Hoe het Belgische voetbal Nederland passeerde
Eden Hazard swingt langs verdediger Jean Carlos Garcia in de met 9-0 gewonnen WK-kwalificatiewedstrijd tegen Gibraltar op 31 augustus in Luik.
PRO

Hoe het Belgische voetbal Nederland passeerde

Nog geen twintig jaar geleden was Nederland het België van nu: een voetballand met een sterk nationaal elftal dat zich zonder moeite kwalificeert voor een eindronde. Tegenwoordig zijn de rollen omgedraaid. Bob Browaeys (48) was namens de Koninklijke Belgische Voetbalbond een van de aanstichters van de revolutie op het gebied van talentontwikkeling.

Als je het voetbal echt wilt veranderen, moet je beginnen bij de bron: de trainers die jeugd trainen

Dat België op vrijwel alle fronten Nederland heeft gepasseerd, is onze eigen schuld: hadden we maar niet zo goed moeten zijn tijdens het WK van 1998 in Frankrijk. Oranje en De Rode Duivels zaten bij elkaar in de groep en openden hun toernooi met een onderling duel in het Stade de France. Het bleef 0-0 en de Belgen vierden het puntje als een zege, nadat ze over geluk niet te klagen hadden gehad. Ergens op het platte land van Zottegem schudde Bob Browaeys zijn hoofd. ‘We koesterden het resultaat’, vertelt de senior manager youth development van de KBVB en technisch directeur van Voetbal Vlaanderen (de Vlaamse vleugel), verantwoordelijk voor de trainersopleiding, ontwikkeling van elitespelers en het nationale amateurvoetbal. ‘Maar we vergaten eroverheen te kijken. Deed je dat wel, dan zag je dat Nederland ons in alle facetten van voetbal had overtroffen.’

Die wedstrijd bleek de aanzet tot een revolutie in het Belgische voetbal?

‘Niet alleen dat duel, het hele WK. We deden mee en dat was het wel. Na dat toernooi begon ik bij de KBVB als coördinator trainersopleidingen en topsportscholen. Frans Masson was namens de voetbalbond de directeur van dat onderdeel en had al een begin gemaakt met het nadenken over veranderingen. Hij stelde terecht vast dat als je het voetbal echt wilt veranderen, je moet beginnen bij de bron: de trainers die jeugd trainen. Samen met Frans en iets later Michel Sablon en Marc Van Geersom, de namen die je steeds terughoort als het gaat om de opleiding van trainers en spelers, kwamen we tot de conclusie dat ons voetbal verouderd was. Gedateerd. De successen die we hadden behaald in de jaren tachtig en negentig, kwamen tot stand vanuit een goede organisatie en waren gestoeld op defensief voetbal en de Belgische mentaliteit van hard willen werken. Tijdens het WK van 1998 waren dat nog steeds onze waarden. Welke spelers van ons konden in die tijd nou individueel het verschil maken? Marc Degryse, Luc Nilis en Enzo Scifo. Dat was onze creativiteit, omringd door werkers. Zag je Nederland, met al die talentrijke spelers, of Frankrijk, dat die zomer wereldkampioen zou worden… Het verschil met ons Belgen was schrikbarend.’

Patrick Kluivert springt over keeper Filip De Wilde heen tijdens de WK-wedstrijd Nederland-België in 1998. Dat duel in Parijs (0-0) leidde tot de revolutie in de Belgische voetbalopleiding. Rechts Mike Verstraeten.
Patrick Kluivert springt over keeper Filip De Wilde heen tijdens de WK-wedstrijd Nederland-België in 1998. Dat duel in Parijs (0-0) leidde tot de revolutie in de Belgische voetbalopleiding. Rechts Mike Verstraeten.

Wat was de conclusie?

‘Dat we moesten herbronnen, terug naar de basis. De enige échte vraag was eigenlijk hoe wij onze jeugdspelers dienden op te leiden binnen een visie en een identiteit.’

In België spreken de mensen over ‘Het Pact van Brecht’.

‘Brecht is een plaatsje ten noorden van Antwerpen. De bond had daar een hotel geboekt waar Frans Masson en ik samen met de 25 docenten van onze trainersopleiding zijn gaan brainstormen. Frans en ik hadden wat voorwerk gedaan, ideeën op papier gezet. Samen met die 25 lesgevers zijn we ze stap voor stap verder gaan uitwerken. In feite was het niet zo moeilijk. België bestaat uit een Nederlandstalig en een Franstalig deel, we liggen ook ingeklemd tussen Nederland en Frankrijk, juist de twee landen die zo goed hadden gepresteerd tijdens het WK van ’98. Heel simpel hebben we gesteld: waarom kijken we niet naar wat die Nederlanders goed doen en waarin die Fransen uitblinken?’

