Gentleman tussen fascisten, racisten en antisemieten

Johan Cruijff houdt van creatieve voetballers, mits ze het optimale rendement uit hun kwaliteiten halen. Zij moeten volgens Cruijff hun creativiteit wel functioneel gebruiken. Als kind logeerde hij regelmatig bij SC Enschede-speler Arend van der Wel, een vriend van zijn vader, waardoor hij Abe Lenstra goed leerde kennen.

Gentleman tussen fascisten, racisten en antisemieten

Maar de eigenwijze Fries behoorde niet tot zijn favoriete voetballers. Evenmin als Alfredo Di Stéfano, Gianni Rivera, Stanley Matthews, Bobby Charlton, Pelé, Raymond Kopa of Franz Beckenbauer. Cruijff genoot van zijn medespeler bij Ajax, Piet Keizer. Hij vermaakte zich zodra George Best aan de bal kwam en had veel respect voor Willem van Hanegem. Als De Kromme niet in vorm was, gooide de Feyenoorder zijn fysieke kracht in de strijd en kon hij alsnog wedstrijden beslissen. Dribbelkoning Faas Wilkes was de favoriete vaderlandse vedette van Cruijff. Over de grens ging zijn voorkeur heel verrassend uit naar de Hongaarse midvoor Florian Albert, een sportieve gentleman-voetballer met een fluwelen techniek en een neusje in de zestienmeter. Op 3 mei 1899 stichtte drankfabrikant Ferenc Springer, in de volkswijk Ferencváros van Boedapest, de Ferencvárosi Torna Club. Vanaf de eerste dag bestond er vijandigheid tussen de nieuwe voetbalvereniging en het in 1888 door Joodse zakenmensen in dezelfde wijk opgerichte MTK. Toen Hongarije vóór de Tweede Wereldoorlog de kant van Adolf Hitler koos, werd de populaire club Ferencváros het boegbeeld van de Hongaarse nazi's.

De situatie escaleerde toen de gehate minister van Binnenlandse Zaken, Andor Jaross, in 1944 voorzitter van Ferencváros werd. Hij was in juli 1940 betrokken bij de liquidatie van MTK. De succesvolle Jodenclub werd uit de competitie gehaald. Doordat het bestuur van Ferencváros protesteerde tegen deze beslissing, greep minister Jaross zelf de macht. Hij was tevens verantwoordelijk voor de deportatie van veel Joodse wijkbewoners, onder wie officials en spelers van MTK, naar Auschwitz. Jaross had de dood van duizenden Joodse Hongaren op zijn geweten en werd na de oorlog ter dood veroordeeld.

Nadat Hongarije was bevrijd door de Sovjet-Unie, speelde Ferencváros opnieuw een hoofdrol. Toen de Russische bevrijders zich als bezetters manifesteerden, werd Ferencváros een anti-communistisch bolwerk. MTK werd geadopteerd door de vakbond van textielarbeiders, maar in 1951 kreeg het weer een Joodse voorzitter. István Vas lieerde zijn club aan de gehate geheime dienst van het communistische bewind, waardoor Ferencváros weer de populairste vereniging van Hongarije werd.

In het begin van de jaren vijftig produceerde de club opnieuw jeugdige talenten, maar toen Sándor Kocsis, Zoltán Czibor en László Budai doorbraken, werden ze opgeroepen voor militaire dienst en moest Ferencváros de spelers afstaan aan de legerclub Honvéd. In 1963 werd Ferencváros, na zestien jaar, weer landskampioen, onder trainer József Mészáros. Twee jaar later volgde er zelfs internationaal succes, toen de ploeg de Jaarbeursstedenbeker won, door in de finale Juventus met 1-0 te verslaan, onder leiding van het begenadigde talent Florian Albert.

Het Hongaarse regime wilde zich via aansprekende voetbalsuccessen profileren. Overal werden trainingsaccommodaties aangelegd en stadions gebouwd. In 1953 werd in Boedeapest het Nép Stadion geopend. Legerclub Honvéd vertolkte een sleutelrol. Daar werden Ferenc Puskás en József Bozsik groot, de regisseurs van het latere Wonderteam. Minister Mihály Farkas zag in voetbal het ultieme middel om zijn politieke standpunten te promoten. Hij misbruikte zijn macht door alle goede voetballers op te roepen voor militaire dienst, waarna ze verplicht voor Honvéd moesten uitkomen. Dat leverde de club in 1950 voor het eerst een landstitel op. In 1952 won Hongarije in Helsinki olympisch voetbalgoud. Het resultaat was een groot feest in Hongarije, want de ploeg had uitgerekend in de finale van Joegoslavië gewonnen en de Russische leider Jozef Stalin was de aartsvijand van zijn Joegoslavische collega Tito.

Op 25 november 1953 speelden de Hongaren op Wembley het thuis onverslaanbaar geachte Engeland met 3-6 van het heilige gras. Een paar maanden later in Boedapest gingen de Engelsen zelfs met 7-1 ten onder. In 1954, tijdens het WK in Zwitserland, moest het Wonderteam de show stelen. Maar tijdens de finale tegen West-Duitsland ging het fout. De Hongaren namen al snel een 2-0 voorsprong, maar verloren in Bern na 31 overwinningen op rij met 2-3, ondanks de aanwezigheid van de door het regime geproduceerde vedetten Puskás, Grosics, Lorant, Hidegkuti, Bozsik, Zakarias, Lantos, Buzanski, Toth, Kocsis en Czibor. Terug in Hongarije moesten de spelers door de politie worden beschermd tegen een woedende volksmassa.

