Ebi Smolarek: ‘Misschien moet ik Ruud Gullit wel bedanken’

Hij schittert op het grootste podium van Europa, staat tweede op de Duitse topscorerslijst en plaatste zich met Polen voor het WK. Toch is Ebi Smolarek (24) niet helemaal gelukkig, want zijn grote liefde Feyenoord wees hem tot drie keer toe af. Verguisd in De Kuip, bejubeld bij Borussia Dortmund.

Ebi Smolarek: ‘Misschien moet ik Ruud Gullit wel bedanken’

De Bundesliga staat in Nederland niet hoog aangeschreven. Jij was vóór je komst naar Borussia Dortmund ook niet echt gecharmeerd. Hoe bevalt het je na bijna een jaar?

‘Elke thuiswedstrijd speel je voor minimaal zeventigduizend mensen. Dat is al raar, maar bij uitduels weet je helemáál niet wat je ziet. Naar Leverkusen waren er laatst tienduizend mensen meegereisd! Bij al onze uitwedstrijden is een groot deel van het stadion geel-zwart, echt fantastisch om mee te maken. Ik kom bij Feyenoord vandaan, in Nederland de club met de grootste aanhang. Die reizen hun ploeg ook overal achterna en als het mogelijk was zouden dat er waarschijnlijk nog veel meer zijn dan nu. Maar zonder iemand ergens op aan te vallen, is Borussia Dortmund wat dat betreft wel twee keer zo groot als Feyenoord. Dat klinkt ongelooflijk, maar het is toch waar. Die mensen zijn al om tien uur ’s ochtends bij het stadion om een goede plaats te vinden. Dat valt hier sowieso op, de staantribunes zijn nooit leeg. In Nederland mag dat allemaal niet meer vanwege regeltjes, regeltjes en regeltjes. Duitsland is natuurlijk ook een groter land met veel meer inwoners. Maar ik denk dat de sfeer in de stadions het hier mogelijk maakt zo’n enorme schare fans te trekken. Risicowedstrijden kennen ze hier niet. Zo zag ik na mijn debuut zóveel mensen bij de uitgang staan dat ik een alternatieve route naar het spelershome koos. Ik kwam per ongeluk terecht onder het vak met de uitsupporters en scheet echt in mijn broek, want in Nederland krijg je dan – als je geluk hebt – alleen woorden naar je hoofd. Hier kwamen ze naar me toe en gaven me een hand, ik wist niet wat ik meemaakte. Sindsdien loop ik altijd onder dat vak door, nooit een probleem gehad. Bij uitwedstrijden staan fans van de andere club bij onze bus vaak te klappen, dat kende ik helemaal niet.’

Jij bent de sensatie van dit seizoen, staat zelfs tweede op de topscorerslijst met elf doelpunten. Qua benutte kansen heb je het hoogste scoringspercentages van de Bundesliga, Datzelfde geldt gek genoeg voor verloren duels met je tegenstander. Leg uit.

‘Scoren is gewoon een kwestie van concentratie. Die bal moet in elk geval tussen de palen, dat gaat me makkelijk af. Dat ik weinig duels win, heeft ermee te maken dat wij een bepaalde tactiek spelen. Als spits krijg je in de Bundesliga allemaal verdedigers tegenover die groter zijn dan 1 meter 86, ze spelen hier ook puur met een laatste man en dan volgt die ander je. Dat is niet gemakkelijk als je ergens in de 1 meter 70 bent. Zo voetballen ze hier, daarnaast heeft elke ploeg een speler van extra klasse die een wedstrijd kan beslissen. Vaak een jongen uit het buitenland, internationale top. Daardoor zijn die anderen alleen met tegenhouden bezig, dat maakt het niet gemakkelijker. Het is dan ook geen competitie waar ik graag wilde spelen. Maar het valt me honderd procent mee, ik heb het enorm naar mijn zin.’

Je passionele liefde voor Feyenoord was niet wederzijds. Je mocht als pupil niet komen, moest vervolgens als jeugdspeler weg, haalde desondanks het eerste elftal en werd vervolgens wéér weggestuurd.

