nu wel direct prestaties op het hoogste niveau’, zo luidde in 1984 zijn troonrede voor volk en vaderland. ‘Terwijl ieder land zo ongeveer vooruit is gegaan, wil men van de opvolgers van Cruijff, Rensenbrink en Rep meteen weer een WK-finale. Het is niet eerlijk steeds weer de vergelijking te maken met het Oranje van 1974. Die generatie kreeg wel de tijd naar succes toe te groeien, wij absoluut niet. Nee, direct presteren en niet zeiken, anders val je af, is het credo. Dat is raar.’

Na de succesvolle Europese veldtocht van 1988 had Koeman vooral hoge verwachtingen van het WK van 1990. ‘Deze groep is nog beter, nog sterker, nog ervarener.’ Het werd een fiasco zonder weerga. De selectie kwam vermoeid in Italië aan. ‘We hebben als gekken getraind in Zeist. Tot dat we arriveerden in Italië had ik last van spierpijn.’ De voorkeur voor Cruijff als coach werd genegeerd. ‘Onder Cruijff was er eerder het mes ingegaan. Hij pakt nu eenmaal eerder de grote jongens aan dan de mindere voetballers.’ De spelersgroep was verdeeld, columns van Gullit en Michels zaaiden ergernis. ‘Er is zoveel eigenbelang, je wordt er gestoord van.’ En dan was er nog de 75 procent van Beenhakker. Zelfs Ronald Koeman kon na het toernooi de geruchten over seks, drugs en rock-’n-roll met vrouwen, niet helemaal ontzenuwen. ‘Omdat Leo Beenhakker natuurlijk ook een opmerking heeft gemaakt van: “Er is maar 25 procent naar buiten gekomen van wat er werkelijk is gebeurd”. Dat doet ’t ergste vermoeden.’

Na het Italiaanse drama werd Koemans interlandcarrière langzaam maar zeker gebouwd op conflicten. In 1992 botste hij weer eens met Bul Rinus Michels die hem vanwege een aanstaande oefeninterland tegen Frankrijk verbood om de kampioenswedstrijd met Barcelona te spelen. Na het WK van 1990 had Michels hem al eens geschorst nadat de speler kritiek uitte op de speelwijze. ‘Met deze tactiek bereiken we niets’, bitste Ronald Koeman in september 1990 na een verloren wedstrijd tegen Italië. ‘Je kunt het Marco van Basten en de andere spitsen toch niet aandoen hen te bestoken met passes van achteruit. Zo komen ze altijd met hun rug naar het doel te staan en voor ze iets hebben kunnen ondernemen, staat er al een verdediger op hun lip. Spelen met twee echte vleugelspelers, zoals we bij Barcelona doen, blijkt de meest effectieve wijze van voetballen.’ Van de strafcultuur van Michels begreep hij evenmin iets. ‘Ik voelde me diep gekrenkt door die schorsing omdat ik hele positieve bedoelingen had met die opmerkingen over het concept. Ik vond dat we als elftal stilstonden. Ik dacht dat er in Nederland vrijheid van meningsuiting was, maar blijkbaar geldt dat niet altijd.’

Koeman overwoog zelfs zijn Oranje-vlag te strijken. Temeer daar juist híj jarenlang tot de meest loyale internationals had behoord. ‘Terwijl Jan en Alleman afzegde ben ik altijd voor de meest lullige wedstrijdjes overgevlogen.’ In 1993 bewees hij nog eens zijn trouw aan het vaderland door de hele wereld over te vliegen om op tijd te komen voor een belangrijke interland in Turkije. ‘Het was onze laatste kans op de WK-kwalificatie. Ik ben geen type dat het zinkend schip verlaat. Dan ga ik zinkend mee.’

Daarom kon hij ook nooit leven met de ruige scepsis en spot die hem in die jaren in Nederland steeds meer ten deel viel. De verwijten van een teveel aan kilo’s en een te weinig aan mach, hakte hij ook toen in duizend scherven uiteen. ‘Iedereen had het altijd over mijn snelheid, mijn lichaamsbouw, eigenlijk over alles wat ik niet kan. Ik vind dat zó flauw, het is zó makkelijk iemands tekortkomingen aan te geven. Ik ben Europees kampioen geworden, heb bij Ajax, PSV en Barcelona gespeeld, Europa Cups, landstitels en bekers gewonnen. Dan kun je toch geen slechte zijn? Ik vraag me weleens af: Waar zijn we in Nederland in godsnaam mee bezig?’

Na het WK van 1994 zette Ronald Koeman een punt achter een Oranje-carrière die 78 interlands omvatte. Een later pleidooi van Guus Hiddink om zijn rentree te maken, wuifde hij weg. De braafste soldaat van Oranje had definitief afgezwaaid.

Strebertje

Tegenwoordig heeft hij de onrustige ogen van de coach. Alles willen en moeten zien, behalve de serene glimlach van het meisje. Het was in 1999 op het strand van Aruba, de horizon wenkte en de winnaar-pur-sang gaf het toe: ‘Het is de innerlijke onrust die me drijft. Ik zou morgen zo alles neer kunnen leggen en elke dag achttien holes gaan lopen. Maar daar is het nog te vroeg voor. Als voetballer heb ik de absolute top gehaald, nu wil ik als trainer een aantal jaren alles uit mijn carrière halen. Ook de absolute top dus. Want ik ben toch wel heel streberig.’

