'Louis van Gaal doet of hij graag liggend juicht'

Als ik ergens een hekel aan heb, dan is het wel aan spelers die na een doelpunt naar de bank hollen om iemand te bedanken. Ik ben voor pure beleving. Je maakt een beslissend doelpunt, in je hoofd ontploft vuurwerk, de euforie stroomt in je botten en je begint vanzelf te bewegen. Sommige spelers doen daarna een uitheems dansje rond de cornervlag. Fout.

'Louis van Gaal doet of hij graag liggend juicht'

Dat ziet er te bedacht uit en het heeft ook vaak niet meer allure dan je dronken vader die, met zijn kruis vooruit stotend, tijdens een buurtfeest onder een latje door probeert de dansen.

Ik wil het niet eens hebben over vier spelers die na een doelpunt iets doen wat ze blijkbaar tijdens een training hebben ingestudeerd. Zitten ze opeens achter elkaar in de hoek van het veld en doen een kano na. Schorsen voor het leven. Als je wilt roeien, ga je maar in New Orleans voetballen.

Voetballers met een bedrukt T-shirt onder hun tenue, met een boodschap voor Jezus, hun pasgeboren kindje of hun vrouw, ook die moeten keihard worden aangepakt. Voor straf een seizoenlang laten voetballen met de wekelijkse aanbiedingen van de kiloknaller op hun borst. Dat zal ze leren.

Scoort toch minder lekker, met de afbeelding van drie kilo hamlappen op je shirt.En het is allemaal zo makkelijk. Bij juichen denk je juist niet na. Het liefst juich je op de plek waar je toevallig staat als de bal het net raakt.

Het is het mooist als de scorende speler, nog voor de bal over de lijn rolt, al weet dat hij een doelpunt heeft gemaakt. In dat geval zie je ook wie klasse heeft en wie niet. De ongenaakbare prof, de held, loopt gewoon door naar de zijlijn, kijkt niet meer om naar het balletje dat hij net tergend langzaam richting doel heeft geschoten en doet alleen maar zijn arm even omhoog.

Eigenlijk is die houding altijd te verkiezen boven de hysterische jankvariant. Ik zie bij MTV liever een popmuzikant het podium opwandelen en, zonder iets te zeggen, even snel een wanstaltig beeldje omhoog houden, dan dat ik drie kwartier moet luisteren hoe het laatste zingende tietenkontmeisje drie kwartier haar ouders bedankt.

Rust, daar gaat het om bij juichen. Imploderen in plaats van dat domme gedraaf als je hebt gescoord. Het ergste draven na een doelpunt is dit draven: een speler scoort en draait zich meteen om. Hij wijst naar de bank en roept iets. Meestal: 'Zie je wel.' Of: 'Jij zei het!!' Daarna begint het domme hollen. Medespelers willen hem ook feliciteren, maar krijgen hem niet te pakken.

Dat is heel vervelend om naar te kijken, een volwassen man die – zijn collega's steeds maar ontwijkend – over het voetbalveld zwalkt. Tikkertje voor autisten, zoiets. Tijdens het hollen blijft hij maar wijzen naar de bank. Hij roept ook weer iets. Soms heeft een medespeler, die hij niet op tijd kon ontwijken, hem even beet. Dan rukt hij zich los. In een teamsport een schofterig gebaar.

Ik zou als coach meteen een disciplinaire straf uitdelen. Een speler die zijn doelpunt exclusief wil vieren met iemand op de bank, mag voortaan een half jaartje in het tweede elftal gaan staan juichen met de achterlijke terreinknecht.

Dan de aankomst bij de bank. De scorende speler neemt meestal een materiaalman of een reservespeler in zijn armen. Die persoon staat hem al met open armen op te wachten. Meestal gaat het om de reservekeeper die een keer voor de spits heeft gekookt. Soms is het een reservespeler met wie de scorende spits drie jaar lang, met een dekentje over hun schoot, heeft zitten kankeren op de coach.

Ton Boot, de bekende basketbalcoach zou dat nooit tolereren. Het is ongepast om na een doelpunt exclusief en met een verborgen, van tevoren bedachte boodschap je doelpunt te vieren. Het is niet meer en niet minder dan een publieke fuck you naar je medespelers en het publiek.

Maar het kan altijd nog erger. Spelers die naar hun coach lopen om hem te bedanken voor het gestelde vertrouwen. We hebben het hier over een beroep. Over profs. Johan Derksen zou raar opkijken als ik iedere week, na plaatsing van mijn column, in de auto stap, naar Gouda rijd, zijn kantoor binnenstorm en hem huilend in de armen val.

Daarom heb ik mij laatst zo geërgerd aan de korte maar hevige copulatie van Arjen Robben en Louis van Gaal. Daar, langs de kant van het veld, verzamelde alles wat voetbal zo ontzettend lelijk kan maken zich in één moment.

Eerst die rare valpartij van Louis van Gaal, ook weer veroorzaakt door dom juichend hollen. Van Hanegem en Cruijff zouden, als coach, nooit hollen. Hollen is iets voor zelfingenomen proleten. Aad de Mos is een hollertje. Robert Maaskant, een hollertje. Mourinho, een hollertje. Een echte coach, een coach met stijl, die holt niet.

Bij Van Gaal was het nog erger. Hij gleed uit, vlak voor de reservebank. Ik heb het fragment teruggekeken en daar ligt voor assistent/slaaf Andries Jonker nog wel wat werk in de sociale sfeer. Niet een van de spelers steekt een poot uit om Van Gaal weer overeind te helpen.

Daar, op de grond, zie je opeens de kleinheid, het narcistische, die rare in zichzelf gekeerde geest van Louis van Gaal. Hij doet net alsof hij niet viel. Dat zie je ook wel eens bij mensen die van hun fiets af flikkeren. Doen ze, met een open knie en een broek aan flarden, alsof het zo hoorde. Van Gaal doet dat ook. Het heeft bijna iets aandoenlijks. Kinderachtig. Zelfs als je op je bek gaat nog steeds doen alsof je het allemaal al van tevoren zo bedacht hebt. Van Gaal doet alsof hij graag liggend juicht.

Dan verschijnt Arjen Robben opeens in beeld. Die moet al onderweg zijn geweest. Hij gaat boven op zijn coach liggen. Een speler die na een doelpunt zijn coach gaat bedanken en een coach die dat, liggend, met te gladden schoenen aan, snuivend van opwinding toelaat.

Daar lagen twee mensen die schijt hadden aan het team. Ze hadden genoeg aan elkaar.

Nico Dijkshoorn

Bekijk hier al onze video's