Twee jaar later keerde die woede zich tegen de geheime politie, doordat er tijdens een vredig protest van studenten met scherp werd geschoten op de demonstranten. Het was helemáál een klap in het gezicht van de machtshebbers dat de nationale helden Puskás, Kocsis en Czibor naar het buitenland vluchtten.

Hongarije moest een nieuw nationaal elftal opbouwen rond het begenadigde talent Florian Albert. Hij werd op 15 september 1941 geboren in Hercegszanito, als zoon van de dorpssmit. De familie verhuisde naar de hoofdstad, waar Albert lid werd van Ferencváros, In 1958 debuteerde hij op zestienjarige leeftijd in de spits. Een paar weken later werd hij al geselecteerd voor het nationale elftal. Tijdens het WK van dat jaar in Zweden werd Hongarije uitgeschakeld door Wales, maar in 1962 in Chili lieten de Hongaren een uitstekende indruk achter.

Albert werd met vier doelpunten gedeeld topscorer, met de Brazilianen Vava en Garrincha, de Rus Valentin Ivanov, de Joegoslaaf Drazan Jerkovic en de Chileen Leonel Sánchez. Vier jaar later in Engeland was Albert de absolute sterspeler. Eerst waren de Hongaren met 3-1 te sterk voor het Portugal met Coluna, Torres, Augusto, Simoes en Eusebio. Vervolgens wonnen ze glansrijk met dezelfde cijfers van de gedoodverfde titelkandidaat Brazilië. Garrincha, Tostao en Jair waren figuranten vergeleken bij Farkas, Bene en Albert.

Ook Bulgarije werd met 3-1 geklopt, waardoor de onverwachte 2-1 nederlaag tegen de politieke vijand Sovjet-Unie hard aankwam. Daardoor kreeg Albert niet de internationale erkenning die hij verdiende. Hij moest het de rest van zijn carrière met nationale waardering doen, terwijl een ultieme voetballiefhebber als Cruijff hem op de voet volgde.

De Keizer van Hongarije, zoals hij in de volksmond heette, speelde van 1958 tot 1974 liefst 537 wedstrijden voor Ferencváros, waarin hij 383 keer scoorde. Tussen 1959 en 1974 kwam hij 75 keer uit voor het nationale elftal. Albert werd vier keer kampioen van Hongarije en won één keer de nationale beker. Hij bezat twee bronzen medailles, van de Olympische Spelen in 1960 en het EK in 1964.

In 1966 was hij, samen met Eusebio, topscorer van het Europa Cup I-toernooi en in 1967 werd hij gekozen tot Europees Voetballer van het Jaar, vóór Bobby Charlton, Jimmy Johnstone, Franz Beckenbauer en Eusebio. Zijn sprookjeshuwelijk met de beroemde actrice Eve Balint hield heel Hongarije bezig. In 1963 werd hun dochter Helga geboren, in 1967 volgde zoon Gustav. Na zijn actieve carrière trad Albert als voetbalcommentator in dienst van het persbureau MTI en had hij eindelijk tijd om concerten te bezoeken, want hij gek op composities van Johann Brahms.

Na een mislukt trainersavontuur in Libië was Albert in allerlei functies actief voor Ferencváros, waar hij tevens jarenlang voorzitter was. De club was er trots op dat zij altijd buiten de invloedssfeer van de communistische partij bleef. Desondanks had Ferencváros een slechte reputatie, doordat de fanatieke aanhang voortdurend in verband werd gebracht met het fascisme, racisme en antisemitische spreekkoren.

In 2004 werd een supporter van het Engelse Millwall neergestoken tijdens de UEFA Cup-wedstrijd in Boedapest. De ex-topvoetballer schaamde zich altijd voor het wangedrag van zijn supporters en deed er alles aan zijn club een fatsoenlijk imago te verschaffen. Hij vond het vreselijk dat de Hongaarse clubs regelmatig werden genoemd in omkoopschandalen.

Sinds 2007 heette Ferencváros' thuishaven van Stadion Albert Florian. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was de capaciteit nog 38 duizend plaatsen, maar na een ongeluk in 1947 tijdens de interland tegen Oostenrijk, waarbij twee tribunes instortten doordat er op de zwarte markt kaartjes waren verkocht, werd het complex gesloten. Na een grondige renovatie werd het 27 jaar later heropend. Stadion Albert Florian heeft nu 18.100 zitplaatsen. Ernaast staat tegenwoordig een standbeeld van Ferenc Springer, de man die de club in 1899 oprichtte.

De laatste jaren tobde Albert met zijn gezondheid. Eind vorige maand onderging hij een hartoperatie en op zondag 30 oktober overleed de favoriete speler van Johan Cruijff. Florian Albert, een waardig ambassadeur voor het topvoetbal, werd zeventig jaar.

Johan Derksen

Bekijk hier al onze video's