In 1978 was PSV voor het laatst toonaangevend met een team dat dreef op streekvoetballers. Met een mengeling van gemoedelijkheid en kameraadschap wist de club uit Eindhoven deze donderdag exact 46 jaar geleden zelfs de UEFA Cup te veroveren. ‘We wilden laten zien dat die Brabanders toch wel een bietje konden voetballen.’
Amsterdam; Sittard, Eindhoven, Didam, Den Bosch; Helmond, Helmond Arnemuiden; Helmond, Eindhoven, Breda. Het was een veredeld streekelftal waarmee PSV in 1978 het Franse SC Bastia met 3-0 versloeg en zo, na de doelpuntloze heenwedstrijd, beslag legde op de UEFA Cup. Tien jongens uit de provincie en een geniale keeper uit Amsterdam, Jan van Beveren, die zich in de buitengewesten veel prettiger voelde dan in de hoofdstad.
Lang voordat de PSV-aanhang het boerenimago ging cultiveren, had de club een elftal dat de geuzennaam waardig uitdroeg. Nee, de spelers werkten niet op het land. Maar het waren wel stuk voor stuk voetballers zonder kapsones, die voor elkaar en hun club door het vuur gingen. Ze wilden presteren, maar ook plezier maken. Samen vormden ze het meest PSV’se PSV ooit. Een ploeg met bravoure, maar dan wel op zijn Brabants. Grootspraak werd niet gepruimd. De spelers waren aanraakbare helden voor de supporters. Of het waren zélf supporters, vermomd als profvoetballers.