‘Ik heb mezelf als jochie aangemeld terwijl mijn vader (Wlodi Smolarek, red.) bij FC Utrecht speelde. Ik was supporter van Feyenoord, maar ze vonden me niet goed genoeg. Bij D1 heb ik een jaar meegetraind, maar ik mocht niet eens spelen. Daarna ben ik via C5 opgeklommen naar het B1-elftal van de sportclub, de amateur-afdeling. Daar stond ik stil, want als het goed gaat, transfereer je naar de B1 van de stichting, de profs. Daar komen de talenten terecht. Toen kreeg ik van jeugdtrainer Arno Pijpers (nu technisch manager van FC Utrecht, red.) te horen dat ik weg moest. Maar ik ben gebleven, en het ging steeds beter: ik kwam bij de A1 van de sportclub en maakte tóch de stap naar de stichting. Ik vergeet nooit meer dat ik in het begin van het seizoen bij trainer Henk van Stee in de auto te horen kreeg dat ik het moeilijk zou krijgen dat jaar, omdat ik achter Leonardo stond. Vervolgens wonnen we alles en werd ik tot beste jeugdspeler van Nederland gekozen. Daar heb ik Van Stee nog wel even aan herinnerd. Hij kon er wel om lachen, fijne trainer. Vervolgens hoopte ik dat ik bij het eerste van Feyenoord zou komen. Maar Rob Baan (destijds technisch directeur, red.) was duidelijk: ik mocht naar Excelsior en anders was het meetrainen in het tweede elftal. Ik koos voor het tweede, waar ik de oudste speler werd. Ik wist dat er met Bert van Marwijk een nieuwe trainer zou komen, ik wilde voor Feyenoord spelen en wist dat de trainers daar vaker bij het tweede elftal kwamen kijken dan bij Excelsior. Mensen denken dat je altijd hoger moet gaan, maar dat hoeft niet het beste te zijn. Uiteindelijk bleek mijn keuze de juiste, want Van Marwijk haalde me vlak voor de winterstop toch naar het eerste.’

Het jongensboek leek even af.

‘Mijn eerste wedstrijd in Feyenoord was meteen De Klassieker, thuis tegen Ajax. Op de training merkte ik nog niets, maar op het wedstrijdbord stond mijn naam. Jeetje, toen kreeg ik het echt warm. We wonnen met 3-1 en daarna kon ik in Rotterdam helemaal niet meer kapot. Dan gebeurt er van binnen wel wat met je. Vanaf mijn jeugd had ik de lichten van het stadion gezien tijdens de trainingen, de fans die mijn vaders naam zongen gehoord, gevochten voor wat niet haalbaar zou zijn en dan speel je tóch bij jouw favoriete club in het eerste elftal... Dat is wat, zeg! Dan hoor je die fans twintig jaar later hetzelfde liedje zingen als dat ze voor mijn vader zongen. Kippenvel.’

Je was een echte Feyenoord-fan in het eerste elftal. Dat ging zóver dat je zei dat je liever in de havens zou werken dan voor Ajax spelen.

‘Grappig dat je dat weet. Dat heb ik inderdaad wel eens tegen John Heitinga gezegd. Ik herstelde samen met hem en Marco van Basten in Zeist van een knieblessure. Dag in dag uit zagen we elkaar, dan groeit er wat. Daar hebben we heel veel met elkaar gepraat en heb ik dat inderdaad gezegd, dat was ook echt zo. Feyenoord was, is en blijft mijn club en ik wilde maar één ding: daar voetballen en nergens anders. Ik kan er nu wel om lachen, maar waar ik níét om kan lachen is dat ik daar nu niet meer speel. Dat doet me ontzettend veel pijn, ik was daar nog lang niet klaar. Natuurlijk sta ik nu in het Poolse elftal, ga ik straks naar het WK en ben ik tweede op de topscorerslijst van Duitsland. Maar mijn keuze was dit niet. Bij Feyenoord zat ik op de tribune en zou ik niet meer spelen. Ik wist dat ik op die manier niet verder kon, zo kon ik het WK wel vergeten. Opeens belde Van Marwijk en van de ene op de andere dag zat ik in Dortmund. Maar ja, wat kun je de club verwijten? Als de trainer je niet opstelt houdt het op. Jorien van den Herik, Sjaak Troost en Mark Wotte vonden het ook rot. Maar alle respect voor Ruud Gullit, ik heb geen moeite met hem. Hij is een grote speler geweest, de trainer bepaalt.’

Het lijkt wel dat jij een cursus voor gevorderden hebt gevolgd op de mediatrainingschool. Jij bent er toch gewoon op heel rare gronden uitgewerkt bij Feyenoord? Zeg eens eerlijk, als jij toen had geweten dat Gullit zou vertrekken, was jij dan ook gegaan?

(Na enige stilte) ‘Nee, dan was ik niet vertrokken. Ik heb daar een enorm rotgevoel over, ik moest Feyenoord zonder eer verlaten. Ik heb niet eens afscheid kunnen nemen van de supporters, ik ben opeens vertrokken. Dat doet pijn, op zo’n manier wil niemand weg. Ik was helemaal niet klaar om uit De Kuip weg te gaan, ik wilde alleen voor Feyenoord spelen. Ik ben Feyenoorder in hart en nieren, maar ik kon niemand bedanken.’