Best of both worlds?

‘Exact, maar wel gekoppeld aan wat een eigen Belgische identiteit moest gaan worden.’

Wat was de invloed van de Nederlandse manier van opleiden?

‘Nederland heeft een globale benadering van opleiden. Veel wedstrijdvormen in de trainingen, spelinzicht, creativiteit. Dat vooral hebben we eruit gefilterd. De Franse benadering was vooral erg analytisch, met Centres de Formation, opleidingscentra. Daar lag het accent op het individu, op de techniek, op herhalen, herhalen. Ook hieruit pikten we de naar onze mening goede dingen.’

Dat bij elkaar opgeteld resulteerde in de Belgische visie?

‘Ik schets het allemaal nog even heel globaal, maar zo kwamen we wel uit op een trainings-methode waarin we afwisselend wedstrijdvormen combineerden met meer analytische tussenvormen. Maar stelden we ons ook de vraag wat onze jeugdspelers misten. Dat was heel simpel: creativiteit, een individuele actie. We hadden geen dribbelaars meer. En wat is de basis van voetbal? Dat is toch een-tegen-een. Als je dan kijkt naar de invloed vanuit Frankrijk en Nederland, is die vanuit jullie land toch iets groter geweest. Ik had ooit Rinus Michels ontmoet op een congres in Barcelona, ik hing de visie van Johan Cruijff heel erg aan, bewonderde Louis van Gaal en was al abonnee van jullie vakblad De Voetbaltrainer, waar goede artikelen in stonden. Zo is – samengevat – alles begonnen. Focus op een-tegen-een, vervolgens decision making, passing, creativiteit, kleine ruimtes. In 2002 hebben we zodoende in ons jeugdvoetbal de aantallen aangepast: vijf-tegen-vijf, acht-tegen-acht en elf-tegen-elf. Maar dan komt het: hoe implementeer je alles in je voetbalpiramide? Een groot voordeel werd dat de Vlaamse overheid al eerder was begonnen met topsportscholen. Zij bestonden voor de verschillende sportfederaties, die zo hun grote talenten vanaf vijftien jaar extra trainingen konden aanbieden in combinatie met onderwijs. Wij hebben onmiddellijk ons wagentje aangepikt. Die scholen boden ons de mogelijkheid extra aan de slag te gaan met onze talentvolle voetballers. Ik schreef een gans leerplan met doelstellingen, basics and team tactics, per leeftijdscategorie, gelinkt aan onze nieuwe opleidingsvisie. De nationale jeugdploegen gingen tegelijkertijd meteen 4-3-3 spelen. Niet eens als doel op zich, maar als je net zoals wij dribbelaars wilt opleiden, móét je spelen met buitenspelers. Zo stimuleer je creativiteit. Voorheen speelden die teams 4-4-2 of 3-5-2. Wat je dan vooral opleidt, zijn lopers.’

Wil je net zoals wij dribbelaars opleiden, dan móét je spelen met buitenspelers. Zo stimuleer je creativiteit

Hoe weet je dan of het ook werkt?

‘Dan komt weer het voordeel van die topsportscholen om de hoek kijken. Alles wat we wilden, konden we daar testen en in de nationale jeugdteams. Dat is het voordeel van met niet zo veel zijn. We hadden een klein groepje, dat ook nog eens actief was in het voetbal. Ik train bijvoorbeeld ook België Onder-16, afwisselend met Onder-17. Dan ga je gewoon aan de slag en werk je met korte lijnen. Ook op die scholen heb je het voordeel dat jongens in kleine groepjes werken. Als er normaal 32 uur staat voor lessen, stoppen ze het daar in twintig uur. Zo komt er twaalf uur vrij voor vier trainingen van drie lesuren voor spelers die wij als voetbalbond hebben geselecteerd. Die trainingen worden verzorgd door coaches van de KBVB. Verspreid over acht scholen door België zitten daar de talenten van de clubs. Dus op de school in Brugge trainen de talenten van Club Brugge, Cercle Brugge, Oostende en Roeselare overdag allemaal met elkaar, onder leiding van een gediplomeerde en professionele trainer, volgens de visie van de bond. We redeneren simpel: het is óns talent en wij hebben onszelf verplicht er goed en zorgvuldig mee om te gaan. Voorheen trainden die talenten misschien drie keer per week, ’s avonds bij hun club. Nu kregen en krijgen ze zo al vier trainingen in de ochtend, plus die drie in de avond, want dan trainen ze gewoon op de club. Ergo: van drie plus één – de wedstrijd – gaan ze naar zeven plus één. De intensiteit is zodoende enorm omhooggegaan.’

