Delano Hill: ‘Willem II kan iets heel moois gaan neerzetten’

Na vier seizoenen degradatievoetbal met Hansa Rostock in Duitsland en achttien vreemde maanden bij het Oostenrijkse Austria Wien is Delano Hill (31) terug in Tilburg. De Rotterdamse verdediger weet zeker dat Willem II nog steeds hoort te strijden om Europees voetbal en wil bewijzen dat hij een belangrijke schakel kan zijn om die ambities te verwezenlijken. Genoeg redenen voor een uitnodiging op de VI-redactie.

Doelman Jelle ten Rouwelaar, je ploeggenoot bij je vorige club Austria Wien, vertelde dat hij keihard met een vuist op tafel zou slaan zodra een club hem zo zou behandelen als jou daar is overkomen.

‘Kan ik me voorstellen, maar dat zit gewoon niet in mijn karakter. Ik was heel erg teleurgesteld in sommige mensen, maar wist dat ik de strijd niet kon winnen. Er was één speler die niet met mij wilde voetballen en hij had helaas alle macht in de selectie. Volgens mij was hij bang dat het met mij erbij beter zou gaan en hij vervolgens in de problemen zou komen. Ik verdedig graag naar voren, hij bleef liever achterin hangen. Als zo iemand steun krijgt in alle geledingen van de club, dan heb je een probleem. De voorzitter van Austria Wien heeft absoluut geen verstand van voetbal, maar heeft wél wat te zeggen over de opstelling, dat soort taferelen. Ik was gehaald door de van oorsprong Nederlandse trainer Frenk Schinkels, onder hem speelde ik aanvankelijk nog. Vervolgens scheurde ik in een Europa Cup-duel bij Viking Stavanger een borstspier, waardoor ik vijf maanden eruit lag. Nadien heb ik geen eerlijke kans meer gehad.’

Waarom wil je de naam van die speler niet noemen?

‘Omdat ik niet wil natrappen en omdat ik het achter me heb gelaten.’

Heb je die onvrede destijds intern wél kenbaar gemaakt?

‘Ik kwam er pas heel laat achter dat dit de reden was dat ik geen kans meer kreeg. Ik vond eigenlijk dat Schinkels daar al veel eerder werk van had moeten maken. Dat hij later werd ontslagen, vond ik dus niet zo erg.’

Je loopt al heel wat jaartjes mee. Heb je ooit eerder meegemaakt dat één speler zo machtig is?

‘Nee. Het ging ook nog allemaal achter mijn rug om. Nooit werd er iets rechtstreeks in mijn gezicht gezegd. En blijkbaar ging iedereen erin mee, dat zijn dan in mijn ogen slechte mensen en in die types ga ik geen energie steken.’

Dus je was maar wát blij dat Willem II je afgelopen winter wilde overnemen.

‘Ja, want ik had er al rekening mee gehouden dat ik een paar maanden met het tweede van Austria zou moeten trainen. Na de winterstop kwam ik op de club en vertelde manager Otto Baric dat ze me niet meer nodig hadden. Dat was een totale verrassing. Ik had namelijk de laatste wedstrijd vóór de winterstop tegen Salzburg gespeeld, maar nu mocht ik niet eens met de A-selectie trainen. Die groep ging vervolgens op trainingskamp en ik had de hoop dat ik na die week weer mocht aansluiten. Zover is het niet gekomen, want Willem II meldde zich. Toch ben ik niet zonder slag of stoot vertrokken. Omdat ze blijkbaar zo graag van me af wilden, vond ik dat ze me geld moesten meegeven. Dat hebben ze uiteindelijk ook gedaan, anders was ik tot de zomer daar gebleven. Ik wist in mijn achterhoofd dat dit mijn laatste grote contract zou zijn en dat wilde ik niet zomaar opgeven. Ze mochten van mij doen wat ze wilden, maar ze zouden mij niet gek krijgen.’

Hoe neem je afscheid van zo’n club?