Ook als trainer verkoos hij de weg van de geleidelijkheid. Koeman begon in 1997 als stagiair onder Guus Hiddink bij het Nederlands elftal, degradeerde vervolgens met het B-elftal van Barcelona en smeet als debuterend hoofdtrainer van Vitesse voor veertien miljoen euro aan dubieuze aankopen over de balk. Pas sinds november 2001 is Ronald Koeman weer kampioenenmaker, bij Ajax, dat hij in zijn eerste halfjaar direct naar de dubbel leidde en nu in zijn tweede volle seizoen naar het kampioenschap. De norm is top, Ajax komt een beetje in de buurt. ‘Als ik ergens ben waar ik niet kan winnen, heb ik er eigenlijk niets te zoeken.’

Als voetbalexegeet staat hij nog steeds in het leven met dat oorspronkelijke idee van voetballen. ‘Ik wil een elftal dat initiatief neemt, dat de vrijheid benut om ín een wedstrijd van positie te wisselen, dat zelfstandig de kortste weg naar de overwinning zoekt.’ De voorkeur blijft 4-3-3, maar de dogma’s van het Oude Hollandse Testament heeft-ie allang afgezworen. ‘Ik heb alle kanten meegemaakt. Het Ajax-systeem bijvoorbeeld, maar ook PSV dat drie keer achter elkaar kampioen werd met 4-4-2. Toen hadden we ook mensen aan de zijkant die een actie konden maken: Vanenburg en Arnesen. Barcelona was weer het meest offensief van de clubs waarvoor ik gespeeld heb. Soms vond ik zelfs dat we te veel risico’s namen. Bij Feyenoord dacht ik soms weer: Kunnen we niet wat aanvallender spelen? Ik weet na al die jaren dat er geen waarheid of bepaalde juiste manier in het voetballen bestaat.’ Het gaat om winnen, resultaat is zijn voornaamste barometer van geluk. ‘Als ik een aanpassing doe is het puur om er beter van te worden. Soms moet je als trainer dingen omzetten, in de hoop dat je wedstrijden wint. Internationaal bijvoorbeeld zal ik af en toe zekerheden moeten inbouwen. Ik wil niet afgaan.’

De karatetrap van Louis van Gaal die ernstig dopebruik bij de voetbalcoach deed vermoeden, is aan Ronald Koeman niet besteed, de duidelijkheid wel. ‘Dat is het allerbelangrijkste, heb ik geleerd.’ De trainer Koeman neemt geen halve maatregelen, indachtig zijn leermeester Cruijff. Zo wisselde hij Mido in Groningen al eens voor de rust, waar Cruijff in de Barcelona-jaren niet schroomde Koeman eens net na het beginsignaal van de tweede helft naar de kant te halen. ‘Daar had ik dan enorm de pest over in. Ik reageerde de dagen erna op de training.’ Die overgave verlangt hij ook van zijn spelers: elke dag scherpte en attentie van lichaam en geest. ‘Wie na één goede wedstrijd denkt dat hij er is en minder scherp traint, komt bij mij aan de beurt. Als het moet ben ik keihard.’ Zo bracht-ie binnen Ajax de intentie terug om het allerhoogste te bereiken. ‘Winnen is een manier van leven die de spelers elke dag weer moeten overdragen op elkaar.’

Wat hij in het Nederlandse voetbal tegenwoordig vooral mist is de hongerwoede. ‘De wil om het de tegenstander op ieder moment zo moeilijk mogelijk te maken, daarin zijn wij minder ontwikkeld en dat begint al bij de opvoeding thuis.’ Het is niet voor niets, aldus Koeman, dat Nederlandse jeugdelftallen tegen leeftijdgenoten uit Spanje, Italië of Portugal altijd in de problemen komen. ‘Daar zijn ze opgevoed én opgegroeid met de absolute wil om te winnen. Als ik in Spanje een restaurant binnenga, zie ik nog steeds dezelfde ober van dertig jaar geleden. En die rent nog steeds het vuur uit zijn sloffen om het de mensen naar de zin te maken. Dat is in Nederland anders. Je ziet het in de hele maatschappij. Ook in het bedrijfsleven hebben directeuren meer en meer te maken met personeel dat geen hart meer heeft voor het bedrijf. Mensen die zich bij het minste of geringste ziek melden. Er is altijd wat.’

Recent verlengde Koeman zijn contract met Ajax tot medio 2006. Maar de horizon wijkt toch niet, het eindstation is Barcelona, vroeg of laat. ‘De club Barcelona heb ik in mijn hart gesloten en de stad is fantastisch. De Catalaanse mentaliteit bevalt me. Ik heb het gevecht tegen de rest van Spanje, en vooral tegen Madrid, van dichtbij gezien en gevoeld. Ik ben erin meegesleurd. We hebben er nog steeds een huis en dat doen we nooit meer weg. Er bestaat een kans dat we ons definitief in Barcelona vestigen. Als je ’s morgens opstaat, bepaalt het weer toch voor een groot deel je humeur.’

Ver boven de ambitie zweeft het geluk en de bezorgdheid van de family man. ‘Ik doe alles voor die trainersbaan, maar het zal nooit mijn sociale of familieleven bepalen. Ik zal altijd lekker slapen’, zei Koeman recent. Want als vader van drie kinderen sluimert vooral de angst voor tegenspoed. ‘Bij de huidige oorlog tegen het terrorisme voel ik angst. Waar ik vooral bang voor ben is dat wij hier straks ook extra op moeten passen. Ik wil nog niet de pijp uit. En ik wil dat de mensen in mijn nabije omgeving gezond blijven. Ik ben sowieso erg bang voor de dood. Daar denk ik liever maar niet over na. Ik vind het zo’n gek idee dat je er op een dag niet meer bent. Bovendien: ik vind het leven zó fantastisch.’

Bekijk hier al onze video's