Kik Pierie zet Logan Ndenbe de voet dwars. Nederland Onder-17 is België op 14 maart de baas en wint in Uden met 2-0.
Kik Pierie zet Logan Ndenbe de voet dwars. Nederland Onder-17 is België op 14 maart de baas en wint in Uden met 2-0.

Om dit alles te kunnen realiseren, had u alle medewerking nodig van de clubs. Hoe heeft de KBVB al die botsende belangen toch op één lijn gekregen?

‘Dat was de belangrijkste stap: hoe de clubs te overtuigen? Wel, nadat we onze visie kleinschalig hadden getest op de scholen en bij de nationale jeugdteams, moesten we ’m gaan verspreiden. Hoe doe je dat? Ook weer bij de bron: via de opleiding van trainers. Met de winst van EURO 2000, het EK dat we samen met Nederland organiseerden, hebben wij gratis het laagste niveau van trainers georganiseerd. Dat wil zeggen: we boden een cursus aan voor niks. Eind jaren negentig schreven zich jaarlijks tweehonderd trainers in voor die cursus; alles bij elkaar, dus alle niveaus opgeteld, waren het er 250. Wij hadden in België helemaal geen cultuur van trainers opleiden zoals in Nederland. Iedereen modderde maar wat aan, er was geen visie, geen structuur. Door die eerste cursus gratis aan te bieden, hadden we onmiddellijk zo al tweeduizend aanmeldingen. Sindsdien zitten we jaarlijks op dat aantal, soms zelf wat meer. Op die manier waren we in staat die beginnende trainers te beïnvloeden met onze visie. Voor ons was het daarnaast ook belangrijk de hoofden opleiding van alle clubs snel op één lijn te krijgen.’

Iedere club denkt anders over het opleiden van talent, het hoofd opleiding van Anderlecht houdt er ongetwijfeld andere ideeën op na dan dat van Club Brugge.

‘We hebben in 2004 voor de hoofden opleiding van alle clubs uit de twee hoogste divisies een cursus georganiseerd. Dat deden we in samenwerking met Dubbelpass, een auditbureau dat de opleidingen van de Belgische clubs doorlichtte. Ze kregen een audit en van daaruit een rapport met als uitkomst een aantal sterren, dat de kwaliteit van de opleiding bepaalde. Die cursus van ons hoorde ook bij die audit. Wat je dan krijgt, is dat clubs met een kleiner aantal sterren toch teleurgesteld waren en wij ze konden helpen met wat ze tekortkwamen. Iedereen deed mee en op die manier waren wij in staat onze visie te implementeren in de clubs. Maar luister goed: dat is wat anders dan opdringen, hè. Jij stelt terecht dat Anderlecht en Brugge er misschien een ander idee van opleiden op na houden. Dat is ook niet erg, dan praat je over details. Wij hebben alleen maar verteld en uitgelegd wat de opleidingsvisie is van de KBVB, we hebben clubs nooit verplicht zich eraan te houden. Maar wat stelden we vast? Toch dat vrijwel iedere club het heeft overgenomen, met uiteraard eigen accenten.’

Je moet pas elf-tegen-elf spelen als een kind praktisch een volwassen lichaam heeft, anders lijkt het voor hen of ze op een vliegveld voetballen

Laten we het eens concretiseren en een Belgisch spelertje van vijf jaar nemen. Schetst u eens zijn opleidingstraject.