Want de waarheid is te belachelijk om waar te zíjn. Die begint bij een rinkelende telefoon van Ruud Gullit in de kleedkamer. Je keek raar uit je ogen, volgens hem. Het was een persoonlijke kwestie.

‘Ik heb geen zin erover te liegen, dat klopt waarschijnlijk, maar bewijzen kan ik het nooit. Ik wil niet zeggen dat het alleen dááraan lag, misschien lag het wel aan de manier waarop Gullit naar voetbal keek. Als hij dan in de kleedkamer een speech houdt en zegt dat-ie het helemaal zat is met die telefoontjes, dat hij er geen één meer wil horen en dan vervolgens vijf minuten later zijn eigen telefoon rinkelt... Dan lig ik echt dubbel. Dat anderen dan niet lachen, tja... Je moet toch ook plezier hebben. Als Gullit humor had zou hij er ook om lachen. Er was helemaal niets kwaads mee bedoeld, in de zin dat de groep hem niet serieus zou nemen. Ik kreeg gewoon de slappe lach.’

Dat kostte jou je basisplaats.

‘Dat is nooit letterlijk gezegd. Feit is wel dat ik tot dat moment bij een aantal bepalende jongens hoorde met wie de trainer verschillende gesprekken voerde over hoe we zouden gaan spelen, dus ik hoorde er voor hem echt bij. Maar dan zit je de eerste wedstrijd op de bank... Dat is vreemd, ik deed het op de training goed, maar kreeg geen kans. Ik begreep het niet. Ben met hem gaan praten, maar kwam er niet doorheen. Ik zou volgens hem niet goed in de groep liggen, hij zag iets in mijn ogen wat hem niet beviel en dat was voor hem een gevoelskwestie. Wat moet je dan nog? Ik kijk zoals ik kijk.’

Had je misschien een zonnebril op moeten zetten?

‘Haha, dat zijn de grappen die je dan niet meer kunt maken.’

Vervolgens belt Van Marwijk.

‘Echt fantastisch, ik ben blij dat ik zijn vertrouwen nu kan terugbetalen met veel doelpunten. Hij had honderd anderen kunnen nemen maar belde mij. Dortmund speelde tegen degradatie, in eerste instantie werd ik gehuurd, maar na twee maanden wilden ze me al overnemen van Feyenoord. Dat heeft ze erg weinig gekost. Ik heb nu een vierjarig contract in de Bundesliga, als het afloopt ben ik 28. Ze zeggen altijd dat je de cirkel rond moet maken. Ik wil heel graag terug naar Feyenoord, maar je weet niet hoe het loopt, zeker niet in het voetbal. Straks gebeurt het niet en zeg ik nu iets wat ik niet kan nakomen.’

In Dortmund snappen ze intussen weinig van die Smolarek. Op de website regent het bijvoorbeeld vragen hoe jij het in je hoofd haalt De Kuip het mooiste stadion ter wereld te noemen.

‘Tja, dat snap ik wel. Als je dat Westfalenstadion hier ziet met die enorme staantribune, dat maak je niet elke dag mee. Voor die mensen is er geen mooier stadion mogelijk. Míjn hart is voor Feyenoord, en De Kuip is al mijn hele leven een speciale plaats. Maar langzaam maar zeker begint er ook een klein hartje voor Borussia Dortmund te kloppen. De clubs lijken ook op elkaar. Mensen moeten hier hard werken voor hun geld en staan totaal achter de club. We hebben een jong team dat in de groei zit, dus we zijn wat wisselvallig. Bij de trainingen hier hoef ik de ballen niet eens te dragen, ik speel gewoon mee bij de routiniers. Dat is wel een vreemde gewaarwording, want in de nationale ploeg van Polen ben ik de jongste speler. Terwijl dit mijn tweede WK had kunnen worden, de vorige keer lag mijn ticket al klaar. Maandag zou ik vliegen en de vrijdag ervoor ging ik door mijn knie. Toen was het tv-kijken.’

Feyenoord telde in jouw tijd vier Polen. Praat je bijvoorbeeld met Jurek Dudek nog wel eens over de club? Hij is net als publiekslievelingen zoals jij, Paul Bosvelt, Jon Dahl Tomasson en Pierre van Hooijdonk door de achterdeur vertrokken.

‘Larsson, Kalou... Zo kun je wel even doorgaan. Dat heeft iets met de club intern te maken, ik kan niet in het verhaal van andere spelers kijken. Ik weet wel dat de supporters achter mij stonden. Ik vind het jammer, die spelers hebben zóveel betekend voor de club. En ik heb zóveel van ze geleerd. Peter van Vossen, Igor Korneev, Uli van Gobbel, Paul Bosvelt, Jon Dahl Tomasson; er waren heel veel vechtpartijtjes op de training, om het winnen. Jonge spelers hadden heel weinig te zeggen, dat hoefde je niet eens te proberen. Ballen dragen en je bek houden, dat vond ik niet erg ook. Je kende je plaats.’