‘Ik heb iedereen een hand gegeven en ben vertrokken. Ook die jongen die ervoor zorgde dat ik niet speelde. Hij wist namelijk niet dat ik wist wat voor spelletje hij speelde. Geen moment heb ik de behoefte gehad hem de waarheid te zeggen. Iemand die zich zó gedraagt is voor mij niets waard. Dat is misschien vreemd en ongebruikelijk in de voetballerij, maar zo zie ik het.’

Ben jij niet te lief geweest?

‘Misschien wel, maar ik voel me er goed bij. Ik had niet het gevoel dat ik steun zou krijgen als ik van me af ging bijten, dus daarom besloot ik maar me erbij neer te leggen.’

Hoe frustrerend is zo’n situatie?

‘Ik had het er wel moeilijk mee, maar gelukkig ben ik positief van karakter, dat heeft me zeker geholpen. Omdat ik aan deze situatie niets kon doen, vond ik die vijf maanden waarin ik door die blessure aan de kant stond vervelender. Sportief was Wenen teleurstellend, maar als mens heb ik het er heel goed gehad. De stad is prachtig en ik heb er mijn huidige vriendin leren kennen. Buiten het veld heb ik er méér genoten dan erop. Zo’n rare situatie is aan de ene kant zelfs goed voor een mens. Je leert omgaan met tegenslagen, het zijn onbetaalbare levenservaringen. Ik geloof niet dat ik nu nog snel in paniek raak als een trainer me een keertje op de bank zet.’

De spelers met wie jij een jaar of dertien geleden in PSV 2 voetbalde, vinden het verrassend dat jij het zover hebt geschopt. Begrijp jij die verwondering?

‘Zeker. Ik kwam als amateur van Neptunus uit Rotterdam. In dat tweede elftal van PSV liepen genoeg voetballers die veel beter waren, maar die uiteindelijk niet zover zijn gekomen als ik. Dat heeft in mijn ogen alleen maar met wilskracht en mentaliteit te maken. Voor mij was het heel simpel: een baan als constructiebankwerker of lekker voetballen. Dan lijkt het me logisch dat je heel erg je best gaat doen om iets in het voetbal te bereiken. Er is niks mis met een gewone baan, maar ik denk dat iedereen die zo’n keuze heeft liever gaat sporten. Dat ik dit heb bereikt maakt me trots, ik heb het namelijk helemaal zelf afgedwongen.’

PSV, FC Den Bosch, RKC Waalwijk en nu voor de tweede keer Willem II; wat heb jij, Rotterdammer in hart en nieren, toch met Brabant?

‘Ik ben wel een beetje verliefd geworden op Brabant. De manier waarop de mensen hier in het leven staan bevalt me gewoon heel erg goed. Aan elke club waar ik speelde heb ik een goed gevoel overgehouden, met als hoogtepunt natuurlijk mijn eerste periode bij Willem II, waarmee ik in 1999 tweede werd en de Champions League bereikte. Het is niet zo dat ik koste wat kost in Brabant wil voetballen, ik had het namelijk prachtig gevonden als ik bij Sparta of Feyenoord een kans had gekregen. Ik denk ze al die jaren hebben zitten slapen. Mijn ouderlijk huis staat vlak bij Het Kasteel, de velden van Neptunus liggen naast die van Sparta nota bene. Ik vind Sparta een prachtige club met een mooie uitstraling en Feyenoord is natuurlijk ook geweldig. Excelsior heeft me wel gescout toen ik jong was, maar de keuze tussen PSV en Excelsior is niet zo moeilijk, hè. Ik ben er trouwens niet treurig om dat ik nooit een kans heb gekregen bij Sparta of Feyenoord. Het is nu eenmaal niet anders.’

Ook NAC Breda, een van de verrassingen in dit seizoen, wilde je graag hebben. Dat was sportief toch veel interessanter?