‘Hij begint met dribbelen, de essentie van onze opleiding. We creëren een omgeving waarin hij niet eens kán passen. Hij moet eerst baas worden over die bal. Daarna plaatsen we er een hindernis tussen, een pionnetje of zo, een denkbeeldige tegenstander. Dat is een-tegen-een, de basis. En waarom zo? Een kind van die leeftijd is egocentrisch, die kijkt niet naar anderen, kan geen twee complexe taken samen doen. Dus kun je hem beter leren de bal te beheersen, want zodra die controle er is, gaat hij toch vanzelf over die bal heen kijken. Pas dan komt er ruimte voor samenspel. Als je te vroeg begint met overspelen, laat je kinderen hun bal weggeven. Wat hebben zij dan voor ontwikkeling? Wat wij willen is vanuit die een-tegen-een aandacht vrij maken dat spelers de juiste beslissingen gaan nemen. Dus dat ze leren kiezen tussen een dribbel of een pass, decision making, en dat doen we met twee-tegen-twee. De volgende stap is dan vijf-tegen-vijf, een enkele ruit. Daarna acht-tegen-acht, dubbele ruit. Vooral die laatste vorm is een significante verandering geweest in ons jeugdvoetbal. Nederland speelt zeven-tegen-zeven, eigenlijk een slechte vorm. Als je wilt, zoals wij, dat kinderen gaan dribbelen en tot decision making komen, moet je vertrekken vanuit een een-tegen-een-situatie. Bij zeven-tegen-zeven is dat lastig, dat is keeper plus zes, daarmee kun je nooit een-tegen-een én diagonale passing hebben. Met acht-tegen-acht heb je op het veld een dubbele ruit en kun je dribbelen, kiezen voor een korte pass, of een lijn overslaan met een iets langere pass. Dan ga je al richting elf-tegen-elf, een vorm die ik eigenlijk niet zo aanhang in de jeugd. Je hebt dan te maken met buitenspel, een slechte regel als je dribbelaars wilt opleiden. Door die regel krijg je te maken met ruimte in de rug. Dat nodigt uit tot lopers en lange ballen, wat trainers kan verleiden daarvoor te kiezen. Daarom vinden wij dat je elf-tegen-elf moet spelen als een kind praktisch een volwassen lichaam heeft. Anders lijkt het voor hen of ze op een vliegveld spelen. Eerst de kleine ruimte ontdekken en beheersen, zodat alles makkelijker wordt zodra die groter wordt bij elf-tegen-elf.’

Als het individu vooropstaat, heeft u niks aan jeugdtrainers die willen winnen.

‘Dat is precies het punt. Vandaar dat we in België geen klassement maken bij de jeugdteams tot Onder-13. Pas bij Onder-14, met elf-tegen-elf, kun je bij ons kampioen worden, in de jaren daarvoor draait alles om het spelen.’

Het moet een lastige strijd zijn geweest die regel erdoor te krijgen.

‘Enorm! Maar we zijn ’m wel aangegaan met onze jeugdtrainers. Weet je waarom het zo lastig is? Een jeugdtrainer is zelf speler geweest en dan wil je winnen. Maar opleiden staat bij ons juist diametraal van dat. Een jeugdtrainer komt zijn eerste training geven met als achtergrond: winnen. Die mentaliteit moet overboord. Als jeugdtrainer vraag je dingen van spelers die ze nog niet beheersen. Jij helpt ze dat wél te kunnen. Dát is je taak. Je moet jeugdtrainers beoordelen op de som van de gemaakte vooruitgang van al hun spelers. Maar ze dat laten inzien, is moeilijk.’

België voor het WK-kwalificatieduel met Gibraltar. Achteraan vanaf links: Thibaut Courtois, Romelu Lukaku, Axel Witsel, Thomas Meunier, Vincent Kompany en Jan Vertonghen. Vooraan: Eden Hazard, Toby Alderweireld, Kevin De Bruyne, Yannick Carrasco en Dries Mertens.
België voor het WK-kwalificatieduel met Gibraltar. Achteraan vanaf links: Thibaut Courtois, Romelu Lukaku, Axel Witsel, Thomas Meunier, Vincent Kompany en Jan Vertonghen. Vooraan: Eden Hazard, Toby Alderweireld, Kevin De Bruyne, Yannick Carrasco en Dries Mertens.

In Nederland is juist een punt van kritiek dat winnen niet belangrijk genoeg wordt gemaakt in de opleiding.

‘Je moet dat onderdeel juist herkennen in je talentdetectie. Een kenmerk is winnaarsmentaliteit. Je ziet aan hoe spelers reageren bij een achterstand, wat ze doen als ze de bal verliezen, of ze initiatief tonen, coachen. Winning mindset. Als dat erin zit, is daarna alles te ontwikkelen.’