En na het vertrek van die dragende spelers?

‘Toen was het los, voorbij. Jonge spelers konden gewoon ballen laten liggen, het respect dat daar níét was, heerst hier in Duitsland nog wel. Je hoeft hier echt niet tegen een zeventienjarige te zeggen dat hij de ballen mee moet nemen; ze maken ze zelfs nog schoon, helemaal zonder morren. Dat gebeurt gewoon, ze weten in wat voor rangorde ze zitten en daarna komt er een periode waar ik nu in zit, dan doen de anderen dat voor jóú. Leonardo vond zichzelf de nieuwe Maradona, ik zou niet eens weten waar hij nu zit. Bij Ajax spelen toch jongens die langer blijven en dan worden ze verkocht. Waarom dat in Rotterdam niet gebeurt weet ik niet. Wij hadden in de jeugd een fantastisch elftal. Dat ze het niet halen ligt deels aan de spelers zelf, maar de club zou ze meer tijd moeten geven. Jongens worden gebracht, en weer teruggezet. Het eerste succes, hoe ga je daarmee om? Van Stee zei altijd dat het niet zo moeilijk is om in het eerste te kómen, maar dat het tien keer moeilijker is er te blíjven. Die tijd vergeet ik nooit. Ik speelde met jongens als Said Boutahar, René van Dieren, Gill Swerts en Steve Olfers. Die hadden moeten blijven, wij hadden samen in het eerste kunnen en moeten voetballen. Ze zijn wel prof geworden, maar het viel uit elkaar. In plaats daarvan kwamen er spelers uit de hele wereld die niet beter waren. Feyenoord had de laatste jaren veel buitenlandse voetballers die niet eens Nederlands spraken, dat was echt een heel groot probleem. Ik vond het ontzettend zielig voor de buitenlanders, die snapten niets en de Nederlandse jongens zaten apart bij elkaar, ik liep daar een beetje tussen met mijn Pools-Nederlandse achtergrond. Maar als je dan besprekingen moet gaan houden over te laat komen, en die spelers dat niet eens kunnen verstaan, dat kán toch niet? Trouwens, te laat komen? We hebben het over profvoetbal, daar hoef je toch niet over te praten? Dan maak je vervolgens ook nog mee dat er in de kleedkamer besprekingen in het Engels worden gehouden, terwijl sommige spelers na twee jaar niet eens Nederlands spraken. Ik hoorde ook van veel supporters dat ze zich niet meer herkenden in de ploeg. Maar als speler kun je niets zeggen, zeker niet als je geen basisplaats hebt. Nu kan ik wél dingen zeggen. Er werd niet meer met passie gespeeld. Klaar met de wedstrijd? Snel naar huis. Het was gewoon niet meer gezellig. En dat heb ik nu wél hier in Dortmund. Misschien moet ik Gullit wel bedanken voor wat hij heeft gedaan.’

Dat is nu bijna een jaar geleden. Inmiddels scoor je als een dolle als vervanger van de geblesseerde Jan Koller. Letterlijk en figuurlijk niet de kleinste voetsporen om in te treden. Voel je nu dit ben ik of ben ik dit?

‘Dit ben ik. Ik wist het, maar heb het nooit kunnen laten zien. Sommigen vinden het een negatief woord, maar het is een gezonde arrogantie dat ik weet wat ik kan en daar niet zenuwachtig over hoef te zijn. Ik ga het veld in met het idee dat ik de tegenstander ga opvreten. Ik laat nu zien wat ik echt kan en dat is voor het doel geconcentreerd zijn en alert zijn op een bal die net ertussen valt. Dat is gewoon scoren. Tomasson maakte op die manier heel veel goals voor Feyenoord. Echt een heel goede speler naar wie ik heel veel heb gekeken.’

Zouden jouw huidige prestaties ook bij Feyenoord mogelijk zijn geweest?

‘Het is hier niet gemakkelijker, al gaat het nu goed. Ik denk dat ik dit bij Feyenoord ook wel had kunnen laten zien, ja. Hier spelen we in een ander systeem zonder nummer 10 en ik sta nu op 9. Ik vind het belangrijk dat je als spits ook voor het team werkt. Je hoeft op die positie niet veel te rennen, als je maar goed stáát. Als heel het elftal druk zet, maakt de tegenstander fouten, en daar moet ik van profiteren. Je hoeft niet in balbezit te zijn om een doelpunt te maken. En als ik nu vijf wedstrijden niet scoor en we winnen, dan vind ik het ook best. Ik ben geen egospits. De definitie dat je alleen speelt om te scoren gaat voor mij echt niet op.’

Bekijk hier al onze video's