‘Dat had ik de mensen in Tilburg niet aan kunnen doen. Die onderlinge rivaliteit was niet de belangrijkste reden voor mijn terugkeer naar Willem II, maar het speelde wel een beetje mee. Toch heb ik vooral gekeken naar het sportieve plaatje. Ik vind dat er bij Willem II genoeg goede voetballers onder contract staan. Die lage klassering in de winterstop was geen juiste afspiegeling van de kwaliteiten. Mijn gevoel zei me dat er echt wel iets van te maken was en dat ik met mijn kwaliteiten het elftal kon helpen. Sentimenten zijn mooi, maar ik kies echt niet voor een zinkend schip als er ook andere opties zijn. Het zat Willem II gewoon even niet mee, het ontbrak de selectie aan zelfvertrouwen. Inmiddels hebben we bewezen dat we niet in de onderste regionen hoeven te spelen. Handhaving is het enige dat telt en als de club in de komende maanden erin slaagt de huurlingen Cristiano, Rydell Poepon en Maikel Aerts te behouden, dan durf ik te zeggen dat we komend seizoen iets heel moois gaan neerzetten.’

In de strijd om handhaving hebben ze aan jou in elk geval een goede kracht. Bij Hansa Rostock heb je vier jaar tegen degradatie moeten knokken.

‘En telkens met succes, behalve in het laatste seizoen. Ik weet wat het betekent voor lijfsbehoud te vechten, ja. In Duitsland heb ik geleerd dat het resultaat heilig is. Om iets te bereiken in deze sport is discipline onmisbaar en dat brengen ze je daar wel bij. Bij Hansa Rostock moesten we elke dinsdagochtend zo’n negen kilometer hardlopen in de bossen. Telkens hetzelfde rondje en op den duur kreeg ik in de gaten dat je een heel stuk kon afsnijden, zonder dat de trainers het in de gaten zouden hebben. Denk je dat er ook maar één Duitser het in zijn hoofd haalde dat te doen? Geen sprake van! Als ik, of een van de andere buitenlanders, voorstelde de korte route te nemen, werd je direct gecorrigeerd. Die beroepsernst en saamhorigheid maakt Duitse teams zo sterk. Ze hebben alles over voor het resultaat, geven elke week alles voor de drie punten. En als die overwinning niet mogelijk is, dan geven ze alles voor dat ene puntje. Sommige wedstrijden zijn het aankijken niet waard, zo slecht, maar strijd is er altijd. Daarom hebben de traditionele Duitse topclubs het nergens gemakkelijk. In het bekertoernooi hetzelfde verhaal. Met Rostock zijn we regelmatig eruit gevlogen tegen clubs die één of twee divisies lager speelden. Het feit dat geen enkele club een tegenstander als gemakkelijk kan beschouwen is dé charme van het Duitse voetbal.’

Daartegenover staat dat het er allemaal erg serieus is.

‘Zeg dat wel. In het begin had ik voor een wedstrijd het gevoel dat we naar een begrafenis gingen, zó stil was het in de kleedkamer. Iedereen zat maar voor zich uit te staren, maar ik een jongen die graag lacht en een dolletje maakt. Mijn eerste trainer bij Hansa, Friedhelm Funkel, vroeg me zelfs een keer of ik niet eens moest beginnen met het concentreren op de wedstrijd. Pas toen ze me wat beter leerden kennen, ontstond er begrip voor mijn manier van voorbereiden. Maar voetbalhumor kennen ze niet. De practical jokes die ik uit Nederland kende, heb ik daar niet voorbij zien komen. Ik heb ook niet geprobeerd daarin verandering te brengen. Ik vind dat een buitenlander zich moet aanpassen aan de gebruiken van het land waar hij of zij gaat wonen. Je hoeft jezelf niet helemaal te veranderen, maar het is logisch dat je probeert de gewoontes en bepaalde gebruiken jezelf eigen te maken. Dan krijg je vanzelf waardering. Dat ik er een jaar over heb moeten doen contact te krijgen met een van de buren, neem je dan maar voor lief. Ze zijn in Oost-Duitsland nu eenmaal wat stugger, daar moet je begrip voor hebben.’