Ik vermoed dat 25 procent van alle talenten verloren is gegaan in het verleden. Alleen maar doordat er werd gescout op presteren in plaats potentie

Talent herkennen is een belangrijk onderdeel van iedere opleiding, maar hoe voorkom je dat talent wegglipt door de mazen van het net?

‘Juist dat was lang een probleem, ook in België. Het is simpel: zonder goede talentidentificatie geraak je nooit tot een goede talentontwikkeling. Ik kom dan toch opnieuw weer uit bij onze topsportscholen. In 1998 zijn we ermee gestart en hebben we ons de vraag gesteld: welke spelers willen wij nou opleiden? Waar exact moeten wij naar op zoek gaan? Toen wij net waren begonnen, kwamen de vaardige spelers opzetten, de Messi’s, Xavi’s, Iniesta’s. Le retour des petits, de terugkeer van de kleintjes. Zij pasten in het beeld van de Belgische speler die wij voor ogen hadde: dribbelvaardig. Wij stelden vast dat juist dat soort spelers laat bloeiden, doordat ze te maken kregen met het geboortemaand-effect en de problematiek van maturiteit, de snelheid van groeien, seksuele rijpheid, et cetera. Ik leg het zo uit, maar in 2008 zijn wij niet voor niets een opleiding begonnen voor talentscout. Er is namelijk bij voetballers een groot verschil tussen een high performer en een high potential. De eerste is een jeugdspeler die vandaag top presteert: hij scoort, is verdedigend sterk en fysiek top voor zijn leeftijd. Zij zijn de vroegrijpe spelers. Maar ze voetballen vervolgens tegen leeftijdgenoten die weliswaar in hetzelfde jaar zijn geboren, maar veel van hen later of die een achterstand hebben op het vlak van maturiteit: de laatrijpe spelers. Dat verschil is enorm; in lengte, gewicht en gedrag. Ongelijke strijd. Als we scouten naar talent van zeven, acht jaar, vallen altijd de jongetjes op die zijn geboren in januari en februari. Die hebben een jaar meer voetbalervaring, een jaar meer uren gemaakt op het trainingsveld en zijn een jaar fysiek sterker dan jochies uit oktober, november en december. Om het visueel te maken: je neemt een foto van een baby die is geboren in januari en eentje die is geboren in december. Als je die foto’s naast elkaar legt, zie je een gigantisch verschil. Als ze zes, zeven, acht jaar zijn, is dat verschil nog duidelijk aanwezig. In die fase worden er dus fouten gemaakt bij de rekrutering van talent. Lange tijd zagen de scouts alleen de vroeggeboren en vroegrijpe spelers, de high performers, want met die spelertjes ga je wedstrijden winnen. De jongens die in feite talentrijker zijn, maar fysiek niet meekonden, vielen af. Ze moeten mee in het geweld van de ouderen en kunnen dat niet aan, overtrainen zich, krijgen blessures en vallen vervolgens af. Ik vermoed dat op die manier 25 procent van alle talenten verloren is gegaan in het verleden. Alleen maar doordat er werd gescout op presteren in plaats potentie.’

Jullie hebben de scouts anders laten kijken.

‘Ze moesten potentie herkennen. Daarvoor heb je een aantal criteria waaraan een toekomstig voetballer moet voldoen: explosiviteit, spelinzicht, winning mindset, body en balcontrole.’

De vraag is: hoe filter je ze uit die maturiteitsproblematiek en het geboortemaand-effect?

‘Door ze te laten spelen tegen gelijken. Dus wat doen we in onze provinciale detectiedagen Onder-12 en Onder-13: we delen spelers in per geboortemaand. Pas dan, tegen jongens van op dat moment hun gelijke sterkte, zie je de potentie. Wij trekken dit door naar onze elitespelers vanaf Onder-14, een leeftijd waarop we de zogeheten Future teams vormen. Die nodigen we allemaal uit op vier locaties in België. De clubs geven hun maturiteit door en wij zetten de spelers met dezelfde maturiteit bij elkaar. De vroegrijpen tegen elkaar, de normalen tegen elkaar en de laatrijpen. Met die laatste groep eindigen we steevast en wat je dan ziet… Om je vingers bij af te likken hoe die gasten voetballen. Fenomenaal, Barcelona... Alleen: die gastjes zitten bij hun club vaak op de bank, omdat ze fysiek niet volgroeid zijn. Ze winnen nog geen wedstrijden voor je. Maar door ze op tijd te vinden, ze te laten samenspelen, geef je ze een kans en maken ze het verschil zodra ze wél volgroeid zijn. In feite is jeugd trainen dus maatwerk bieden. Opleiden is een individuele sport.’

Noemt u eens een speler die u aan dit traject hebt overgehouden?

‘Yannick Carrasco. Hij zat in ons Future team van 2008, maar bij Racing Genk vonden ze hem geen toptalent. Wij waren wild van Yannick, omdat we zijn potentie zagen. Ik nam hem mee met de Futures Onder-17 voor een oefenduel met Luxemburg. Op de tribune zat een scout van AS Monaco, die kwam voor een andere speler. Maar ook hij zag het talent van Yannick. Zo kwam hij terecht bij Monaco en de rest is historie. Onze grootste winst is dat de clubs nu ook zo gaan scouten. Club Brugge, Anderlecht en Genk zijn er al ver mee. Op die manier hou je al je talent in kaart. Dan nóg pik je laat talent op. Marouane Fellaini speelde op zijn zeventiende nog bij de amateurs van Olympique Charleroi, nadat Anderlecht hem had weggestuurd. Via ons provinciaal detectiesysteem konden we hem nog ontdekken. Ook dat doen we als KBVB. Vanaf Onder-12 struinen we de amateurvelden af op zoek naar die ene speler die toch is ontsnapt aan de aandacht van de profclubs. En ja, hoor: vaak tref je dan toch weer de laatrijpe spelers.’

Had Dries Mertens het anders gered?

‘Ik vermoed van niet. Dries is de inspiratie geweest voor de Future teams. Fantastische speler, maar bij Anderlecht mocht hij nooit meedoen. Toch zat hij op een van onze topsportscholen en nam ik hem bij Onder-17, terwijl iedereen me uitlachte. Wat moest ik met een lilliputter? Dries had geluk dat een van zijn trainers van de topsportschool hoofdcoach werd van Eendracht Aalst uit de Derde Nationale. Hij nam hem mee, twee niveaus lager, en op zijn zeventiende groeide hij uit tot de beste speler van die competitie. Toen kwam AGOVV en ging het snel.’

‘Ik haalde Dries Mertens bij Onder-17, terwijl iedereen me uitlachte. Wat moest ik met een lilliputter?’
‘Ik haalde Dries Mertens bij Onder-17, terwijl iedereen me uitlachte. Wat moest ik met een lilliputter?’

De Visie 2000 van de KBVB werpt vruchten af, maar is tegelijkertijd de huidige nationale ploeg van België een lichting talent die zich gewoon één keer in de zo veel jaar aandient?

‘Hiertegen kan ik niks inbrengen. Er bestaat geen enkele wetenschappelijke methode om te kunnen aantonen dat door onze visie, de vernieuwde trainersopleidingen, de samenwerking met de topsportscholen en de Future teams we nu een fantastische generatie hebben. Inderdaad, het kunnen allemaal one shots zijn. Maar anderzijds: als ik kijk naar het talent dat we hebben in onze nationale jeugdploegen, kan ik niet anders dan constateren dat dit de spelers zijn die we eind jaren negentig voor ogen hadden: dribbelaars, creatieve voetballers. Maar dan durf ik nog niet te beweren dat het door ons komt. Wat ik altijd heb betracht, is een zo goed mogelijke visie en opleidingsmodel te ontwikkelen in de eerste plaats voor de spelers zelf. Omdat ik vind dat ieder kind in België het recht heeft op een goede voetbalopleiding. Vandaar dat we op ons amateurniveau clubs verplichten alle spelers te laten meedoen. We hebben per wedstrijd zoals in basketbal vier quarters van vijftien of twintig minuten ingevoerd, omdat we vaststelden dat toch te veel jeugdtrainers nog steeds wilden winnen en met dezelfde jongens speelden, veelal de vroegrijpe. Nu zijn ze verplicht na quarter 1 en 3 de wisselspelers in te brengen, zodat ieder kind verzekerd is van ten minste vijftig procent speeltijd.’

Ze moeten aan de bal komen.

‘Tot zo laat mogelijk in hun opleiding. Daarom ben ik geen fan van al die positiespelletjes voor de jeugd met de verplichting van twee keer raken. Niet in onze opleiding, creativity killers. Als je maar twee keer de bal mag beroeren, ga je foute beslissingen nemen. In de jeugd: iedereen aan de bal. Zo simpel is het.’