En als het geld goed is ben je altijd wel bereid bepaalde dingen te slikken…

‘Klopt, ik zal niet ontkennen dat het geld een belangrijke reden was naar Rostock en later naar Wenen te vertrekken, maar ik wilde ook graag mijn grenzen verleggen. In Nederland had ik alle spitsen tegenover me gehad, ik was op zoek naar nieuwe uitdagingen. Als je dat dan kunt combineren met een heel goed salaris, is dat toch prachtig? Ik was gewoon benieuwd of ik me ook daar staande kon houden. Het uitschakelen van een goede spits geeft me meer voldoening dan scoren. Dat ik die uitdaging moest aangaan bij een relatief kleine club als Rostock vond ik geen probleem. Genoeg mensen hebben me voor gek verklaard. Kew Jaliens, destijds mijn ploeggenoot bij Willem II, zei dat hij nóóit voor zo’n club zou kiezen. Toch vond ik het een heel logische keuze. Als je zóveel kunt verdienen in zo’n mooie competitie, waarom zou je dan niet gaan? Ik heb er geen moment spijt van gehad. In vier seizoenen Rostock heb ik vier verschillende trainers gehad. Telkens moest ik me weer bewijzen en elke keer lukte dat. Alleen in Wenen is het me door omstandigheden niet gelukt te laten zien wat ik kan. Het continu moeten knokken voor je plaats is vermoeiend, maar het houdt je wel scherp. Het nadeel is dat je week in week uit op je tenen loopt, maar dat heeft ook wel weer iets. Even verslappen is er niet bij. Ik heb zó vaak met spuiten tegen de pijn gevoetbald, dat is niet op de vingers van twee handen te tellen. Je speelt dan op niet erg gezonde wijze met je lichaam, maar de waardering die je krijgt maakt veel goed. Het persoonlijke geluk van veel mensen in die regio is afhankelijk van de resultaten van Hansa Rostock. Voor hen bleef je maar gaan en gaan.’

Wat dat betreft was het maar goed dat je een aantal seizoenen onder de extreem veeleisende Co Adriaanse hebt gespeeld.

‘Zeg dat wel. Ook hij was continu bezig met het uiterste uit de spelers te halen en dat was zwaar. Soms zelfs té zwaar.’

Hoezo?

‘Hij was zó kritisch dat ik soms figuurlijk ziek op bed lag als hij je tijdens een training of in een nabespreking weer eens ongezouten kritiek had gegeven. Zijn kwaliteiten als trainer staan buiten kijf, maar als mens heb ik hem na zijn vertrek geen dag gemist. Hij wilde na die tweede plaats het seizoen erop de titel winnen. Dat is voor een club als Willem II onmogelijk, maar Co vond dat we daar wel voor moesten gaan. Dat leverde niet de leukste situaties op...’

Je bent bijna zes jaar uit Tilburg weggeweest. Wie of wat gaf je het gevoel dat je weer thuis bent gekomen?

‘De echte clubmensen. Degenen die achter de bar staan of het eten verzorgen. Ik heb veel dezelfde gezichten aangetroffen en dat maakt het vertrouwd, alsof ik niet weg ben geweest. In de kleedkamer zag ik maar twee bekenden: Nuelson Wau en Anouar Hadouir. Zij waren toen nog talentjes, nu zijn ze waardevolle voetballers. Mooi om te zien dat ze zo zijn gegroeid. Dat ik nu een van de ouderen ben, is een leuk gegeven. Die jonge gasten willen zich continu tegenover mij bewijzen en wijzen me erop dat ik een oudje ben. Ik vind het leuk de dingen die ik heb geleerd op hen over te brengen.’

Vind jij jezelf nog steeds een voetballer die er in actie een beetje klungelig uitziet?

‘Dat heb ik inderdaad een keer gezegd en dat is nog steeds zo, haha. Maar ik heb er geen problemen mee. Ik weet inmiddels dat ik van waarde ben voor een elftal en dat is het belangrijkste. Soms zie ik mezelf op tv iets vreemds doen en denk ik: Nou, Delano, ziet er weer lekker soepeltjes uit. Maar dat is nu eenmaal mijn stijl. Hoewel het soms een beetje klungelig lijkt, heb ik toch een prachtige loopbaan opgebouwd. Ik maak nu deel uit van een defensie van Willem II die, tot de 3-0 nederlaag van afgelopen zondag bij FC Utrecht, vijf keer op rij de nul heeft gehouden. Dat is een evenaring van een clubrecord.’