Als bondscoach van België Onder-17 werkt u al jaren met de grootste talenten. Wanneer begon u te beseffen dat u goud in handen kreeg?

‘Eden Hazard, Dries Mertens, Moussa Dembélé, Jan Vertonghen, Kevin De Bruyne was iets eerder, Thibaut Courtois ook, maar ik zag ze allemaal spelen. Dat is wel het opvallende aan de huidige nationale ploeg: bijna allemaal hebben ze het traject doorlopen van onze nationale jeugdteams, van Onder-15 tot nu. En anders zaten ze wel op een topsportschool. Je moest gek zijn hun potentie niet te herkennen.’

Nederland is juist een land met potentie, in feite is er geen reden tot grote zorg

Wanneer u als opleider naar Nederland kijkt, ziet u dan een voetbalnatie in verval?

‘Nee, ik zie juist een land met potentie. In Nederland zijn een miljoen spelers aangesloten bij clubs, wij hebben er vierhonderdduizend. Het potentieel is al groter. Daarbij mogen jullie je gelukkig prijzen met een topsportcultuur, iets wat bij ons ontbreekt. Kijk naar al die medailles die Nederland wint bij de Olympische Spelen. Neem daarbij nog de perfecte infrastructuur en het betere opleidingsklimaat bij het doorontwikkelen, en in feite is er geen reden tot grote zorg.’

U bent zeer beleefd, maar het kan toch niet anders dat u ook dingen ziet die bij ons niet goed gaan in de opleiding?

‘Ik denk dat jullie nu de juiste spelers de kans moeten gaan geven richting de nationale ploeg. Dan kost het je drie jaar, maar heb je wel een elftal in ontwikkeling. Bij ons ging dat net zo. Doordat er voorheen weinig potentieel was, kregen Kompany, Vertonghen, De Bruyne, Lukaku, Hazard en noem ze maar op kansen én de tijd, want ook zij presteerden niet meteen. Dat geduld zul je als Nederland nu ook moeten hebben. Maar voor de rest, inhoudelijk kan ik niet oordelen over hoe jullie werken in de jeugd. Ik begrijp dat het individualistischer wordt, naar mijn mening een goede zaak, alleen had dat eerder gemogen. Ook vind ik het niet slim dat de jeugdteams in Nederland kunnen promoveren en degraderen, daarmee laat je resultaat prevaleren boven opleiden. En als ik kijk naar de jeugdteams van Oranje, bestonden die veelal uit vroegrijpe spelers. Het kan dus niet anders of veel talent bij jullie is verloren gegaan.’

Jan Vertonghen in zijn tijd bij Ajax.
Jan Vertonghen in zijn tijd bij Ajax.

Tot slot: u had al uw kennis en kunde in dienst kunnen stellen van het Nederlandse voetbal.

‘Ajax wilde me hebben als coördinator methodologie, heb ik lang over moeten denken. Ik heb gesprekken gevoerd met Wim Jonk en Ruben Jongkind, en bij elke discussie bleek dat we op één lijn zaten. Ajax, Barcelona, voor mij is dat een bron van inspiratie geweest met als rode draad Johan Cruijff. De interesse charmeerde mij enorm, maar ja, ik werk achttien jaar bij de KBVB. We hebben alles opgebouwd, we zien talenten komen, het gaat goed, maar niets moeilijker dan te zorgen dat het goed blíjft gaan. Ik kan hier niet weg, omdat ik nog niet klaar ben. Al besef ik ook wel dat het werken met talenten nooit af zal zijn.’

Wie is Bob Browaeys?

Bob Browaeys (48) keepte zelf voor Waregem, voordat hij in 1999 aan de slag ging bij de Belgische voetbalbond (KBVB), als trainer van de nationale teams Onder-15, -16 en -17. In zijn functie van voetbaltechnisch coördinator werd hij verantwoordelijk voor de trainersopleiding, ontwikkeling van elitespelers en het nationale amateurvoetbal. Browaeys is een van architecten van de Belgische Visie 2000 op het jeugdvoetbal en talentontwikkeling. Mediatrainer Cees Wijburg leerde Browaeys kennen toen hij doceerde aan de trainerscursus in België. ‘Een bescheiden, maar absolute vakman’, zegt Wijburg, ‘altijd op de achtergrond bezig met de ontwikkeling van het Belgische voetbal. Het wordt tijd dat hij er de credits voor krijgt.’

Gerelateerde artikelen