De eerste twee wedstrijden na je terugkeer gingen verloren en was er links en rechts te horen dat Delano over the hill was.

‘Daar kan ik me iets bij voorstellen. De mensen dachten misschien dat ze direct dezelfde Delano Hill als een jaar of zeven, acht geleden te zien zouden krijgen. Dat verwachtingspatroon was terecht, maar het ontbrak me gewoon aan ritme. Dat er meteen kritiek kwam, hoort een beetje bij Nederland. Mensen hebben hier altijd wat te zeuren. Dat doet me niets.’

Toch had jij er in het verleden moeite mee als er nadrukkelijk werd gewezen op het feit dat je soms een foutje maakte.

‘Klopt, maar dat heb ik in Duitsland afgeleerd. Daar slepen ze er alles bij, krijg je al verwijten als je na een nederlaag in een restaurant gaat eten. Ik respecteer ieders mening, maar ik kan inmiddels zelf goed bepalen of het voldoende is wat ik heb laten zien. Mijn houding is nu eenmaal een beetje flegmatiek en ik geniet van het leven, maar dat heeft niets te maken met hoe ik mijn sport beleef. Nu ik ouder ben moet ik vaker mijn rust pakken en daar heb ik geen enkele moeite mee. Ik vind het niet erg dat bijvoorbeeld Frank van der Struijk een dag na een zware wedstrijd zo fit is dat hij meteen weer aan de bak kan en dat ik overal last van heb. Dat hoort bij het ouder worden. Daardoor krijg ik wél steeds meer respect voor iemand als Phillip Cocu. Dat hij op zijn leeftijd nog steeds twee keer per week zo’n hoog niveau haalt, is echt heel erg knap.’

Lees je trouwens nog steeds veel stripboeken?

‘Toevallig heb ik van de week nog gelezen in een exemplaar van Rob van de Rovers. Ik woon nu tijdelijk bij mijn ouders en daar liggen nog heel veel strips. Het is voor mij niet meer dan ontspanning.’

Als jij, de jongen die pas op zijn zeventiende Neptunus voor PSV verruilde, Oranje had gehaald, was dat óók een stripverhaal waard geweest.

‘Inderdaad, strips over voetbal zijn vaak van die jongensboekverhalen. Helaas ben ik nooit geselecteerd geweest, maar dan was mijn levensverhaal wel heel speciaal geworden. Toen ik voor Hansa Rostock koos, besefte ik dat het Nederlands elftal halen vanaf dat moment eigenlijk onmogelijk zou worden. Co Adriaanse heeft destijds wel een keer gezegd dat ik het niveau van Oranje zou aankunnen, maar ik heb nooit iets uit Zeist gehoord. Vreemd vind ik dat niet. Als een bondscoach spelers als Frank de Boer, Jaap Stam en noem maar op tot zijn beschikking heeft, is het geen schande dat Delano Hill geen kans krijgt. Er is altijd wel wat kritiek op het niveau van de Nederlandse verdedigers, maar ik vind dat we al jaren genoeg goede spelers voor die posities hebben. Ik heb me nooit gepasseerd gevoeld en ben tevreden met wat ik heb bereikt. Dat wil niet zeggen dat ik al gas aan het terugnemen ben. Nog steeds ben ik ambitieus, ik wil met Willem II opnieuw wat neerzetten.’

Is dat reëel gezien de krachtsverhoudingen in Nederland?

‘Als dit team niet uit elkaar valt, kunnen we volgend seizoen strijden om een plaats bij de eerste negen en dan ga je spelen voor Europees voetbal. Dat vind ik een doelstelling die we best mogen nastreven. En intussen wil ik Nederland ook laten zien dat Delano nog niet over the hill is.’

Bekijk hier al onze video's